Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Horatuis Bonar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Horatuis Bonar

Verkondiger van het kruis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik gevoel een verlangen naar persoonlijke toeneming in geloof en heiligheid. Ik heb het Woord des Heeren lief en bevind steeds dat het het lieflijkste voedsel is voor mijn ziel. Kun je mij onderrichten, hoe ik het met meer vrucht voor mijzelf dien te onderzoeken?" Deze woorden zeggen veel over de vraagsteller, maar ook over degene die deze vraag moet beantwoorden. Niemand minder dan de zo bekende Robert Murray MacCheyne is degene die hier om onderwijs vraagt. De man die hem moet antwoorden is zijn vriend Horatius Bonar.

"I heard the voice of Jesus say" (ik hoorde de stem van Jezus zeggen), zo luidt de eerste regel van een van de vele prachtige geestelijke liederen die uit de pen en uit het hart van de begaafde Horatius Bonar vloeiden. Deze woorden tekenen zijn leven en werk. God leerde hem luisteren naar de stem van Jezus in het Evangelie, de Heilige Geest sprak woorden van eeuwige zaligheid in zijn hart. Dat maakte hem tot een gezant van Christus wege, die in woord en geschrift niet anders het horen dan de boodschap van Jezus Christus en Die gekruisigd.

Geroepen vissers
Horatius is de zevende zoon uit het huwelijk van James Bonar en Majorie Pyott. Op 19 december 1808 ziet hij te Edinburgh het levenslicht. Het geslacht Bonar is zeer gezegend. Vele voorvaderen hebben de kerk van Schotland reeds mogen dienen. We noemen slechts James Bonar, die aan de kant van Alexander Henderson stond in de strijd van de Covenanters, en John Archibald Bonar, die tot de zogenaamde "Marrow Men" behoorde in de strijd tegen het verwettelijken van het Evangelie. Ook Horatius en zijn broer Andrew zullen de geschiedenis ingaan als geroepen vissers van mensen die voor velen tot eeuwige zegen zijn geworden. Horatius studeert theologie aan de bekende universiteit in zijn geboortestad. Hier wordt de basis gelegd van zijn theologisch denken. Samen met zijn broer en vrienden als Robert Murray MacCheyne en Alexander Neil Somerville volgt hij met grote belangstelling de colleges van Thomas Chalmers. De lessen van deze door zijn studenten zo geliefde professor hebben grote invloed op Horatius en zijn vriendenkring. Chalmers wordt gezien als de stuwende kracht van het Schotse reveil. Het boek "Marrow of modern divinity" heeft grote invloed op hem gehad. Gods genade, gegrond op het zoenoffer van Christus, is de grondtoon van zijn theologie. Op een indringende manier bepaalt hij zijn studenten bij het hart van het Evangelie, namelijk de verzoening met God door het bloed van Christus en het geloof als het instrument waardoor de goddeloze deze verzoening deelachtig wordt.

Gematigd calvinist
De hoogleraar bedoelt de tendens in het theologisch klimaat van die tijd om meer te staan naar de kenmerken of innerlijke bewijzen van de genade, dan naar een eenvoudig rusten op de beloften van het Evangelie die in Christus ja en amen zijn. Chalmers kan getypeerd worden als een gematigd calvinist, die zich waarderend uitlaat over de Westminster Confessie. Toch is zijn benadering enigszins anders. Hij vindt dat dit belijdenisgeschrift te veel onder de beheersing van de verkiezing staat. Ook heeft hij wat moeite met de systematische wijze waarop de evangeliewaarheden worden verwoord.

Directe confrontatie
en vruchten van geloof te zoeken. 1833 is het jaar waarin Bonar voor de eerste maal achter de open Bijbel staat. Eerst is hij proponent in North Leith. Vanaf 1837 staat hij in zijn eerste gemeente, het grensplaatsje Kelso in het zuiden van Schotland. Op 45-jarige leeftijd ontvangt hij een eredoctoraat van King's College in Aberdeen. In 1866 neemt Bonar een beroep aan naar de gemeente in zijn geboorteplaats Edinburgh die genoemd is naar zijn inmiddels overleden leermeester, de Chalmers' Memorial Church. Hij is onvermoeibaar in de dienst des Heeren. Net als zijn broer Andrew en hun beider vriend Robert Murray MacCheyne, is hij gedreven in het verlangen om zielen te winnen.

