Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mariniers in Noorwegen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mariniers in Noorwegen

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Elk jaar gaat een deel van ons korps Mariniers voor ongeveer drie maanden naar Noorwegen. Ze vertrekken in januari en komen in maart weer terug. Het is een van de taken die het korps in NAVO-verband heeft. Het Nederlandse contingent maakt in het hoge noorden deel uit van het Engelse marinierskorps, omdat het Nederlandse Korps Mariniers vrij klein is. De totale sterkte is ± 2800 man, van wie een klein gedeelte naar Noorwegen gaat. Bobo Freeke maakte enkele jaren geleden deel uit van het keurkorps en ondervond aan den lijve wat het betekent om te moeten oefenen in een poolklimaat. Zet de kachel maar wat hoger; zijn relaas zal u de koude rillingen over de rug jagen. <br />

Als je naar Noorwegen moet in de wintermaanden, heb je daar een bepaalde voorbereiding voor nodig. Die begint al op de kazerne. Je krijgt lessen over alle aspecten van het land en het klimaat en hoe je je daarop moet voorbereiden. Het is bepaald niet zo dat je op wintersport gaat. De weersomstandigheden zijn ronduit extreem te noemen. Daarom leer je alles-over kleding, EHBO, rantsoenen, verplaatsingen, noem maar op. Alles doe je in het noorden eigenlijk anders. Je moet er heel bewust te werk gaan. Het allerbelangrijkst is wel het "buddy-systeem". Dat komt erop neer datje een vaste maat hebt en alles met elkaar doet. Maar ook voor elkaar. Nu is het niet zo datje alleen maar met z' n tweeën werkt en leeft; in feite geldt deze mentaliteit in het hele groepsverband. Want als je er alleen voor staat, of het allemaal alleen wilt doen, dan red je het niet. Je krijgt het dan heel moeilijk. Het "buddy-systeem" wordt al bij de eerste opleiding, als je opkomt, erin gehamerd. Ik kan wel zeggen dat dat een heel positief uitgangspunt is. Je leert je heel sociaal opstellen. En je raakt ook goed op elkaar ingespeeld. Dat heb je nodig, want als werkelijk de nood aan de man komt, ben je helemaal op elkaar aangewezen.

Uitrusting
Voor Noorwegen krijg je een speciale uitrusting. Als je dat ziet! Het is een hele berg. Er zit ook uitrusting bij voor de bergtraining, zoals een paar stevige, zware berg/wandelschoenen. Maar de meeste uitrustingsstukken zijn voor beide doeleinden. Een kleine opsomming: speciaal lang ondergoed, poolsokken, Noorse shirts (dikke skipully's), camouflagekleding, balaclava (bivakmuts), Noorse muts, winter-camouflagepakken, regenpakken, Burgan (rugzak met uitwendig frame), per twee man een brander op benzine (nafta), bergschoenen, skischoenen, muppets (zo noemden we speciale overschoenen voor je skischoenen als je in je bivak bent), tentsocks (soort geïsoleerde pantoffels), die ik veel gebruikt heb. Een paar ijskoude voeten is heel vervelend en bovendien is bevriezing er het grootste gevaar. Verder > natuurlijk handschoenen, overhandschoenen, skihandschoenen. En nog een groot aantal nuttige hulpmiddelen.

Tokkelen
Voordatje naar Noorwegen gaat krijg je dus eerst je bergtraining. Die begon op de kazerne. Daar staat een toren van zo'n 20 a 25 meter. Hier leer je de basistechnieken voor het afdalen langs een steile wand of langs een touw dat schuin gespannen is. Tokkelen noemen we dat. Daarbij gebruik je een stuk touw met een lus aan de ene kant en een grote houten knoop (zoals op een houtje-touwtje-tas) aan de andere kant. De grote houten knoop doe je door de lus, zodat je één geheel hebt. De "tokkel" legje over het touw waarlangs je af moet dalen en je steekt je handen door de beide lussen die je dan hebt. Dan laatje je voorover vallen. Zo glijd je naarbeneden. Zo leer je ook "abseilen" bij een steile wand. Dat is best wel spectaculair. Want je moetje over de rand laten zakken en zorgen dat je voeten plat tegen de wand staan en datje zelf loodrecht op de wand staat of hangt, hoe je het noemen wilt. En dan moetje over je schouder kijken waarlangs je het touw gaat vieren. Je krijgt dan vanzelf een holle rug. Dan veer je door je knieën en zet je je af. Als het ware spring je van de muur af. Tegelijkertijd laatje het touw vieren. Het was de sport om zo groot mogelijke sprongen te maken. In het begin knijp je hem best. Het is zo onnatuurlijk om zo naar beneden te hangen en alleen maar te vertrouwen op een touw. Maar die angst gaat wel weg en dan vind je het steeds leuker worden.

