Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De antiekhandel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De antiekhandel

,,Dit is het toppunt van recycling"

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na moeilijke jaren krabbelt de antiekhandel weer op uit het stof. De meeste knoeiers zijn van het toneel verdwenen. Tot vreugde van de klassieke antiquairs, die de verloedering van de branche met zorg gadesloegen. Zij staan nu voor de uitdaging de scheuren in het imago van de historische bedrijfstak te herstellen. Geloogd "grenen", het jonge antiek voor het eenvoudige volk, lijkt geen lang leven beschoren. Maar het chique antiek zal volgens kenners de eeuwen verduren. Een blik in de bonte wereld van antiquairs en amateurs, stuk- en bulkgoed, verzamelaars en sjacheraars

Aan het begin van de jaren tachtig stortte de topzware antiekhandel met groot geraas in elkaar. Na jaren van wildgroei. Op elke straathoek waren antiekwinkeltjes verschenen, met een aanbod dat vaak meer curieus was dan antiek. De vaklieden zagen deze ontwikkeling met zorg aan, maar konden er weinig aan doen. Tot het probleem zich vanzelf oploste. „Er kwamen mensen bij me die in dat soort zaakjes een bureautje hadden gekocht", zegt Jan Isphording uit Best, lid van het Nederlands Antiquairsgenootschap. „Toen ze het kochten was het al gammel, maar de verkoper had gezegd: wat wilt u, het is antiek. Na een paar jaar moesten de onderdelen met stukken touw bij elkaar gehouden worden. Zo kwamen ze dan bij mij. Of ik dat bureautje kon repareren. Want de man bij wie ze het meubelstuk gekocht hadden, was inmiddels verdwenen. Altijd hetzelfde verhaal. Er zit nu een ander in zijn zaak, meneer."

Unieke collectie
De Brabantse antiquair, specialist in Duits, Nederlands, Engels en Frans eiken antiek, zit sinds '52 in het vak. Zijn vader was een bekend restaurateur. Moeder, die meer zakenbloed bezat, dreef de winkel. Het aanbod was in die tijd nog zo groot, dat alleen eersteklas goed werd opgekocht. In de loop der jaren bouwde Isphording een unieke collectie op. Honderden kasten, kisten, bureaus en commodes, daterend uit het begin van de zeventiende eeuw tot de helft van negentiende eeuw. Ze zijn ondergebracht in een loods, waar klanten een keuze kunnen maken uit de ongerestaureerde meubelstukken, die al menige bezitter hebben overleefd. Wettelijk mag een meubel antiek worden genoemd als het meer dan honderd jaar oud is. Isphording hanteert daarnaast het criterium dat het volledig met de hand vervaardigd moet zijn. Hij verkoopt daarom uitsluitend meubilair van voor 1850. Stuk voor stuk unieke exemplaren. Dat heeft consequenties voor de prijs. Nederlandse kasten gaan weg voor bedragen tussen de twintig- en veertigduizend gulden. Duitse kasten, die in veel ruimere mate aanwezig zijn, brengen tussen de zes- en elfduizend gulden op.

Werkplaats
Oorspronkelijk had elke behoorhjke antiquair een reparatiewerkplaats. In de loop der jaren is een scheiding ontstaan tussen antiekverkopers voor wie antiek primair handel is, en de echte antiquairs die gegrepen zijn door het produkt zelf De eerste categorie besteedt reparaties het liefst uit. De tweede groep houdt het restaureren zo veel mogelijk in eigen hand. Isphording behoort tot de antiekminnaars. „Restaureren is prachtig werk. Ik ben niet van plan om tot m'n tachtigste door te gaan, zoals mijn vader, maar een aantal jaren wil ik zeker nog meedraaien. Ik zeg altijd: een antiquair wordt met het jaar waardevoller. Dat kun je niet van iedereen zeggen." In de werkplaats van het bedrijf waar onder meer zijn zoon Joost actiefis, ondergaan de veelal geteisterde meubelstukken een ware metamorfose. Ze worden volledig uit elkaar gehaald, opnieuw gelijmd, beschadigingen worden hersteld, schappen vernieuwd. „Als wij iets goed onderhanden hebben genomen is het voor een mensenleven weer in orde", garandeert Isphording.

