Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doel van christelijke opvoeding is niet allereerst dat het kind de ouders gehoorzaamt, maar dat het God liefkrijgt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doel van christelijke opvoeding is niet allereerst dat het kind de ouders gehoorzaamt, maar dat het God liefkrijgt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Ik kan het zelf." Dit stopwoord van een driejarige peuter vormt de titel van het derde deeltje van de serie "Christelijke opvoeding". Het omvat de leeftijdsperiode van twee tot vier jaar. In die twee jaar verandert er veel in het leven van een kind. Terwijl de tweejarige peuter nog in bijna alles afhankelijk is van zijn ouders, kan de vierjarige kleuter al veel zelf Het kind groeit op tot peuter met een eigen wil, een koppig kind soms, dat "nee" zegt tegen zijn ouders en zich zo nu en dan ook tegen hen verzet. De wijze waarop ouders de ontwikkeling van hun peuter beleven en vanuit Gods Woord richting geven, vormt de kern van dit deel van de serie.

Dat schrijft dr. J. Stolk, eindredacteur van de serie, in de inleiding van "Ik kan het zelf..." De theorie van het opvoeden wordt telkens praktisch vertaald in herkenbare verhaaltjes. Dat nodigt uit om verder te lezen. Want wie kent niet de peuter die ongeduldig de helpende hand van vader of moeder van zich afschudt en parmantig zélf op de hoge stoel klimt? En die zijn ouders haast tot wanhoop kan brengen met zijn eigen willetje? We komen ze allemaal tegen in het gezellig geïllustreerde boekje "Ik kan het zelf.." In het eerste hoofdstuk staat de ontwikkeling van de peuter centraal. Wat kan zo'n kind van twee tot vier jaar nu eigenlijk zelf? Hoe denkt hij, hoe leert hij steeds beter praten? Hoe speelt hij? Waarom is de ene peuter zoveel drukker dan de andere? Heeft hij al besef van goed en kwaad?

Over het geweten
Over dat laatste schrijft drs. L. van Dam onder meer het volgende: „Het geweten is niet zomaar een geweten waarin Gods geboden het richtsnoer zijn. Dat is alleen maar zo als wij onze kinderen met de Heere bekend maken en hen leren, dat we ons leven inrichten naar Zijn geboden. Dat geeft aan dit aspect van de opvoeding dan ook de diepste zin. Het is voor ons als ouders niet het hoogste doel, dat onze kinderen ons gehoorzamen, maar dat ze God liefhebben boven alles. Het luisteren naar en gehoorzamen van de ouders is daartoe wel een belangrijke oefening (...). De ontwikkeling van het geweten, van de waarden en normen die kinderen zich in de loop van hun opvoeding eigen maken, begint dus met het leren van regels, die van buitenaf worden opgelegd. Kinderen willen daar meestal graag aan voldoen. Op die manier kunnen ze ervoor blijven zorgen dat hun ouders hen lief vinden. Daarvoor is het belangrijk dat de ouders duidelijk zijn over hun regels en dat ze zich er zelf ook aan houden, het voorleven. Christelijke opvoeding houdt in dit verband in, dat ouders hun kinderen voorleven in overeenstemming met Gods geboden. Hier hgt een grote verantwoordelijkheid voor de ouders."

