Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Cotton Mather

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Cotton Mather

Een Amerikaanse piëtist

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duizenden Engelse calvinisten trokken in het begin van de 17e eeuw naar Nieuwe Wereld. Ze weigerden zich nog langer te onderwerpen aan het juk van de Anglicaanse kerk, waarin de koning het voor het zeggen had. Hun ideaal was een voluit calvinistische kerk in een theocratische staat. In New England (Nieuw-Engeland), zoals het gebied waar ze neerstreken werd genoemd, legden ze de grondslag voor de Amerikaanse samenleving. Hun theologische invloed is daar tot op de dag van vandaag te bespeuren. Een van de grootste Amerikaanse puriteinen was Cotton Mather.

In het begin van de 17e eeuw werd de puriteinen in Engeland het leven bijna onmogelijk gemaakt. Jacobus I eiste gehoorzaamheid aan de Anglicaanse staatskerk met haar half-roomse riten. Voor puriteinen die trouw wilden blijven aan hun beginselen, bleef er weinig anders over dan emigratie. Duizenden weken uit naar de Nieuwe Wereld. De bekendsten onder hen waren de zogenaamde pelgrimvaders. Zij waren echter separatisten, die zich van de staatskerk hadden afgescheiden. In 1620 zeilden ze met de Mayflower naar Amerika. De grootste emigratie kwam op gang in 1628 en bestond uit puriteinen die zich niet wilden afscheiden, maar zich evenmin konden conformeren aan de eisen van de koning en de halfslachtigheid van de Anglicaanse kerk. In 1640 waren alleen in de plaats Salem in New England al 40.000 nieuwe kolonisten aangekomen, die allen tot de puriteinen gerekend wilden worden. Met deze grote vloed van kolonisten kwamen ook veel predikanten mee. Zij wensten in de Nieuwe Wereld een kerk en maatschappij te stichten waar ze God naar Zijn Woord konden dienen. Een waarlijk christelijke samenleving.

Aparte kerk
In de praktijk ontkwamen zij er niet aan om een aparte kerk te stichten. Hoewel kerkelijke leiders als John Eliot, John Cotton en Increase Mather voor het presbyterianisme waren, was hun beduchtheid voor inmenging van bisschoppen en kerkelijke vergaderingen zo groot, dat ze de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten sterk benadrukten. Om lid te worden en kinderen te laten dopen, moest men getuigenis kunnen afleggen van een nieuwe geboorte. Op staatkundig terrein was de theocratie hun ideaal. Vanwege hun vrees voor inmenging van de staat in de kerk kozen ze voor een sterke scheiding tussen beide. Aanvankelijk heerste de kerk eerder over de staat dan andersom. In deze samenleving wordt in 1663 Cotton Mather geboren, zoon van Increase Mather. Zijn moeder is de enige dochter van de bekende predikant John Cotton. Door dit huwelijk komen de twee belangrijkste stromingen van geestelijk en intellectueel leiderschap van de kolonie in New England samen. Cotton wordt door zijn godvrezende ouders vanaf zijn geboorte tot de dienst in Gods kerk afgezonderd. Reeds vroeg vertoont hij de kenmerken van de vreze Gods. Hij zegt daar zelf over: „Mijn eerste spreken was bidden. Ik zocht reeds in mijn kinderjaren het verborgen gebed en had niet genoeg aan formuliergebeden. In kon reeds schrijven en lezen voordat ik naar school ging en ik had een bijzondere liefde en hoogachting voor mijn godvrezende en rechtlijnige vader."

Vruchtbaar
Hij bezoekt het Harvard College, dat mede door zijn grootvader Richard Mather is gesticht. Reeds op 11-jarige leeftijd kent hij Grieks en leest werken van Homerus, Vergilius, Plato, en het Griekse Nieuwe Testament. Hij maakt zelf een catechismus met vragen en antwoorden om de voornaamste christelijke waarheden uit het hoofd te leren. Na een proces van twijfel en aanvechting komt hij reeds op 16-jarige leeftijd tot de zekerheid van zijn zaligheid en wordt lid en avondmaalganger in de kerk van zijn vader te Boston. In 1681 wordt Cotton Mather beroepen te New Haven, in de gemeente die door de bekende John Davenport is gesticht. Hij verkiest echter de helper van zijn vader te worden in de grote gemeente van Boston, die door een opwekking in 1672 aanzienlijk is uitgebreid. Op 27-jarige leeftijd wordt de jonge predikant al benoemd tot hoogleraar. In totaal publiceert hij 444 geschriften, waaronder veel preken. Daarin citeert hij uit allerlei theologische werken, waaronder die van kerkvaders en middeleeuwse theologen. Zelfs zijn tegenstanders noemen hem een geleerd en vroom man. Hij heeft gedurende zijn leven maar één verlangen, dat hij dikwijls in het Latijn uitspreekt. "Fructuosus": vruchtbaar te mogen zijn.

