Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vakantie is al heel oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vakantie is al heel oud

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vraag aan vijf mensen wanneer de vakanties gekomen zijn. Vier van de vijf zullen spontaan antwoorden dat vakantie iets van de laatste generaties is. Mis. Het woord vakantie, zo begrijp ik uit het Woordenboek der Nederlandse Taal, bestond al in de late middeleeuwen. Het was een term in de sfeer van de rechterlijke macht. Men duidde er de dagen mee aan dat de rechtbank geen zitting hield. Het woord had men afgeleid van het Latijnse werkwoord vacare = ledig zijn, vrij zijn. We worden aan datzelfde werkwoord herinnerd in woorden als vacant en vacature voor een opengevallen, vrije plaats. In de zestiende eeuw ging men het woord vakantie ook gebruiken in het onderwijs. Een term als "grote vakantie" bestond al in die tijd. In een Utrechtse plakkaat uit het jaar 1700 staat te lezen: „Dat de groote Vacantie in de somer sal beginnen met den 12 August. ...en eyndigen met den derden maandag in de maand van Septemb." Een keur van de stad Haarlem uit 1751 spreekt van vijf "ordinaire vacanties": „de Kersmis-, de Paasch, de Kermis- en de Groote Vacantie." Zo kreeg vakantie van lieverlee de algemene betekenis van nu.

Verandering
Toch is de vakantie in deze eeuw heel anders geworden. Dat is grotendeels een gevolg van de toenemende welvaart. Tussen 1920 en 1940 steeg het aantal werknemers met een doorbetaalde vakantieweek tot 64 procent. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog had een op de tien Nederlanders een fiets, kort na die oorlog fietste iedereen. Trektochten, kamperen, het kwam tussen de oorlogen snel op. Na 1945 werd het tempo waarin de vakantiemogelijkheden toenamen, uitermate versneld. Nu heeft welhaast elke werknemer een doorbetaalde vakantie van minstens twee of drie weken, met daarbij nog een vakantiegeld van zo'n acht procent. Er zijn niet veel gezinnen meer zonder auto. We kregen dus meer tijd èn meer geld en we werden meer mobiel. Het buitenland kwam in het gezichtsveld. Zo is niet alleen het "vakantie hébben", maar ook het "met vakantie gaan", al of niet in gezinsverband en steeds meer ook buitenslands, tot het gewone levenspatroon van haast iedereen gaan behoren. Wat eerst het voorrecht was van weinigen, wordt nu algemeen beschouwd als een recht voor iedereen.

Winst?
Is dat nu echt allemaal winst? We zijn een aantal dagen vrij van ons dagelijks werk. Dat kan heel goed zijn, om tot rust, tot jezelf te komen. Maar als we erover doordenken, zien we waar de schoen wringt, waar het fout kan gaan: wanneer wij dat "vrij zijn" gaan verabsoluteren. Dan wordt vakantie: we moeten een tijdje "ertussenuit", want we willen even vrij zijn van alles wat ons bindt in het gewone leven, vrij zijn van onze gewone verplichtingen. We willen vooral vrij zijn van de sociale controle waar we anders altijd mee te maken hebben, van de mensen waartussen wij leven, de famihe, de buurt, de kerk... Dan gaat het gevaarlijk worden. Hoeveel gebeurt er soms niet tijdens een vakantie, dat verzwegen moet worden? Hoe doen we met de zondag? Houden we er rekening mee, dat we op Gods dag ons onder de bediening van Zijn Woord kunnen stellen? Hoe brengen we die dag verder door? Hoe zijn we gekleed? Zouden we ons moeten schamen, als iemand van de kerk ons toevallig zou zien? Veel meer zou te noemen zijn. Waar we ook naar toegaan, Gods geboden zijn dezelfde. Laten we toch steeds bedenken, dat we niet vrijer zijn, ook al zien de eigen mensen ons niet. Zijn ogen doorlopen de ganse aarde.

Goddelijk beroep
Ik wil nog wat noemen. We kunnen zo gericht zijn op de vrije tijd, dat de tijd dat wij werken, voor ons besef een noodzakelijk kwaad gaat worden, "werken tussen de vakanties door". De vrije tijd heeft zijn zin als rusttijd ter wille van ons gewone werk. Maar ik vrees, dat de plaats van de vrije tijd zo verandert, dat vrije tijd doel in zichzelf wordt, zodat het daardoor net omgekeerd wordt: we werken dan ter wille van de vrije tijd. Zo mag het niet zijn. De betekenis van de vrije tijd behoort te zijn, dat we tijdelijk vrij zijn van ons werk om daarna weer uitgerust ons werk te hervatten. Het zou wel eens kunnen zijn, dat naarmate er meer vrije tijd is gekomen (denk ook aan de vrije zaterdag), het besef dat ons beroep een "goddelijk" beroep is (zie het huwelijksformulier) al meer is weggesleten. Zoals het ook opvallend is, dat de meerdere vrije tijd niet geleid heeft tot meerdere onderhouding van de zondag als Gods dag, zoals men toch had kunnen verwachten. Integendeel, het omgekeerde gebeurde juist. Hoe meer vrije dagen de mensen kregen, hoe meer juist de zondag als rustdag in het gedrang kwam. Vakantie kan een afgod worden.

Ledigheid
Ik zat toch in woordenboeken te kijken. Een heel aardige is Meyers Woordenschat, waarvan ik hier de twaalfde druk voor mij heb, uit het jaar 1805. Daar staat bij vakantie als eerste betekenis: ledigheid, onvervuldheid... Nu, als dat het is, weten we zeker dat het niet goed is, want ledigheid is... en iedere lezer kan deze uitdrukking wel aanvullen. Mag ik het eens zeggen met een aanhaling uit een der apocriefe boeken? „Doe hem werken door tuchtiging, en hij zal rust zoeken; laat hem de handen ledig zijn, en hij zal vrijheid zoeken. Drijf hem tot het werk, opdat hij niet ledig ga; want de ledigheid leert veel kwaads. Stel hem aan het werk, gelijk hem betaamt" (Wijsheid van Jezus Sirach 33:25-28). Zo is het inderdaad. De ledigheid leert veel kwaads... Wanneer is vakantie geen ledigheid meer? Paradoxaal: wanneer we erkennen dat het ledigheid is, en we bovenal verwaardigd zouden mogen worden ontledigd (vacant gemaakt) van al het onze te leren zingen met Van Lodenstein: „Hoog, omhoog, het hart naar boven; hier beneden is het niet! 't Ware leven, lieven, loven is maar daar men Jezus ziet. Wat men hoor' of zie op aard is ons kost'lijk hart niet waard. Wil men leven, lieven, loven: hoog, omhoog, het hart naar boven!" Een goede vakantie toegewenst!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 juli 1993

Terdege | 68 Pagina's

Vakantie is al heel oud

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 juli 1993

Terdege | 68 Pagina's