De peuter zegt: „Nee!"
In hoofdstuk 2 komt het koppige kind naar voren. Wat kan hij het geduld van zijn vader en moeder op de proef stellen. Hoe moet je daar nu op een verantwoorde manier mee omgaan? Drs. W. Polinder: „Je wordt als ouder geconfronteerd met een kind dat niet meer doet wat je zegt of vraagt. Dit kan boosheid oproepen en gedachten als „We zullen wel eens zien wie hier de baas is..." of „Dat willetje zullen we de kop eens indrukken..." Er kunnen ook schrikreacties ontstaan: „Wat moet dit later worden, zeg! Nu luistert hij al niet, laat staan als hij wat ouder is." Of er komen schuldgevoelens naar boven: „Hoe komt het nu dat mijn kind zo tegen de draad in is? Heb ik iets verkeerds gedaan? Ik laat vast te veel toe..." (...) Opvoeden lijkt een onmogelijke opgave als we bedenken dat behalve het kind ook de ouders van nature een verkeerd gerichte wil hebben. Ook ouders zijn door de zonde geneigd tot alle kwaad en ongehoorzaamheid aan de Heere. Ouders kunnen de verkeerd gerichte wil van hun kind zelf niet vernieuwen. Toch wordt van hen gevraagd hun kind op te voeden. Hoe moet dat dan? Wordt dan niet het onmogelijke van opvoeders gevraagd? De oplossing voor dit dilemma wordt gevonden in Gods Woord. De Bijbel geeft richtlijnen voor het samenleven van ouders en kinderen. Vanuit deze richtlijnen kunnen lijnen getrokken worden naar de dagelijkse omgang met kinderen, met name ook ten aanzien van de omgang met een koppige peuter. Kernwoord hierbij is het woord 'tucht'." Uitgebreid, concreet door voorbeelden uit de dagelijkse praktijk van het opvoeden en daardoor ook zéér herkenbaar, lezen we over de bijbelse tucht, de houding van de ouders die tucht uitoefenen, over straffen en belonen.

En verhindert ze niet...
Drs. J. Westland schrijft over de godsdienstige opvoeding. Hij besteedt aandacht aan het werk van de Heilige Geest: „We beogen met onze opvoeding, dat onze kinderen christenen zullen zijn. Dat ze tot Gods eer zullen leven in geloofsverbondenheid aan de Heere Jezus Christus. Maar dat kan nooit het resultaat zijn van onze inzet en inspanning. Paulus houdt het de gelovigen in de Efeziërsbrief voor: „Want uit genade zijt gij zalig geworden en dat niet uit u, het is Gods gave." Christenen zijn geen 'produkten' van hun christelijke opvoeding. Ze zijn levend gemaakt door de Heilige Geest. Hij wederbaart en vernieuwt." Ook over gezag van ouders in de dagelijkse omgang met hun kind en over gewetensvorming lezen we in dit hoofdstuk. "Vanuit de geborgenheid van het gezin" is de titel van het laatste hoofdstuk. Mevr. P.AJ. van Dijke-Reijnoudt: „Een kind dat zich veilig en geborgen voelt, zal met meer nieuwsgierigheid en vertrouwen de omgeving verkennen. Dat komt het contact met andere kinderen en volwassenen ten goede. Een kind in deze leeftijdsfase kan, doet en durft steeds meer. Vanuit de veilige basis van het gezin verkent het de omgeving en de mensen. Dank zij de hechte band die er in de eerste levensjaren in het gezin is gegroeid, durft het ook anderen te vertrouwen." En dan lezen we over spelen en speelgoed, over peuterangst en slaapproblemen, over eten en zindelijkheid, over vriendjes, ruzies en de peuterspeelzaal. Het is helaas onmogelijk om nog meer te citeren. Wie dit boekje leest en zelf kinderen in deze leeftijd heeft of gehad heeft, herkent zoveel situaties. En wie midden in de problemen t> Er dient evenwicht te zijn tussen de ernst van de overtreding en de zwaarte van de straf. Annerije heeft een beker vla voor zich staan. Ze wijst op de limonadefles die op tafel staat en zegt tegen mama: „Ikke rood erbij." Moeder doet er een scheutje limonadesiroop door en wil het door elkaar roeren. „Nee, ikke zelf...", roept Annerije en ze pakt de lepel uit moeders hand en begint hard te roeren. Opeens schiet de beker uit haar hand en valt om. De vla druipt langs de kinderstoel op de vloerbedekking... Moeder schiet overeind en zegt: „Stoute meid! Je krijgt de hele week geen vla meer...!" van de peuteropvoeding zit, zal ongetwijfeld richtlijnen vinden voor de dagelijkse omgang met zijn kinderen. Richtlijnen - die zijn in meer boeken te vinden. Maar hier worden bijbelse richtlijnen aangereikt.