Ardennen
Na deze lessen op de klimtoren ga j e een week naar België. Daar wordt dan geoefend op de rotsen in de Ardennen. Dat is wel wat anders dan zo'n klimtoren. Er is daar een punt van waaraf je beneden een riviertje ziet stromen en een weg slingeren. Dan voel je je toch wel weer een beetje onbehaaglijk. Maar dat gevoel is gelijk weg als je daar aan dat touw hangt. Je voelt dan enkel sensatie. Er zijn trouwens allerlei maatregelen getroffen om je veiligheid te waarborgen. Overal instructeurs die eerst alles controleren voordatje een afdaling gaat maken en je dan nog een paar laatste instructies geven. En dan heb je nog altijd een veiligheidslijn. Er zijn dan ook geen ongelukken gebeurd. Het was die week nogal regenachtig en we hadden er een bivak ingericht met onze puptentjes. Iedereen heeft een halve tent, een set voor één tentstok en een scheerlijn plus een paar haringen. Echt waterdicht zijn die tentjes niet. Want om ze te maken moetje twee helften aan elkaar knopen en ze zijn zo groot datje nooit vrij van het tentdoek kan liggen. Je ligt er met z' n tweeën in en dan moetje ook je uitrusting er nog in stoppen. Desondanks slaapje als een blok. De hele dag inspanningen in de buitenlucht. Dat wil wel helpen. Zo'n week vliegt dan ook voorbij.

Schotland
Na België is Schotland aan de beurt. Tegenwoordig is dat Wales, maar in mijn tijd was dat nog Schotland. Daar gaat men heen voor meerdaagse marsen in bergachtig terrein. Het leukste is dat ze dat doen in de natste periode van het jaar, november. Je gaat er twee weken heen. Eén week om te lopen en één week voor schietoefeningen. Het was echt een natte periode, lekker druilerig weer. Het basiskamp was opgebouwd uit grote tienpersoonstenten met op olie gestookte kachels erin. We sliepen op stretchers. Overal in het kamp en in de tenten lagen vlonders, zodat we niet zo veel last hadden van de blubber. Voor die bergmarsen moest je heel wat meenemen. We hadden zeker 20 kg in onze rugzakken zitten, en je persoonlijk wapen moet ook nog mee. Ik had het geluk dat ik een uzimachinepistool had; die kon ik tenminste nog in m'n rugzak stoppen. Verder deed je al je kleren en je slaapzak in twee vuilniszakken. Zo hield je deze dingen nog een beetje droog. Ook had je een dagrantsoen bij je. En een tent.

Mountain leader
's Morgens bij het eerste ochtendlicht gingen we op pad. Iedereen had zich natuuriijk goed ingepakt. Na een kwartier a twintig minuten lopen is er de eerste stop.,,Ventileren!", wordt er geroepen. Het is de bedoeling datje wat uittrekt. Mijn trui in dit geval. Want na een kwartier begin je het al knap warm te krijgen. En het is niet zonder gevaar als je drijfnat wordt van het zweet. We gaan weer verder. We klimmen al behoorlijk. We gaan niet via de kortste weg naar boven, maar we zigzaggen, "traversen". Anders worden je gewrichten veel te zwaar belast en loop je grote kans op blessures. De hele groep loopt in een rij achter elkaar. Voorop loopteen "mountain leader", iemand die speciaal getraind is voor moeilijke terreinen. Deze man bepaalt welke weg er gegaan wordt. Hij heeft ook de verantwoording over de hele groep. De opleiding van " mountain leader" is vele malen zwaarder dan die van commando of marinier. Veel mensen denken dat de commando-opleiding de zwaarste is. Maar voor "mountain leader" wordt nog veel meer van je verwacht. Voor deze mensen heb ik echt heel veel respect. Onopvallend zijn ze er, maar zonder hen begin je niet veel. Na deze week in de bergen banjeren gaan we een week schietoefeningen houden ergens anders in Schotland.

