In de file naar de top van de Mont Blanc
De hoogste berg van de Alpen, de Mont Blanc, is tegelijkertijd de meest populaire berg van Europa. Duizenden klimmers lopenjaarlijks door het uitgesleten spoor naar de 4810 meter hoge top. En daardoor is het soms dringen op de normale route van de Witte Berg.
Het is middernacht en stil op de top van de Mont Blanc. Er waait een wind die de temperatuur rond deze hoogste Alpentop naar min 30 doet zakken, maar er staat niemand op het topplateau. De mensen die over enkele uren op deze ijzige plaats hopen aan te komen, slapen nu nog. Ze liggen om me heen. Samen met mijn vriend Ronald lig ik, op een hoogte van 3782 meter, in een van de bekendste berghutten ter wereld: de Gouterhut in de Franse Alpen. Ook wij willen, net als de driehonderd mensen die om ons heen liggen te slapen, proberen om over enkele uren op die top te staan - 4810 meter boven NAR Als dat lukt zal het voor Ronald de eerste keer zijn dat hij op deze berg staat. Voor mij wordt het de tweede keer, want ik "deed" deze berg twee jaar geleden al eens, via dezelfde route.
Lichte tocht
Ik kijk omhoog naar het plafond. Het slapen wil niet. Het zal wel door de hoogte en het vooruitzicht van de tocht komen. Ik kijk op mijn horloge. Twaalf uur, nog anderhalfuur. Een halfjaar geleden maakten we voor het eerst plannen voor de beklimming van deze berg. „Kan ik, als leek op het gebied van het alpinisme, wel beginnen aan een dergelijke tocht?", wierp Ronald tegen. Ik wist hem te overtuigen dat een goede conditie voldoende is voor deze tocht. Twee jaar geleden merkte ik dat de beklimming van de berg via deze route geen moeilijkheden oplevert. Het klimgidsje schrijft over deze klim: „Lichte tocht, route is makkelijk te vinden, weinig spletengevaar, steilste helling 38 graden." Natuurlijk is kennis van de risico's van de bergen onontbeerlijk bij een dergelijk hoog-alpine onderneming. Iedereen die ondeskundig en onvoorbereid de bergen ingaat, kan in grote moeilijkheden komen. Kennis van het alpineterrein, van touwtechnieken, van het weer en van de gevaren van het lopen op een gletscher moet absoluut paraat zijn voor men zich in dergelijk terrein begeeft. Maar die kennis was aanwezig, en enkele maanden later arriveerden we dan ook in het Franse Chamonix, aan de voet van de Mont Blanc. Daar gaven we onze overbodige spullen bij een hotel af en liepen omhoog door een vervallen bos, naar Mont Lachat, op weg naar de top die bijna vier kilometer hoger lag. „Is dit de normale route?", vroeg Ronald, toen hij verbaasd naar het paadje keek. Ik herinnerde me op dat moment hoe ongelovig ik twee jaar geleden naar dit kleine bospaadje keek. Omgevallen bomen, varens, overal groen. Dit is de meest gangbare route van de Mont i> Blanc, een van de meest bestegen bergen van de wereld. En waar waren nu al die andere alpinisten? Waarschijnlijk namen ze bijna allemaal het tandradbaantje van de Tramway du Mont Blanc. Halverwege de middag, toen we boven de boomgrens kwamen, passeerden we het eindpunt van deze tandradbaan.
Sneeuwbui
De lucht betrok, het weer werd slechter. De dagjesmensen dromden samen, ze gingen terug naar het dal, naar Chamonix. Voor ons lag een puinhelling waar een pad doorheen kronkelde, gemarkeerd door rode stippen op rotsblokken. Hier liep niemand meer. Terwijl Ronald en ik hoger klommen werden we overvallen door slecht weer. Vanuit een jagende sneeuwbui kwamen we in de Tête Rousse-hut aan. Hier sliepen we, het weer was te slecht om door te gaan. De regen kletterde die nacht op het ijzeren dak van de hut en natte sneeuw wervelde rond ons onderkomen, dat we deelden met zo'n honderd andere klimmers. De volgende dag werd het weer beter en gingen we op pad voor de op een na laatste etappe: de klim naar de Gouterhut. Deze hut ligt als een arendsnest aan de rand van het plateau dat toegang geeft tot de sneeuwvelden hoger op de berg. Om hier te komen staken we het Grand Couloir over, de enige passage van de tocht met risico's. Het is een twintig meter brede afvoergoot voor stenen die hoger op de berg losraken. Na twintig meter in looppas stonden we weer op een veilige plek, en konden we op ons gemak het laatste stuk naar de Gouterhut klimmen. Achter ons stond de indrukwekkende ijspiramide van de Aiguille de Bionnassay. Deze berg heeft een Himalaya-uitstraling, maar is toch maar enkele tientallen meters hoger dan de "magische grens" van vierduizend meter.