Duits piëtisme
Cotton Mathers theologie is het best omschreven met "bevindelijke godgeleerdheid". Vooral John Owen heeft grote invloed op hem gehad. Zijn blik is breed. Hij is goed op de hoogte met de theologische discussie van zijn dagen en heeft veelvuldig contacten met Europa. Zo is Voetius voor hem geen onbekende. Ook met de Duitse piëtist August Hermann Francke onderhoudt hij een vrij frequente correspondentie. Hij is vooral onder de indruk van het praktische christendom binnen het Duitse piëtisme en volgt deze stroming in armen- en ziekenzorg. Ook zet hij zich in voor zending onder Indianen, negers enJoden. Naast achting voor het Duitse piëtisme heeft Cotton Mather ook kritiek op deze beweging. Vooral op de gebrekkige theologische fundering. Hij wordt aangetrokken door de opvatting dat ware godsdienst zowel zielservaring als levensheiliging inhoudt, maar blijft een voluit gereformeerd theoloog en wenst het onlosmakelijk verband tussen rechtvaardiging en heiliging te bewaren. De rechtvaardiging van de goddeloze is voor hem de bron van de heiligmaking. Vooral op dit punt heeft hij kritiek op het Duitse piëtisme.

Bevindelijk theoloog
Cotton Mather typeert zichzelf als een Amerikaanse piëtist. Hij onderschrijft de calvinistische Westminster Confessie, maar met een grote nadruk op de christelijke bevinding. Hij heeft zodoende toch een eigen Amerikaanse theologie ontwikkeld, met een sterke nadruk op de beleving van het heil en de praktijk van de godzaligheid. Een van de meest karakteristieke kenmerken ervan is de nadruk op de wedergeboorte als een onmisbare ondervinding van de ware gelovigen. Een mens moet een bepaalde bekeringservaring kennen als bewijs van zijn wedergeboorte. We vinden dit terug in de prediking van Edwards, Whitefield, de gebroeders Wesley, Tennent en zijn zonen en ook later bij MacCheyne, Bonar, Moody, Wilberforce, Finney en zelfs bij Billy Graham. Al deze personen zijn op een of andere wijze verbonden met het Engelse en Amerikaanse puritanisme, zelfs degenen die in hun theologie een meer arminiaanse richting zijn toegedaan. De wedergeboorte wordt beschouwd als de bron van een leven met God en het beginsel van de ware vroomheid. Vergeleken met de barensweeën van dit wedergeboorteproces is de rest van het christenleven een kalme periode van het zich oefenen in godzaligheid. De ervaring van de zaligmakende genade gedurende het proces van de bekering is de hoofdinhoud van de prediking van Cotton Mather.

Voorbereidingen
Evenals de oude puriteinen William Perkins en William Ames onderscheidt hij verschillende trappen in het bekeringsproces. Volgens Mather bestaat de bekering in vier fasen. Belijdenis van bepaalde zonden in het persoonlijk leven en kennis van de erfzonde. Erkentenis van onze onbekwaamheid om ons te verbeteren en van onze onwaardigheid om verlost te worden. Pleiten op het bloed van Christus om gereinigd te worden, totdat zekerheid van vergeving is ontvangen. De toewijding van het leven aan God in een heilige wandel. Toch is Cotton Mather beducht voor een bepaald bekeringssysteem. Ook onderkent hij het gevaar dat de ervaring van de christen de plaats van Christus kan gaan innemen. Zijn hele leven heeft hij gepleit voor een bijbelse evenwichtigheid. Zo zegt hij in een van zijn preken: „Velen van de uitverkorenen ondergaan vreselijke bekommeringen en verschrikkelijke angsten in hun bekering tot God en de godzaligheid. Maar sommigen die een godsdienstige opvoeding hebben gehad en al hun dagen weerhouden zijn van schandelijke zonden, worden op een meer onbewuste manier tot God bekeerd. Zij weten niet waar het was, noch hoe het toeging. De voorbereidende overtuigingen en verschrikkingen zijn in allen die met een vermoeide en beladen ziel tot Christus komen, niet gelijk. De vraag is: Wordt het doel van alle voorbereidingen in u bereikt en wordt Christus dierbaar voor u, zodat u zulk een grote zaligheid niet langer durft verachten? Indieno dit geschied is, moet u geen verkeerde bewijzen maken van zaken die geen bewijzen zijn. Maak geen Christus van de dingen waarvan het doel alleen is u voor Christus toe te bereiden."

