Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een koning op het schavot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een koning op het schavot

Tweehonderd jaar geleden werd Lodewijk XVI onthoofd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tweehonderd jaar geleden werd de Franse koning Lodewijk XVI te Parijs onthoofd. „Ik ben onschuldig!", riep hij uit, toen hij het schavot beklom. Maar niemand luisterde naar hem en zijn laatste woorden werden door tromgeroffel overstemd. Tien maanden later viel ook het hoofd van zijn gemalin Marie-Antoinette onder de guillotine. Daarmee kwam er in Frankrijk een einde aan meer dan acht eeuwen koningschap.

Drie en een halfjaar voor de onthoofding van Lodewijk XVI was het al begonnen. Het Franse volk had genoeg van de onbeperkte macht van de koning en het begon zich te verzetten tegen de voorrechten die adel en geestelijkheid genoten. Onkunde, wanbestuur en verkwisting hadden het land aan de rand van de afgrond gebracht. Honger, gebrek en onzekerheid zaaiden angst en paniek onder het volk. Daarom hadden de Parijzenaars op de 14e juli 1789 het recht in eigen hand genomen en de gehate staatsgevangenis, de Bastille, bestormd.

Dat was het startsein geweest voor een golf van geweld in heel Frankrijk. En daarmee was een politieke omwenteling begonnen die men later de Franse Revolutie is gaan noemen. Toch had niemand er in die dagen over gepiekerd de koning ook maar een haar van zijn hoofd te krenken. Hij mocht blijven regeren. Maar voortaan zou hij de wil van het volk moeten uitvoeren en hij zou de rechten van de burgers moeten eerbiedigen. Dat alles zou worden vastgelegd in een grondwet.

Broodoproer
Na de omwenteling bleef het onrustig in Parijs. Naarmate het jaar vorderde, werd het voedsel schaarser. De mensen moesten elke dag voor de bakkerswinkels in de rij staan om aan brood te komen. En de rijen werden steeds langer. Zou de koning daarvan weten?, vroegen de Parijzenaars zich af. Vast niet! Dan zou hij er toch wel wat aan doen? Die gedachte zette zich vast in hun hoofd. En zo kwam het dat op een dag in oktober een oproerige menigte, luid schreeuwend om brood, naar het paleis in Versailles trok. De haat van het volk richtte zich vooral op Marie-Antoinette, de vrouw van Lodewijk XVI. „Dat mens uit Oostenrijk" werd ze minachtend genoemd. En haar bijnaam was Mevrouw Tekort. Was zij het niet, die met haar luxe leventje en haar onzinnige uitspattingen de schatkist tot op de bodem had leeggeschraapt? En was het niet haar schuld dat vijandelijke troepen aan Frankrijks grenzen stonden en elk ogenblik konden oprukken naar Parijs om de revolutie neer te slaan? Weg met haar! Gelukkig wist de koning vanaf het balkon de verhitte gemoederen een beetje tot bedaren te brengen. Hij zegde toe dat hij mee zou gaan naar Parijs, op voorwaarde dat zijn vrouw en kinderen bij hem mochten blijven. Als een levende prooi werd toen de koninklijke familie door een joelende menigte meegevoerd naar Parijs, waar een deel van een voormalig paleis, de Tuilerieën, voor bewoning werd ingericht.

Vlucht
Terwijl de koning dacht dat hij met meegaandheid en vriendelijkheid "zijn goede volk" wel weer in het rechte spoor zou weten te krijgen, wendde zijn vrouw zich tot haar broer, keizer Leopold II van Oostenrijk, om hulp. In het diepste geheim werd een plan opgesteld om de Franse monarchie te redden: Terwijl Oostenrijkse en Pruisische legers zich aan de grens gereed zouden houden, zou de koning vluchten uit Parijs, om zich bij de Luxemburgse grens aan het hoofd van de koningsgezinde troepen te plaatsen. Vanuit de vesting Montmédy zou hij dan, met steun van het buitenland, de revolutie kunnen beteugelen. Na lang aarzelen stemde de koning ten slotte in met het plan. Op 21 juni 1791, kort na middernacht, vertrok een rijtuig, bespannen met zes paarden, uit Parijs. Daarin zat een voornaam gezelschap, bestaande uit "barones Korff' en haar twee kinderen (in werkelijkheid prinses Maria-Theresia, kroonprins Louis en hun gouvernante), een bediende (de koning), een kamermeisje (de koningin) en een gouvernante (de zuster van de koning). Voorzien van valse paspoorten slaagden ze erin de stad ongemerkt te verlaten.