Fuctioneel
Het gros van zijn klanten, onder wie een groeiend aantal jonge tweeverdieners, heeft een modern interieur en zoekt een antiek meubel als bUkvanger. In het algemeen is volgens de antiquair uit Best veel te weinig ingespeeld op de verandering van de klantenkring. „Ik heb altijd gezegd: de antiekhandel heeft niet in de eerste plaats geleden door de recessie, maar door het feit dat iedereen wel een vriend of kennis heeft met een antieke kast waarvan je de splinters in je handen krijgt of waartegen je niet mag stoten, omdat er dan een deur uit valt. Dat gaat op den duur irriteren. Ik heb heel wat collega's die verstand van het vak hebben, maar nog te veel gericht zijn op de echte antiekverzamelaar. Daar moet je het vandaag niet meer van hebben. Nu krijg je mensen die een functioneel antiek meubel willen hebben. Hoe oud het precies is, maakt hen niet eens zo veel uit. Als het maar een mooi en praktisch meubelstuk is. Daar houden wij bij de restauratie ook rekening mee. In plaats van twee planken komen er vier in. Ik heb collega's die daar moeite mee hebben. Ze vinden het spul dat ik lever ook te mooi. Het ziet er te gaaf uit. Dan ben je uitgepraat."

Antiekrage
Een antiekrage als in de jaren zeventig verwacht Isphording niet meer. „De klant was toen totaal onkritisch. Je kreeg mensen die op een middag een kast, een kist, een bureautje, een commode, een eethoek en een salontafel kwamen kopen. En omdat ze er nu toch waren namen ze meteen ook maar wat mooi tin en koperwerk mee, want dat stond er zo leuk bij. Je had de auto stampvol als je de bestelling weg ging brengen." Het was in deze periode van hoogconjunctuur voor de antiekbranche, dat ook leken probeerden een graantje mee te pikken. Overal werden antiekzaakjes geopend. Door echtgenotes van medisch specialisten, partners van managers, gepensioneerde stewardessen... De prijs van een produkt werd in deze jaren veelal bepaald door het principe: wat geeft een gek ervoor? Dat betrof niet alleen antieke meubelstukken, maar ook het kleingoed eromheen. Daarin was de wildgroei zo mogelijk nog groter. Boetiekjes vol oude potten en schotels, spinnewielen en kolenkitten, klokken en kaasstolpen schoten als paddestoelen uit de grond.

Koperwerk
De inmiddels gepensioneerde brood- en banketbakker Gerrit Mulder uit Maartensdijk dreef zijn nering in klein antiek vanuit de huiskamer. Hij begon te handelen om stukken waarin hij zelf geïnteresseerd was te kunnen kopen. Na verloop van tijd groeide het idee om ook voor zijn acht kinderen een verzameling aan te leggen. Het resultaat ligt opgeslagen in de zilverkast. Voor elke Mulder junior een antiek kerkboek met zilveren sloten, een odeurflesje met gouden dop, een kralenbeursje uit grootmoeders tijd, een kaasstolp, glas- en zilverwerk en voor de zoons een ouderwets zakhorloge. De wanden van de woonkamer zijn bedekt met kostbaar serviesgoed, schilderijen, speculaasplanken, rekjes vol kerkboeken en koperwerk. Op antieke tafeltjes, op de vloer en in het raamkozijn prijken potten, ketels, haardstellen, een originele Keur-Statenbijbel en een koffiemolen. Moeder Mulder probeert de uitdragerij zo veel mogelijk stofvrij te houden. Mulder zelf poetst eens in de drie maanden het koperwerk op. „Dan gaat er een heel flesje Brasso door."