Gespannenheid
Het is eind november als we weer terug zijn in Nederland. Op de kazerne worden de laatste voorbereidingen getroffen voor het vertrek naar Noorwegen. Wij moeten eerst onderhoud plegen aan onze uitrusting. Kleding herstellen, schoenen schoonmaken en opnieuw invetten. Dit gaat gepaard met de nodige inspecties, Er heerst een algemene gespannenheid. Iedereen wordt door iedereen op z'n nek gezeten. De zaken moeten op tijd afgerond zijn. En dat betekent voor de Kerst. Want vlak na nieuwjaar gaat de eerste groep al. En een week later de hoofdgroep. Ik ben blij dat we met winterverlof gaan. Dan ben je tenminste van die zenuwachtige toestanden in de kazerne af. Je krijgt dan zelf een beetje de gelegenheid om je voor te bereiden op de komende drie maanden. Je doet nog wat inkopen, aanvullingen op je uitrusting, lekkere warme "burger"kleren. Enje geniet van j e vrij e dagen thuis. Thuis heerst er ook wel een bepaalde sfeer omdat je weg moet. Moeders komt met handige dingen en zegt: ,,Je weet maar nooit." Iedereen leeft wel heel erg met je mee. Voor jezelf is het een groot, onbekend avontuur. Zo'n drie maanden naar Noorwegen rond en boven de poolcirkcl. De donkerste tijd van het jaar. Twintig graden vorst heel gewoon. Eén grote uitdaging.

Vertrek
Dan is de dag daar dat j e moet vertrekken. Ik ga met acht anderen. We reizen gewoon in burger. Een busje brengt ons van de kazerne in Doorn naar Schiphol. Vandaar vliegen we via Oslo naar Harstad. Als we over Noorwegen vliegen, zien we het besneeuwde landschap onder ons doorschieten. We zien ook een prachtige zonsondergang. Het is al donker als we in Harstad aankomen en dan is het pas halverwege de middag. We worden afgehaald door een paar Noorse militairen. Ze brengen ons naar een kazerne waar wij de komende week zullen overnachten. De onderofficieren hebben het beter voor elkaar. Die slapen in een hotel in de stad.

Tekort aan zonlicht
Mijn functie is chauffeur/ automonteur. Wij moeten de sneeuwvoertuigen, "bandwagons", controleren en gereedmaken. Die staan daar opgeslagen voor de periode dat ze niet gebruikt worden. Het zijn er nogal wat. Maar we zijn met een kleine groep en dat werkt ook wel heel ontspannen. Het is wel een vreemde ervaring dat het zo lang donker is. 's Ochtends om een uur of tien begint het pas te schemeren en om twee uur is het al weer bijna donker. We krijgen bij het eten vitaminepillen om het tekort aan zonlicht te compenseren. Aan het eind van die week moeten we de "bandwagons' ' naar de boot brengen. Deze boten hebben geen speciale aanlegplaats nodig om hun vracht te laden en te lossen. Ze varen tot vlak aan de kust (ze hebben een zeer geringe diepgang) en laten daar hun klep zakken. Je rijdt dan zo de voertuigen aan boord.

Storm
Wij varen gelijk mee. Onze bestemming is Mo-i-rana, iets onder de poolcirkel. Op onze tocht moeten we ook een stuk open water oversteken. Normaal is dat geen probleem, maar nu komen we in een storm terecht met veel sneeuw, zodat we terug moeten om de storm af te wachten. Je voelt je heel klein en kwetsbaar bij zulk natuurgeweld. Er staat een behoorlijke deining, een ijzige wind enje ziet maar een paar meter voor je uit door de hevige sneeuwval. Terwijl ik daar middeniri zit doet het me heel erg denken aan de convooien in de Tweede Wereldoorlog, naarMoermansk. Alleen hadden zij dan nog de kans op aanvallen van vijandelijke duikboten. Wij brengen de nacht door in een beschutte haven. Het is lekker warm en knus aan boord. De volgende morgen is de storm gaan liggen en de lucht is opgeklaard. Wij kunnen onze weg weer vervolgen. De hele reis neemt een paar dagen in beslag. We blijven de kustlijn volgen en varen uiteindelijk de ^ord in naar Mo-i-rana. Daar vaart het schip het strand op en laat z' n klep neer. We ontschepen alle voertuigen en bedanken de bemanning voor alles. De voertuigen worden op een open plek verzameld, vanwaar andere chauffeurs uit het kamp in Mo-i-rana ze naar het kamp zullen rijden. In Noorwegen zijn we over t> drie plaatsen verdeeld. Moi-rana, waar de hele staf zit, Bjerka en Drevja. Ik ben in Mo-i-rana terechtgekomen.