Hoe voeden we op?
Daarom zou ik dit boekje aan elke (jonge) ouder gunnen. Want hoe gaat dat in de opvoeding? Hoe voeden ouders hun kinderen op? Is het niet meestal zo, dat we 'op goed geluk' handelen? We volgen onze ouders na, of we doen het juist anders dan onze ouders. We hebben eens een praatje met de buren over ons dochtertje dat zo lastig is. En we volgen de raad op van die en gene. Toch vreemd eigenlijk. Met zoveel andere dingen gaan we met overleg te werk. We moeten een nieuwe auto aanschaffen.... Hier eens kijken, daar eens de prijzen vergelijken en allerlei gegevens verzamelen. Uiteindelijk weten we precies wat we willen en we gaan weloverwogen over tot de koop. Maar in de opvoeding wachten we maar af hoe het valt. We proberen het maar eens zus of zo. Sommige ouders zullen misschien in de bibliotheek een boekje zoeken over opvoeding. Maar wat valt dat tegen. In de bespreking van de dagelijkse praktijk herkennen we meestal ons gezin niet. Vaak komen er totaal andere denkbeelden in naar voren, waar we het helemaal niet mee eens zijn. Nee, zo willen en kunnen we onze kinderen niet grootbrengen.

"Ik kan het zelf..." is uitgegeven door Groen, Leiden, telt 124 blz. en kost ƒ 24,50.

"Je mag zelf bidden"
Er is nog een boekje waar ik de aandacht op vestigen wil. Dat boekje is het eerste deel van de driedelige serie "Kind en gebed". Het is geschreven voor kinderen van 4 tot 7 jaar. Natuurlijk moeten ouders het voorlezen voor de jongsten. Maar ook als kinderen wat ouder zijn, is het fijn om bij voorbeeld iedere avond een stukje samen te lezen en er dan over verder te praten. Het boekje gaat over Tineke, Hans en Frank. Tineke vertelt, als ze uit school komt, dat juf verdrietig was. Een paar kinderen waren niet eerbiedig geweest, toen de juf aan het bidden was. Naar aanleiding van dit voorval volgt onder 't avondeten een gesprekje. „Weten jullie wat bidden eigenlijk is?", vraagt mama. „Bidden is spreken tegen de Heere." „Luister eens", zegt papa, "zullen we samen een gebed leren? Een gebed dat in de Bijbel staat? Dat gebed heet het "Onze Vader", ledere week leren we een stukje. Papa en mama zullen daarbij vertellen. Willen jullie dat wel?"

Erover praten
En zo gebeurt het ook in dit (prenten)boekje. Steeds leren de kinderen een nieuwe regel. Heel kinderlijk en via concrete situaties probeert de schrijver, E. van Veldhuizen, iets van het "Onze Vader" voor de kinderen duidelijk te maken. Natuurlijk kan dat onmogelijk in al zijn diepte en rijkdom, zoals dat verwoord wordt in de Catechismus. Het boekje "Je mag zelf bidden" kan ouders helpen om -soms met veel schroom- met hun kinderen te praten over het gebed. Dat zou immers een heel belangrijke plaats in het leven van ouders en kinderen in moeMirjam speelt met haar buurjongetje Mark in de kamer. Rianne kijkt even om een hoekje en ze ziet ieder met wat blokken en autootjes spelen. Opeens gilt Mirjam: „Dat is mijn brandweerauto!" En Mark: „Ik had 'm eerst." Achter de deur blijft ze nog even kijken. Mark en Mirjam schoppen elkaars blokkenbouwwerk in elkaar. Als Mirjam aan Marks haren trekt, grijpt Rianne in. ten nemen. Het zou "de ademtocht van de ziel" moeten zijn. Onze kinderen mogen en moeten leren bidden om geestelijke en lichamelijke nooddruft. In wezen kunnen ouders hun het werkelijke bidden niet leren. Daarom is het goed, dat in dit boekje de vraag: „Heere, leer ons bidden" telkens voorop staat.

"Je mag zelf bidden" door E. van Veldhuizen; met tekeningen van Marianne Witvliet; uitg. Groen, Leiden; 56 blz.; prijs ƒ 19,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 november 1993

Terdege | 80 Pagina's

Doel van christelijke opvoeding is niet allereerst dat het kind de ouders gehoorzaamt, maar dat het God liefkrijgt

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 november 1993

Terdege | 80 Pagina's