Gouden tijd
Het goud lag twintig jaar terug volgens de antiek-amateur op straat. Zeker op het platteland. ,Je kwam als bakker achterom en daar zag je in een klompenhokkie een pracht van een koperen houtbak staan en een koffiemolen. Dan kwam die handelsgeest boven. 'Goeiemorgen mevrouw, bent u aan de schoonmaak?' 'Nee hoor, ik ben die ouwe troep zat. Er is een handelaar uit Utrecht geweest, maar die wou er niet meer dan vijfenveertig gulden voor geven. Dat was me te weinig.' 'Wees blij dat je het niet gedaan hebt', zei ik dan, 'want ik bied het dubbele.' Zo ging dat. Ik heb zelfs meegemaakt dat een vrouwtje al zwetend een mahoniehouten ladenkastje naar de weg kwam sjouwen. Voor het groot vuil, omdat het beschadigd was. Ik heb het keurig opgeknapt, nieuw koperbeslag erop en het ging voor een leuk prijsje naar de handel. In zo'n dorp zag men de waarde van dat spul niet. En in de stad moest Jan Rap en z'n maat antiek. Ze kochten vandaag een antieke stoof voor tweehonderd gulden met de gedachte er over drie jaar vijfhonderd voor te beuren. Dat werd ook gesuggereerd door sommige handelaren. Daardoor werden de prijzen enorm opgedreven. Als een koperen pot er maar een beetje geoxydeerd uitzag, was het al goed."

Koperwerk
Net als aan elke rage, kwam ook aan de antiekrage een einde. De consument herkreeg z'n verstand, de markt stortte in en de meeste knoeiers en speculanten legden het loodje. De handel in koperwerk ging op de fles toen gastarbeiders containers vol uit Marokko lieten komen. „Op een gegeven moment zag je in elke woonkamer een ouderwetse olielamp hangen", zegt Mulder. „Toen was de aardigheid eraf." Voor de Maartensdijkse handelaar was het geen ramp. Het advies om de bakkersjas aan de wilgen te hangen en helemaal over te stappen op antiek, had hij niet opgevolgd. „Ik voorzag dat die handel een keer in zou storten. Dan zat Gerrit de bakker met een schuur vol doofpotten en ketels, maar zonder werk. Dat had ik wel goed bekeken. Na '85 ebde de belangstelling heel snel weg weg. De meeste antiekwinkeltjes in Utrecht waar ik destijds m'n spullen ging ophalen, zijn foetsie. Alleen de echte antiquairs zijn overgebleven. Bij mij staat de handel nu op een laag pitje. Ach, dat geeft ook niet als je er niet van hoeft te leven. Ik eet er geen sneetje minder om."

Kritischer
De enorme prijsverschillen in de antiekbranche zijn verleden tijd. Wie overvraagt, prijst zichzelf uit de markt. „De klant is veel kritischer dan vijftien jaar geleden", zegt Isphording. „Ze gaan heel gericht op zoek naar één kast, of één commode." De antiquairs die de val van de markt hebben overleefd, staan voor de uitdaging het beschadigde imago van de branche te herstellen. De naam van de antiekspecialist uit Best is de jaren door ongeschonden gebleven. Hij heeft zich niet mee laten slepen door de gekte van de jaren zeventig, maar bleef een goed produkt bieden tegen een gezonde prijs. Met gevolg dat zijn omzet stabiel is gebleven. 
Wel wordt hij nu geconfronteerd met de erfenis van gesneuvelde knoeiers. „Wekelijks krijg ik mensen over de vloer met het verhaal dat ze een antieke Duitse kast hebben geërfd, en die nu van de hand willen doen. Soms zeg ik openlijk tegen een klant: u bent dit jaar al de vijftigste met Duitse voorouders, en het is toch nog maar half februari. Dan komt de aap uit de mouw. Ze hebben het meubel bij een verdwenen beunhaas gekocht. Sommigen zijn echt opgelicht. Anderen bieden een meubelstuk aan dat in principe goed is, maar grondig gerestaureerd moet worden. Dat willen we altijd kopen. Elke dag gaat er wat weg, dus er moet elke dag ook iets bij komen. Als je kwaliteit levert, valt er nog steeds goed te verdienen in antiek."