H.M. Kastdeuren
Meestal ben ik daar met de voertuigen in de weer. Vlokvorming in de diesel, bevroren brandstofleidingen, afgelopen rupsbanden van de bandwagons, onderhoudsbeurten. Aan de voertuigen heb je wel een dagtaak. Het is ook niet allemaal zonder gevaar. Omdat het daar doorgaans goed vriest moetje heel erg oppassen om niet met je blote handen aan het koude metaal te komen. Echt, je vingers zitten er zo aan vast gevroren. We hebben wel aparte handschoenen, maar je voelt het daar niet altijd zo goed mee aan. Gelukkig hebben we wel goed gevoerde overalls. We liggen namelijk nogal eens op de grond. Iedereen die naar Noorwegen gaat, krijgt er een basisopleiding. Die is bedoeld om jezelf te kunnen redden in dat klimaat. Natuurlijk hoort daar skiën bij. Maar ook een onderkomen maken voor de nacht. Het skiën doe je niet op die mooie lichte ski's die men gebruikt voor de wintersport, maar op houten ski's met speciale bindingen. Je moet er mee kunnen downhillen'': de heuvel of berg afrazen, maar je moet er ook mee kunnen langlaufen. We hadden al een bijnaam voor onze ski's. "Hare Majesteits kastdeuren". Eerst leren we gewoon skiën. Bochijes draaien, remmen, sneeuwploegen, overeindkomen. Maar ook skiën met een "pooluk" (ik weet niet of ik het goed schrijf, maar je spreekt het uitalspoe-luk), een soort slee waarop je een gewonde moet vervoeren. Dat is trouwens knap lastig. Het moeilijkste vond ik wel het skiën met de rugzak op. Je hebt dan een aardig gewicht op je rug hangen, 15 a 20 kg. Daardoor komt je zwaartepunt een stuk hoger en krij g j e veel meer problemen om je evenwicht te bewaren. We hebben aardig wat keren in de sneeuw gehapt. Maar we hebben dikke pret gehad.

Bevriezing
Tijdens onze ski-opleiding slapen we gewoon in het kamp. Dat wordt anders als we gaan leren bivakkeren in de sneeuw. Tijdens de ski-opleiding hebben we telkens redelijk weer gehad. Droog en-20°C. Dat is daar toch beter te verdragen dan -5°C hier in Nederland. Het is daar veel droger. Toch schuilt er ook een gevaar in. Je loopt gauw kans op bevriezingsverschijnselen. Je moetje tenen blijven bewegen in je schoenen en uitstekende lichaamsdelen zoals neus en oren proberen goed in te pakken. Dat zijn de plekken waar het eerst bevriezingsverschijnselen optreden. Ook met de vingers moet j e oppassen. Wij dragen daar wanten en geen handschoenen. Zo houdjeje vingers bij elkaar en geven ze elkaar warmte. Je moet op zo veel dingetjes letten. Zaken waar je hier helemaal niet bij stilstaat, worden daar heel erg belangrijk. Eén zo'n punt bij voorbeeld: als je hier snelheid maakt, voel je een lekkere wind in je gezicht. Maar daar wordt het gevaariijk. Want stel dat het 20° vriest, en je gaat met een lekkere snelheid een berg af, dan kan door de snelheid de temperatuur makkelijk dalen tot-40°. Dus daar moetje heel goed op letten. Het buddy-systeem is erg belangrijk. Je houdt elkaar voortdurend in de gaten. Dat geeft een veilig gevoel en een sterke verbondenheid. Voor ons eerste bivak vertrekken we uit het basiskamp en klimmen naar boven op de ski's. Als de helling te steil wordt, gaan we hem zigzaggend op, anders is het gewoon langlaufen. De meeste bagage hebben we op onze rug. We gaan met een slakkegang naar boven, maar in zo' n tempo kun je het een hele tijd volhouden. En gelukkig is het goed weer, de zon schijnt zelfs.