Schrijver
spreken van de zondaar. In de zogenaamde "Kelso tracts", die als vlugschriften voor evangelisatie-doeleinden zijn verspreid, handelt hij over komen tot God. "Hoe zal ik tot God gaan?", is de vraag die hij indringend aan het hart legt. Zonder omwegen confronteert hij dan met het eeuwige zielsbelang. Ontdekkend wordt alle eigengerechtigheid afgesneden. Tot God kun je alleen gaan als een verloren zondaar, zonder prijs en zonder geld. Me dunkt dat deze overdenkingen ook vandaag nog een goed middel voor het evangelisatiewerk zouden kunnen zijn.

Geborgen in Christus
voor het bouwen op voorkomende waarheden en gemoedelijkheden. Het moet komen tot een gelovig rusten op Christus! Daartoe is noodzakelijk Gods getuigenis over de mens te geloven. God getuigt vriendelijk maar ook ernstig dat wij niet „voor een gedeelte zondaar, maar algeheel zondaar zijn". „De mens hoeft niet te proberen om een goed woord over zichzelf te zeggen, of om aan te voeren dat hij niet schuldig is, tenzij hij kan aantonen dat hij God met geheel zijn hart liefheeft en altijd heeft liefgehad." Vooral stelt Bonar de schuld ten opzichte van het Evangelie aan de orde. „Er is nog een andere beschuldiging tegen hem, welke nog erger is. Hij gelooft niet in de Naam van de Zoon van God en heeft de Christus Gods niet lief Dit is de grootste zonde. De eerste beschuldiging tegen hem is, dat zijn hart niet recht is voor God. De tweede bestaat hierin, dat zijn hart niet recht is voor de Zoon van God. En deze tweede beschuldiging is de kroon, de verpletterende zonde, die een verschrikkelijker verdoemenis wegdraagt dan alle andere zonden tezamen genomen (Joh. 3:18)."

Kortste weg
Bonar geeft toe dat er heel wat voor nodig is om een mens tot deze erkentenis te brengen. Zelfs als we alle goede gedachten over onszelfverloren hebben, „houden we weer vast aan de goede gedachten over de godsdienstige plichten" waarmee we denken de zonde te kunnen overwinnen. „Hoe moeilijk is het voor een mens om van zichzelf te denken zoals God doet! Wat anders dan de almacht van de Goddelijke Geest is in staat om dit te bewerken?" Bij deze indringende prediker zoekt u tevergeefs naar een uitvoerige uiteenzetting over de weg die de Heere met de Zijnen houdt; hij zoekt zielen langs de kortste weg tot Christus te brengen. Een tijdgenoot zegt van zijn prediking: „Hij zag geloof in het kruis van Christus als de enige toegang tot God, en hij vond het niet nodig om enige voorwaarden op te leggen om hiertoe te komen, of om enige omheiningen rondom de genade van God op te richten. Het geloof in Jezus Christus werd op het gemoed van iedere hoorder gedrukt als zijn eerste en onmiddellijke plicht aan God." Onvoorwaardelijk nodigt Bonar de zondaar tot de zaligheid. „Zeg niet dat de boodschap pas voor hem is, wanneer hij vernieuwd, wanneer hij wedergeboren is." Ook is hij er zeer bevreesd voor dat zondaren zichzelf gaan voorbereiden om zich voor Christus geschikt te maken. De prediking moet aandringen op het komen tot Christus, zo schuldig, onrein en verdorven als we zijn. Direct moet de zondaar tot Christus gaan. Dat hij niet gaat ligt niet aan Christus, maar aan het ongeloof Ook al zegt de zondaar „ik kan niet geloven", de oorzaak is „onwilligheid, die houdt u van het geloof af'. Het probleem is dat wij niet op Gods manier zalig willen worden. „Wij moeten getrokken worden, want wij strijden ertegen en zijn wederspannig." En even verder zegt hij: „Keer weder tot uw rust! Geloof wat Hij u gezegd heeft over het volbrachte werk van Zijn Zoon; sta op en ga tot Hem." Grote nadruk krijgt de aanbieding en de welmenendheid van Gods beloften. Steeds weer is Bonar bezig om vanuit de Schrift mensen te bewegen tot het geloof Nadrukkelijk komt naar voren dat er slechts twee soorten mensen zijn. De lijn tussen bekeerd en onbekeerd wordt radicaal getrokken.