Antiekroute
Robbie Wolters uit Silvolde gaat het puur om de handel. Hij doet voornamelijk in grenen antiek, een misleidende naam voor semi-antieke meubelstukken van sparrehout. Voor antiquairs als Isphording is het waaibomen-antiek, maar onder het minder draagkrachtige volksdeel is het gewild goed. De markt in bejaard grenen bloeide op na de crisis in de klassieke antiekhandel. Wolters hoorde tot de pioniers in de Achterhoek die er brood in zagen. Voor een appel en een ei kochten ze geschilderde kastjes op, die meestal gammel, beschadigd en ondergeklad in boerenschuurtjes en kelders stonden. Na een loogbad kregen de blankhouten meubels het predikaat antiek. Toen er een markt voor bleek te zijn, volgden vrienden, zwagers, kennissen, neefs en voormalige knechtjes het voorbeeld van de pioniers. Anno 1993 wemelt de weg van Gendringen naar Doesburg van de antiekhandelaren. VW's presenteren het unieke traject als de "antiekroute". Sjacheraars uit binnen- en buitenland trekken van het ene adres naar het andere. De handelaren langs de antiekstraat ervaren de concentratie als een voordeel. „Wat ze bij mij niet vinden, vinden ze bij de buurman", zegt Robbie Wolters. „Het is bij ons anders dan in de kruidenierssector. Je hebt allemaal verschillende artikelen. De een haalt z'n handel uit het Oostblok, een volgende uit Indonesië, een derde uit Egypte een vierde van de Filippijnen. En er zijn geen twee kasten gelijk."

Gezellig meubeltje
De keuze voor de antiekhandel werd bij de handelaar uit Silvolde bepaald door praktische factoren. „Ik had in '75 een heaodiploma op zak, maar kon in deze streek geen passend werk vinden. Toen ben ik maar voor mezelf begonnen. Het probleem is dan, dat je als startende ondernemer niks kunt lenen. Daarom heb ik voor deze handel gekozen. Daar had je nauwelijks geld voor nodig. Als je een autootje, een imperial, een klein beetje handelsgeld en een goeie babbel had, kon je beginnen. Je kwam toen veel goedkoper aan je spul dan nu. Je ging lekker de boer op, zigeunerkampen langs, je scharrelde wat op, je verkocht het weer met wat winst en zo bouwde je langzaam iets op." Het is hem een raadsel waar al het blankhouten antiek is gebleven. „Er moet enorm veel geëxporteerd zijn. Anders stond elk Nederlands huis er vol mee. En de vraag groeit nog steeds. Het is goedkoop spul. Je moet het ook niet als echt antiek zien, net zomin als wij antiquairs zijn. Als ik m'n handel op straat zet met een bord "gratis mee te nemen", dan fietst negen van de tien man ervoorbij. Een echte antiekhandelaar haalt er de neus voor op. Wij verkopen gewoon een ouderwets, gezellig meubeltje. Je hebt er geen vakmanschap voor nodig. Het is bulkgoed geworden. Als ik onze werkzaamheden moet omschrijven, dan kan dat in één woord. Sjouwen! Aanpakken en doorgeven. En de koopjes eruit halen. Daarvoor loop ik ertussen. Je moet even gevoel voor die handel hebben. Dat wel.''