Sneeuwhotel
Als we in de middag op onze plek aankomen, kunnen we afhangen(bagage afleggen). Het is de bedoeling dat we de nacht doorbrengen in een sneeuwhol. De Mountain Leader heeft een rotswand uitgezocht waar een heleboel sneeuw ligt opgestapeld. Er is een bandwagon mee. Daarin zitten o.a. schoppen om het hol mee uit te graven. Je begint laag boven de grond in de sneeuwwand te graven. Dit wordt de toegang tot het sneeuwhol. Als je zo'n anderhalve meter diep bent, ga je ongeveer een halve tot een meter boven de grond beginnen met het uitgraven van wat straks het sneeuwhol gaat worden. We lossen elkaar om beurten af en binnen niet al te lange tijd is het hol klaar. We overnachten er met ons vijven. Een stuk tent wordt voor de ingang geplaatst, om de kou buiten te houden. De sneeuwhut moet nog een paar aanpassingen hebben. Het plafond moet rond lopen als een soort gewelf en het oppervlak ervan moet glad gemaakt worden. Dit is om te voorkomen dat het plafond gaat druipen door de warmte van ons en van de brander. Dan kan je slaapzak nat worden en die krijg je dan niet meer warm. Eén van ons gaat ondertussen met een vuilniszak op stap om schone sneeuw te verzamelen voor de consumptie.

Zuurstof
Verder wordt er nog een ventilatiekanaal gemaakt door de buitenwand en wordt er een skistok of iets dergelijks ingestoken om het gat sneeuwvrij te kunnen houden. Er wordt ook nog een nis gemaakt in de wand, waarin een kaars geplaatst wordt. Hieraan kun je zien of er voldoende zuurstof in het sneeuwhol is. Buiten de ingang wordt een touwtje vastgemaakt aan onze ski's, dat verbonden wordt met onze schep in het sneeuwhol. Mocht de boel instorten, dan kunnen ze aan de hand van het touwtje de plaats van ons sneeuwhol bepalen, als ze ons moeten zoeken. Er zijn een heleboel voorzorgsmaatregelen die je moet nemen als je in de poolstreken overnacht. De ingang van het sneeuwhol moet bij voorbeeld lager liggen dan het hol zelf. Dit dient dan als een "kouval". Warme lucht stijgt en koude lucht zakt. Het sneeuwhol vind ik de ideaalste overnachtingsplaats. Het is er zelfs lekker behaaglijk in. Enje kunt het helemaal aanpassen aan je wensen. Toch moetje het niet groter maken dan nodig. Hoe kleiner, hoe makkelijker te verwarmen. Je profiteert zo ook van elkaars lichaamswarmte. En die laatje echt niet onbenut, hoe vreemd dat hier ook mag lijken. De temperatuur in een sneeuwhol ligt rond het vriespunt. En dat voelt warm aan.

Tenten
Onze volgende overnachting is in een meermanstent. Voor gewoon kamperen zou je hem hoogstens met drie personen gebruiken. Maar wij slapen er met ons achten. En niemand wil aan de buitenkant slapen. Maar allemaal in het midden gaat ook niet. Dit probleem wordt een beetje opgelost omdat je toch wacht moet lopen. Je neemt dan de plaats in van degene die jou aflost. Deze tent is ook redelijk als onderkomen. Je kunt er bijna rechtop in staan. Hij is snel verwarmd als je gaat koken en je hebt nog "redelijk" de ruimte. Het koelt wel weer snel af als je de branders uitzet. Maar je profiteert dan nog van elkaar. Ten slotte heb je de "knoop" tent. Ieder van ons heeft een tentdeel, dat je aan dat van je maat kunt knopen. Zo kun je een tent maken metz'n vieren, zessen, achten, en ga zo maar door. Maar het is een heel probleem om ze aan elkaar te knopen. Het doek is heel stug en ds knopen zijn van metaal, zodat je die bij vorst met gehandschoende handen aan elkaar moet knopen. Je moet er geduld voor hebben en van priegelen houden. Zo'n tent is nog geen meter hoog. En daar moetje alles in doen terwijl je op eikaars lip zit. Het lukt wel maar niet van harte. Hierin is het ook gauw warm als je een brander aansteekt. Maar het is ook net zo snel weer weg als je hem uitdoet. Het isoleert voor geen meter.