Mislukt
Aanvankelijk gaat alles goed. Maar tegen de avond begint de koning zich toch een beetje ongerust te maken: Waar blijft de militaire begeleiding die hem tegemoet zou komen? Bij het verwisselen van de paarden krijgt postmeester Drouet argwaan. Wie is die dikke man?, vraagt hij zich af Waar kent hij dat gezicht van? En waar moeten die mensen zo laat op de avond nog naar toe? Als het hem te binnen schiet dat het wel eens de koning zou kunnen zijn, is de koets allang weer vertrokken. Zonder zich te bedenken zadelt Drouet een paard en neemt een binnenweg naar Varennes, waar hij nog vóór de vluchtelingen aankomt. Hij alarmeert de bevolking en vanaf dat moment is alles voor de koning verloren. Een boerenkar wordt dwars over de weg gezet en als even later de koets aankomt, worden de passagiers gedwongen uit te stappen. De beide kinderen worden bij de plaatselijke kruidenier te slapen gelegd en de rest van de familie wacht op de dingen die komen gaan.

Onder de nieuwsgierige dorpelingen die komen kijken, bevindt zich een voormalige rechter, die Lodewijk XVI herkent. „O sire, u hier?", vraagt hij verbaasd. De koning valt door de mand en erkent dat hij onderweg is naar de vesting Montmédy, zogenaamd om de troepenbewegingen van de vijand met eigen ogen gade te slaan. Diezelfde nacht nog begint de smadelijke terugtocht. Het nieuws van de vlucht verspreidt zich als een lopend vuurtje. Overal onderweg betoont de bevolking zich nu vijandig. Wat heb je aan een koning die overloopt naar de vijand? Dat is geen koning meer, dat is een verrader.

Gevangenen
Na de mislukte vlucht nemen de gebeurtenissen een dramatische wending. Lodewijk en Marie-Antoinette worden als gevangenen bewaakt in hun paleis. De roep om afzetting van de koning klinkt steeds luider. In augustus 1792 wordt hij geschorst en een maand later wordt de republiek uitgeroepen. In afwachting van een proces wordt de koninklijke familie gevangen gezet in de Temple, een voormalige kloostervesting in Parijs. De dag daarna schrijft Lodewijk in een brief aan zijn broer: „Ik ben geen koning meer. Ik ben slachtoffer geworden van mijn goedheid. Ik zit nu in de gevangenis. Weldra zal ik er niet meer zijn..." De afgezette koning moest zich verantwoorden voor een rechtbank die bestaat uit gekozen volksvertegenwoordigers. Het gaat daarbij vooral om twee vragen. Ten eerste: Is de koning schuldig aan samenzwering tegen de vrijheid en heeft hij de veiligheid van de Staat in gevaar gebracht? Ten tweede: Welke straf heeft hij verdiend? De eerste vraag wordt door niemand ontkennend beantwoord. Maar de tweede zaait veel verdeeldheid. Uiteindelijk kiest een kleine meerderheid voor de doodstraf Het vonnis zal op 21 januari 1793 worden uitgevoerd.

Afscheid
De avond voor zijn terechtstelling mag de koning nog één keer naar zijn vrouw en kinderen, die hij sinds het begin van het proces niet meer gezien heeft. Maria-Theresia, de oudste van de twee kinderen, vertelt later wat er die avond gebeurde. Haar vader huilde van verdriet. Niet om zichzelf, maar om zijn gezin. Hij vertelde zijn vrouw uitvoerig wat er tijdens de rechtszaak allemaal gebeurd was. Hij drukte zijn zoontje, de zevenjarige kroonprins Louis, op het hart altijd een vurig christen te blijven en de moordenaars van zijn vader te vergeven. Daarna omhelsde hij iedereen en rende de kamer uit. Zijn biechtvader, pater Firmont, ving hem op en bleef de rest van de avond bij hem. Zoals gewoonlijk ging de koning om twaalf uur naar bed. Hij gaf nog een paar aanwijzingen voor de volgende ochtend en viel weldra in een diepe slaap.