Onooglijke handel
Aan de entourage besteedt Wolters nauwelijks aandacht. Zijn onooglijke handel staat opgeslagen in een simpele loods. Het gros van de meubelstukken lijkt alleen nog geschikt voor de houtkachel. Een deel staat buiten op straat, in weer en wind. „Het ziet er niet uit", erkent de handelaar. „Wat wil je? Het komt allemaal van boerenzoldertjes en -schuurtjes. Vaak zijn het kasten die al jaren niet meer gebruikt werden. Maar iemand die er een beetje kijk op heeft, kan er weer iets leuks van maken. Ik zeg altijd: dit is het toppunt van recycling. Ouwe rommel die een ander weggooit haal je op, knap je op en verkoop je weer. De ene mens is er bhj mee en de ander heeft er werk door. Zo'n kastje gaat soms wel door tien verschillende handen. Struiners zoeken het op en verkopen het aan ons. Wij verkopen het weer door aan een andere handelaar. Die laat het door iemand logen. Van de loger gaat het naar de restaurateur. Bij de restaurateur wordt het weer opgehaald door een handelaar. Die verkoopt het aan een exporteur, die bij voorbeeld op Amerika handelt. In Amerika wordt het opgekocht door een handelaar, die het aan een eigenaar van een antiekwinkel verkoopt. Zo gaat het zo'n beetje in deze branche. Wij staan aan het begin van de lijn en helemaal aan het eind staat een Nederlander, een Belg, een Italiaan of een Amerikaan die een mooi antiek grenen kastje zoekt."

Courante handel
Een gammele bus met drie Belgen, die stapvoets door het dorp rijdt, stopt bij Wolters, die het drietal amicaal groet. Met een notitieblokje speuren ze tussen de handel, of er iets van hun gading bij is. Op verkocht spul wordt door Wolters met krijt een codering gezet. Doorstroming staat bij de handelaar hoog in het vaandel. In exclusieve stukken, die na een paar jaar misschien goed geld opleveren, doet hij niet. Het moet courante handel zijn. Inkopen en zo snel mogelijk weer eruit. Als hij een voorraad oude bolderkarren aangeboden krijgt waar hij handel in ziet, hapt hij ook toe. Zijn talenkennis komt hem goed van pas, want hij krijgt een internationaal gezelschap over de vloer. Nederlanders, Belgen, Duitsers, Engelsen, Fransen, Italianen, Spanjaarden, Amerikanen... „Die mannen doen allemaal hetzelfde rondje. Ze gaan de hele antiekstraat af Overal halen ze wat weg. Twee kasten bij mij, drie bij m'n buurman, in het volgende dorp vijf klokken... Het is gewoon een gezellige handel. En er valt nog een beste boterham in te verdienen."

Sjacheraars
Over omzet en winst laten de Achterhoekse handelaren zich niet uit. „We zijn tevreden", zegt Wolters, en daar laat hij het bij. Nederland is inmiddels leeggestroopt. De mensen die nog iets aardigs hebben staan, weten veel te goed wat het waard is. Maar de wereld is groter dan Nederland. En wat van ver komt, vindt de consument lekker.
Robbie Wolters haalt nogal wat antiek uit Indonesië, via een zakenrelatie in Djakarta, die daar een reproduktiebedrijf heeft. „Het gaat daar net als hier. De handel wordt aangeleverd door van die sjacheraartjes ylls Wblters en doe-mannetjes. Die vind je een voorraad over de hele wereld." oude bolder- Het Oostblok vormt momenkarren aange- teel de belangrijkste pijler voor boden krijgt de Achterhoekse antiekhandel. Direct na de val van de Berlijnse del in ziet, muur was Oost-Duitsland een hapt hij ook ware goudmijn. „Ze vonden het geweldig dat je helemaal uit Holland kwam, om bij hen van die ouwe kasten op te halen. Iedereen was heel vriendelijk, heel aardig, je kon meeëten, voor drie mark sliep je in een hotel en voor weinig geld had je een vrachtwagen vol handel."