Vragen
Er zijn bij de geschriften van Horatius Bonar ook enkele vragen te stellen. Warm en direct is hij in zijn benadering van de hoorder met het Evangelie, rijk en onvoorwaardelijk wordt de Christus uitgestald. Weinig komt echter aan de orde hoe de Heere nu gewillig maakt om op Gods manier zalig te worden. Hoe Christus dierbaar en noodzakelijk wordt. Het werk > van de overtuiging, het "met God te doen krijgen", de worsteUng of ik wel deel heb aan Christus en Zijn gerechtigheid, staat toch wat op de achtergrond. Bonar is een reformatorisch prediker. Het is bij hem alleen de Schrift, alleen genade, alleen geloof en God alleen de eer. Maar te veel mis ik bij hem het eveneens reformatorische belijden dat de toerekening van de genade door God volkomen is, maar de aanneming ervan door de gelovige gebrekkig. Wellicht heeft John Kennedy, die trouwens zeer goed bevriend was met de baptistenpredikant C.H. Spurgeon, deze dingen onderkend. Als de bekende opwekkingpredikers Moody en Sankey uit Amerika in Schotland een evangelisatiecampagne houden, geven de gebroeders Bonar hun medewerking. Kennedy daarentegen waarschuwt nadrukkelijk voor het eenzijdige en oppervlakkige van deze opwekkingspredikers.

De Wet
Het zal de Bonars hebben aangesproken dat deze evangelisten met grote bewogenheid zielen wilden redden en de verantwoordelijkheid van de mens benadrukten. Maar zij hebben er te weinig oog voor gehad, dat de prediking van de noodzaak van de ontdekking aan de zonde en de verlorenheid geen afbreuk hoeft te doen aan de welmenendheid van de prediking van het Evangelie. Eerlijkheidshalve moet het mij van het hart, dat naast het vele dat aanspreekt bij Bonar, het werk van de Wet in de bekering van de zondaar te weinig uit de verf komt. Hij heeft gelijk als hij zegt dat de grootste zonde van een mens die onder het Evangelie is opgegroeid, de zonde van ongeloof is. Maar de eis om te geloven behoort toch tot de Wet van God. Het niet-geloven is ook overtreding van Gods heilig gebod, namelijk van het gebod om te geloven. En de Heilige Geest overtuigt toch niet alleen van de zonde van het ongeloof? Hanteerde de Heere Jezus de Wet ook niet in het behandelen van zielen? Hierbij moet worden gezegd dat Horatius meer oog heeft gehad voor ontsporingen dan zijn broer Andrew. In nagelaten brieven constateert hij onder meer: „De religie mist onder ons de diepgaande vitaliteit van vroeger dagen. Diepte en kracht ontbreekt. Onze godsdienst draagt tekenen van mensenwerk. (...) Het is zo haastig, zo gemakkelijk, zo licht en frivool."

Twee uitersten
Aan de andere kant ziet hij een dode ijver voor orthodoxie, een vasthouden aan oude vormen en uitdrukkingen en een vereren van oude belijdenisgeschriften. Een prediking van het Evangelie waarbij het ervaren van vernedering, berouw over de zonde en gebed tot voorwaarde en kwaliteit worden verheven. Sommigen houden het Evangelie op de achtergrond, mediteren voortdurend over zonde-overtuiging, bekering en andere voorbereidende genaden, alsof ze bevreesd zijn dat zondaren te vroeg tot Christus zullen komen en vrede hebben. Anderen doen juist luchtig over de overtuiging van de zonde en kleineren de bekering, alsof die in strijd zou zijn met de vrede door het Evangelie. Zo signaleert Bonar twee uitersten in zijn dagen. Deze uitersten zijn ook ons niet onbekend. Toen en nu is er het gevaar van een Evangelieverkondiging waarin de verlorenheid van de zondaar niet wordt ontdekt, de noodzaak van de bekering niet onderstreept. De weg naar de hemel wordt gemakkelijk, je gelooft bij conclusie, en constateringen worden grond van zaligheid. Bonar zegt hiervan: „Zij maken van hun eigen vertrouwen hun Zaligmaker".

Bewogen knecht
Beide klippen wilde Horatius Bonar vermijden. Zelf zegt hij daarvan: „Laat ons het Evangelie niet beperken, en niets verminderen in zijn absolute en onvoorwaardelijke vrijheid." „Laten wij onze hppen openen en zo luid als ooit verkondigen: O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren. (...) Laten ze ons dan maar beschuldigen van tegenstrijdigheden, wij geloven in een Evangelie dat vrij is voor allen." Zo wilde hij de Goddelijke boodschap brengen. Een boodschap waarop niet af te dingen valt. Al hebben wij eerlijk enkele vragen bij deze bewogen knecht des Heeren gesteld, dat neemt niet weg dat zijn grote doel was de eer van God en de zaligheid van zondaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's

Horatuis Bonar

Bekijk de hele uitgave van woensdag 4 mei 1994

Terdege | 80 Pagina's