De dood tegemoet
De volgende morgen werd Lodewijk om vijf uur wakker. Hij kleede zich aan en liet zijn biechtvader bij zich komen. Deze had die nacht geen oog dicht gedaan. Hij las de mis, terwijl de koning op een kussen geknield luisterde. Kort na achten werd er op de deur geklopt. Het was de commandant van de nationale garde, een voormalig bierbrouwer. Hij bracht de koning en de biechtvader naar een rijtuig dat op de binnenplaats klaarstond. Onderweg leende pater Firmont zijn gebedenboek aan de koning. Van tijd tot tijd citeerden de beide mannen bijbelteksten die pasten bij de situatie waarin ze zich bevonden. De twee gendarmes die tegenover hen zaten, wisten zich met hun houding niet goed raad. Ondertussen klonk buiten onophoudelijk het tromgeroffel van de tamboers die de stoet openden. Aan weerskanten van de koets reed een troep ruiters met getrokken sabels. De ramen van de huizen langs de route waren met luiken gesloten en van begin tot eind stond een lange rij gardisten opgesteld, gereed om bij de geringste ongeregeldheid in te grijpen.

De guillotine
De tocht door de stad duurde bijna anderhalfuur. Op het Plein van de Revolutie, dat tegenwoordig Place de la Concorde heet, heerste een doodse stilte toen het rijtuig stilhield bij het schavot, waarop de donkerrood geschilderde guillotine zich aftekende tegen een loodgrijze lucht. De drommen nieuwsgierigen werden op een afstand gehouden door dichte rijen gardisten, bewapend met lansen en bajonetten. De koning, rustig en beheerst, nam afscheid van zijn biechtvader en wendde zich toen tot de beul. „Doe wat u wilt", zei hij, „ik zal de beker drinken tot op de bodem." Daarna liet hij zich de handen binden en beklom het schavot. Nog één keer probeerde hij het volk toe te spreken en riep: „Ik ben onschuldig! Ik vergeef al mijn vijanden en ik hoop dat mijn dood nuttig zal zijn voor het volk." Maar zijn laatste woorden werden overstemd door een hernieuwd tromgeroffel. Om tien over tien viel het mes. „Leve de natie! Leve de republiek!", klonk het van alle kanten. Het leek erop dat de koning alle sympathie van zijn volk verloren had.

Marie-Antoinette
Marie-Anoinette en de kinderen bleven gevangen zitten in de Temple.
Maar een half jaar na de terechtstelling van Lodewijk XVI moest ook de voormalige koningin voor een revolutionaire rechtbank verschijnen.
Op 2 augustus 1793 werd ze 's nachts om twee uur uit haar slaap gewekt en overgebracht naar de Conciërgerie, een gevangenis naast het paleis van justitie. Ze werd beschuldigd van "schrikbarende verkwisting" van geld uit de schatkist en van samenzwering tegen de Staat. In de akte van beschuldiging werd ze genoemd "de pest en de bloedzuiger van alle Fransen. Over haar straf bestond geen verschil van mening: de guillotine. Op 16 oktober 1793 kwam de president van de rechtbank in haar gevangeniscel het vonnis voorlezen. Nog geen uur later klom ze op de kar die haar, samen met de beul en de haar toegewezen priester, naar het Plein van de Revolutie bracht. Om kwart over twaalf viel ook haar hoofd onder valbijl. Frankrijk was nu een echte republiek geworden, naar het voorbeeld van de Verenigde Staten van Amerika. Nu zou alles beter worden, dachten velen. Maar niemand wist dat het ergste nog moest komen. De revolutie was nog lang niet voorbij.
Zij zou in de komende jaren nog duizenden slachtoffers eisen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 januari 1993

Terdege | 68 Pagina's

Een koning op het schavot

Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 januari 1993

Terdege | 68 Pagina's