Cultuurroof
De vreugde was van korte duur. „De mentaliteit is in anderhalf jaar totaal verwesterd", zegt Robbie Wolters. „Nu ben je een uitbuiter, je rooft het land leeg, je wordt uitgescholden door neo-nazi's en als je niet oplet heb je een deuk in je auto. Nou ja, dan zoek je het weer verderop. Wij zijn vrije jongens. Fladderen maar. Verder het Oostblok in: Polen, Roemenië, Tsjechoslowakije, Bulgarije, Rusland. En steeds zorgen dat je bij de eersten bent. Dan stroomt de jus nog over de straat." Het verwijt dat hij en zijn collega's het Oostblok van z'n cultuurschatten beroven, heeft nooit indruk op hem gemaakt. „Als wij het niet ophalen, staat er wel een Italiaan, een Duitser of een Fransman. Dan kunnen wij het beter zelt doen. Antiek is altijd een handel geweest die over de hele wereld gaat. Ik vind dat niet erg. Ik hoop dat het hele Oostblok leeggehaald wordt en dat die mensen daar dan zo enthousiast voor antiek worden, dat ze proberen alles weer terug te kopen. Zo houd je de handel bezig. Ze halen uit ons land toch ook Rembrandts en Van Goghs weg. Dat zijn nog wel even andere cultuurschatten dan een smerig grenen kastje met een verwormd pootje eronder."

Reproduktie
Sinds zes jaar doet de Silvoldenaar, samen met z'n buurman, ook in gereproduceerd antiek. Die tak van zijn bedrijf heeft een enorme vlucht genomen. Hij is ervan overtuigd dat deze markt binnen een jaar of tien de markt in antiek grenen zal overtroeven. „Wij zijn heel erg marktgericht. Niet iedereen wil zo'n wormenbak in huis. Is er vraag naar antiek, dan leveren we antiek. Heeft men liever nieuw, dan gaan we nieuw verkopen. Kijk, in '75 was het antieke eiken kastje populair. Toen kreeg je allemaal Franse meubels, heel druk besneden. Daarna kwam het geloogde blanke hout erin. Daar is tot vandaag veel vraag naar. Maar misschien is het over drie jaar voorbij. Wie zal het zeggen. Het maakt ons eigenlijk niet zo veel uit. Mensen hebben altijd meubels nodig. Als er weer iets anders opkomt, proberen we tijdig over te stappen. Wat dat betreft maak ik me weinig zorgen voor de toekomst. Wij werken met weinig personeel, simpele gebouwen, lage vaste kosten. Als het wat minder gaat, pas je even het salaris van de eigenaar aan en het probleem is opgelost. Zo werkt bijna iedereen hier in de straat."

Glans der eeuwen
De vraag naar het echte, hardhouten antiek zal volgens Isphording uit Best altijd blijven bestaan. Niet alleen door de waardevastheid. Die moet volgens de Brabantse antiquair nooit de doorslag geven bij de aankoop van antiek. „Het is leuk meegenomen dat een antiek meubel z'n waarde houdt, maar veel belangrijker is de uitstraling, de gloed, de warmte. Als je eenmaal iets antieks in huis hebt gehad, ben je voorgoed verkocht. Het is ook zo praktisch in het gebruik. Wij hadden vijf kinderen. Die zijn tussen het antiek opgegroeid. We hebben nooit moeilijk gedaan. Ze mochten overal aan zitten. En toen ze uit huis gingen zag alles er nog even mooi uit. Neem de salontafel. Er zit een brandvlek op, hij zit vol schrammen en toch ziet hij er keurig uit. Koop nu eens modern meubilair voor zo'n gezin en kom na vier jaar terug. Alles is grauw en vaal. En het is alweer uit de tijd. Dat is een bijkomend voordeel van antiek. Het raakt nooit uit de tijd. Daarom durf ik met een gerust hart zo'n grote voorraad aan te houden." „Voor al dat moderne spul geef ik geen cent", laat Gerrit Mulder uit Maartensdijk me met stemverheffing weten. „Dat leeft niet. Maar antiek, dat leeft. Neem die appelketel daar. Die moet negenhonderd gulden opbrengen. Dan kun je zeggen: dat is een heel bedrag. Maar als je ernaar kijkt, dan zie je iets wat een moderne ketel niet heeft. De glans der eeuwen ligt erop."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 1993

Terdege | 80 Pagina's

De antiekhandel

Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 maart 1993

Terdege | 80 Pagina's