Overwinteren
En j uist die nacht dat we in zo'n knooptent slapen, daalt de temperatuur tot onder -40°C. En wanneer de temperatuur beneden die grens komt ga je overwinteren. Dat houdt in dat je alleen nog maar naar buiten gaat als het echt nodig is. En verder blijf je gewoon in je slaapzak. Alle activiteiten op een laag pitje. Toch moetje er wel eens uit, al is het alleen al om je behoefte te doen. Na die extreem koude nacht is mijn ski-opleiding afgelopen. We zijn blij dat we weer naar het kamp gaan. We kunnen dan tenminste weer eens douchen en schone kleren aantrekken. We zullen wel gestonken hebben. We hebben er nu zo' n twee maanden opzitten. De tijd gaat voor ons heel snel. We worden elke dag beziggehouden. Er worden veel brieven geschreven en ontvangen. Wat mij opvalt is dat het voor de thuisblijvers langer lijkt te duren dan voor ons daar. Af en toe bellen we ook wel eens naar huis, maar dat kost aardig wat centen. Sommigen van ons hebben last van heimwee. Eén jongen is net getrouwd voordat we naar Noorwegen gingen. Hij heeft het er knap moeilijk mee. Maar je probeert elkaar daar op alle mogelijke manieren te helpen. We hoeven niet zo lang meer. De voorbereidingen voor de eindoefening worden al getroffen. Daaraan vooraf krijg je nog een vooroefening. Ondertussen is iedereen in het kamp al aan het pakken. De spullen die niet meer nodig zijn worden al ingepakt en naar huis gestuurd.

Eindoefening
De eindoefening wordt een grote NAVO-oefening. Amerikanen, Engelsen, Italianen, Noren en wij doen er aan mee. Als het zo ver is wordt het kamp ontruimd. We komen er niet meer terug. Het is net een soort uittocht. We zetten koers naarTromsö. Daar in de buurt zal de eindoefening plaatshebben. Het is al goed te merken dat de dagen langer worden. En het weer zit ons ook mee. De zon schijnt lekker overdag en 's avonds is het kraakhelder. Het is daar dat ik voor het eerst het noorderlicht zie. Eerst dacht ik dat het een wolk was waar het licht van een stad tegen weerkaatste. Maar het beweegt zo grillig, net het wapperen van een vlag. Ik sta buiten op wacht en krijg een stijve nek van het naar boven turen. Het aantal sterren datje 's nachts ziet is ontelbaar. Veel meer dan je hier ziet. Het kan daar zo helder zijn. En dan het indrukwekkende van de uitgestrektheid, ongerepte natuur met alleen maar sporen van jezelf en je maten. In de winter is het daar schitterend.

Geluk
Ik heb het geluk dat ik chauffeur ben op een bandwagon. Want de mannen van de infaterie heb ik behoorlijk zien beulen in het voorterrein. Blootgesteld aan alle elementen. Ik mag mezelf gelukkig prijzen dat ik beschut en warm in mijn voertuig zat. Dat is ook een reden dat ik foto' s heb kunnen maken, want ik kon al mijn fotospullen bij me houden in het voertuig. Als je dat ook nog eens allemaal in je rugzak mee moet sjouwen, red je het nooit. En er is trouwens niet eens plaats meer voor. De rugzak zit al helemaal volgestouwd. Voor de gewone marinier stelt zo' n oefening niet veel voor. Het zijn verplaatsingen van hot naar her. Het grotere verband zie je niet. Je weet ook nooit wanneer je normaal een nacht kunt slapen. Je leert jezelf dan ook aan om op elk moment van de dag te slapen. Sta je bij voorbeeld te wachten, en je weet niet wanneer je weer verder moet, dan ben je binnen een paar tellen vertrokken. En je wordt wel weer wakker gemaakt als je verder moet. In het bivak heb je nog altijd datje eruit moet om wachtte lopen. We sliepen trouwens met onze kleren aan en een muts op ons hoofd. De schoenen gingen ook mee de slaapzak in. Anders kreeg je ze niet meer warm en dan loop je de hele dag met ijstenen. Het slaapt wel niet zo lekker, maar ook dat went. Om wakker te worden smeerden we wel sneeuw in ons gezicht, maar verder gingen de wasbeurten niet. Het leukste komt aan het eind van de oefening. We worden met z'n allen naar het vliegveld van Tromsö gebracht, waar een vliegtuig van Transavia voor ons klaar staat. We komen dus zo uit het veld en gaan direct het vliegtuig in. Die arme stewardessen zullen het wel zwaar gehad hebben. Een heel vliegtuig vol stinkende mariniers. We worden lekker loom en doezelen heerlijk weg. Onze aankomst op Schiphol trekt wel de aandacht. Een hele troep mariniers in camouflagepakken! Het was een onvergetelijke ervaring. Ik heb ook geen moment spijt gehad. Het devies van de mariniers in praktijk: Qua patet orbis Zo wijd de wereld strekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 januari 1991

Terdege | 64 Pagina's

Mariniers in Noorwegen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 januari 1991

Terdege | 64 Pagina's