Zekerheid
Een belangrijk onderdeel van de ware bekering is volgens de puriteinse traditie het verlangen naar zekerheid van de zaligheid. Cotton Mather verklaart: „Een waar kind van God kan geen vrede hebben, totdat hij weet dat hij inderdaad een kind van God is." Hij maakt onderscheid tussen een middellijke en een onmiddellijke verzekerdheid. De eerste ontstaat door middel van de merktekenen van genade die de kinderen Gods in zichzelf waarnemen. De onmiddellijke zekerheid is een gevolg van het getuigenis van de Heilige Geest in het hart door het Woord van God. Mather wil deze twee echter niet van elkaar losmaken. Hij spreekt steeds over de noodzaak van een dubbel getuigenis. Het getuigenis van de Heilige Geest is daarbij het voornaamste. Zonder dit getuigenis is het getuigenis van het eigen hart weinig waard. De chronische twijfel bij veel wedergeborenen verklaart hij uit de verwaarlozing van de heiligmaking. Ook staan velen naar de hoogste merktekenen van genade en verachten zij de kleinere. Om de bekommerden te troosten spreekt hij dan ook dikwijls over die "mindere" kenmerken. Met Perkins en Sibbes verklaart hij dat niet de hoeveelheid genade, maar de echtheid ervan beslissend is.

Zelfonderzoek
Tegelijk bespreekt Cotton Mather naar goed puriteinse traditie zeer uitvoerig het verschil tussen ware en valse genade. Hij trekt een scherpe lijn tussen hen die slechts godsdienstig zijn en hen die waarlijk naar Christus zoeken. Maar ook hierin valt zijn evenwichtigheid op. Hij bewondert het boek "De gezonde gelovige" van Thomas Shepard, maar heeft ernstige kritiek op diens boek "De ware bekering". Het tot in de kleinste details uiteenrafelen van de ware en valse genade vindt hij schadelijk voor bekommerde zielen. Het is een medicijn voor geoefende christenen, niet voor bekommerden. Het bevordert de zekerheid niet, maar de twijfel. Cotton Mather begeeft zich meer in de richting van Sibbes, Preston en zijn grootvader John Cotton. Hij moedigt de bekommerden aan om met hun mosterdzaad-geloof op Christus te rusten. Hij blijft de leer van het zelfonderzoek aanhangen en de merktekenen prediken, maar verlegt de aandacht van de bekommerde meer naar Christus en Zijn volbracht middelaarswerk. De prediking van Christus ziet hij als hèt antwoord op de vele twijfelingen onder de gelovigen.

Christus is alles
Voor alles is Mather een prediker van Christus. Het onderzoek naar de structuren van zijn leer heeft dit steeds meer aan het licht gebracht. Nooit heeft hij het vermaan van zijn vader vergeten. „Indien u wilt dat de Heilige Geest krachtig en wondervol blazen zal in uw bediening, vul dan uw preken met Christus en niet met uw eigen geleerdheid en morele voorschriften."Als hij op zijn werk terugziet, schrijft hij aan zijn studenten: „Stal zoveel als u kunt uit van de heerlijke en glorieuze Christus. Ja, laat het motto van uw bediening zijn: Christus is alles. Het is één van de droeve dingen geweest die ik gedurende de dagen van mijn pelgrimschap gezien heb, dat bij vele gelegenheden en in vele preken die gepubliceerd zijn Christus zelfs niet genoemd werd. Mij is zelfs verteld dat sommigen aan jonge predikanten het advies gegeven hebben, om niet te vroeg en te veel van Christus te spreken. Ik heb gedacht: zou de begenadigde Paulus, die zegt "Ik wens niet anders te weten dan Jezus Christus en Dien gekruisigd", ooit zo'n advies gegeven hebben."

Vertrouwen
Cotton Mathers zekerheid ligt in het werk van Christus. Hij kent het om als laatste toevluchtsoord, wanneer men niet meer vluchten kan tot bevindingen en innerlijke gevoelens, tot Christus te vluchten als een naakt en doemwaardig zondaar. Het is opmerkelijk dat vooral de latere puriteinen deze derde weg naar de zekerheid zo onbesproken hebben gelaten. Het is het pad dat Luther ontdekt had: een naakt vertrouwen op het werk van Christus. Daarbij wenst Cotton Mather te leven. In 1727 is hij in dat vertrouwen ook ontslapen en ging zijn geloof over in aanschouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 augustus 1993

Terdege | 72 Pagina's

Cotton Mather

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 augustus 1993

Terdege | 72 Pagina's