Overvol
Het was overvol in de Gouterhut. Dat had ik verwacht. Het Duitse klimgidsje kondigde aan dat we in deze blikken doos de „meest verschrikkelijke nacht van ons leven" gingen meemaken. De beschrijving eindigde met de geruststellende mededeling dat je ook alleen van liggen al uitrust. We gingen rond zeven uur 's avonds naar bed. We lagen op een matras, want vreemd genoeg waren we erin geslaagd om nog een gewone slaapplaats te bemachtigen. De andere driehonderd klimmers hadden minder geluk. Ze hadden zich op alle beschikbare horizontale plaatsen in de hut neergelegd. Alle vloeren, zelfs die van de eetzaal, lagen om acht uur 's avonds al vol met mensen in slaapzakken. Het licht gaat aan. Het is half twee 's nachts en dus tijd om op te staan. De rustige hut verandert binnen een minuut in een chaos van duwende en trekkende mensen. Iedereen probeert als eerste een liter warm water te bestellen bij de baas van de hut. Snel wordt het ontbijt opgeschrokt. Tegenover me zit een Japanner die boterhammen naar binnen propt terwijl hij z'n stijgijzers -de ijzeren punten die in ijs grip geven- al onder z'n schoenen heeft gebonden. Na het ontbijt rent iedereen naar de hal, waar het klimmateriaal ligt. Terwijl gordels, jassen, mutsen en andere uitrustingsstukken worden aangedaan, zoeken anderen wanhopig naar onontbeerlijke spullen die ze in de chaos zijn kwijtgeraakt.
Sliert lichtjes
En dan staan we buiten, in de nacht, waar de sterren helderder schijnen dan ik ooit in Nederland zag. De Melkweg loopt als een hchte band over de hemel. Het is erg koud. De temperatuur was al -10, maar door de wind voelt het aan als -20. Ik verstel m'n skistokken, trek m'n handschoenen aan en zet m'n muts op. „Oké, kan-ie?" Ronald geeft een teken en we gaan. Voor ons ligt een donkere helling waar een sliert van lichtjes overheen kronkelt. Het zijn klimmers die eerder vertrokken. Met hun hoofdlampjes markeren ze het verloop van de route. Mijn stijgijzers "bijten" perfect in de harde sneeuw. Ik hoor ze knerpen, 's Nachts is de sneeuw bevroren, daarom zijn we zo vroeg vertrokken. Later op de dag verandert de zon de harde sneeuwkorst in een papperige brei, waar klimmers soms tot aan de knieën in wegzakken. Nu wandelen we er met gemak overheen. Een hoofdlampje, een soort mijnwerkerslamp, licht ons bij. Maar eigenlijk is dat niet nodig, want het vinden van de route op deze berg kost geen enkele moeite, zelfs in het donker niet. De duizenden khmmers die ons dit seizoen zijn voorgegaan, hebben een diep spoor in de sneeuw uitgesleten. Soms is deze geul wel dertig centimeter diep. Krijg je de neiging om af te wijken van de juiste route, dan word je direct gecorrigeerd door de sneeuwrand die tegen je onderbenen schuurt. Verkeerd lopen is onmogelijk want deze "snelweg" naar de top biedt geen mogehjkheden om af te slaan.
IJsarena
We lopen in een surrealistisch toneel. De nachtelijke hemel spreidt een blauwachtige glans over de ijsarena waarin we lopen. In het zuiden ligt de Aiguille de Bionnassay. Die berg maakte gisteren grote indruk. Nu zijn we al even hoog als zijn top. Ik hoor het gehijg van de klimmers om me heen en het geknerp van de stijgijzers in de sneeuw. De wind blaast als een speldenkussen van ijs in m'n wangen. Het wordt een mooie dag. We klimmen het plateau van de Dóme de Gouter op. De helling gaat over in een enorme sneeuwvlakte. Aan het einde van dit sneeuwveld staat de piramide die via een graat, de Bossegraat, uitloopt in de hoofd top. Vanaf nu kruisen we de weg die de eerste beklimmers bijna tweehonderd jaar geleden namen. Op 7 augustus van het jaar 1789 zochten de arts Michel-Gabriel Paccard en de kristalzoeker Jacques Balmat zich een weg over deze vlakte, op weg naar de top van de toen nog onbestegen Witte Berg. Waar wij met gemak in een soort file naar de top wandelen, en waar het uitgesleten spoor ons vertelt dat we nog steeds op de juiste weg zitten, daar was dit terrein voor Balmat en Paccard net zo onbekend als de planeet Pluto voor de mens van 1994. Tegenwoordig staan de twee eerste beklimmers in het centrum van Chamonix, en wijzen met een bronzen vinger naar de top van de berg waar ze als eersten op mochten staan.
Gevoelloos
Aan de voet van de topopbouw staat een klein hutje, de Vallothut. Het gidsje noemt het „een verwaarloosde overlevingskist voor noodgevallen". Het is nog steeds donker en de wind giert om ons heen. Vingers en tenen worden gevoelloos. Om even beschut te zijn tegen de wind gaan we naar binnen. Via een klein trapje klimmen we het hutje in. Binnen is het druk. Dicht opeen gepakt zitten klimmers uit verschillende delen van de wereld te kleumen. Ze wachten de nieuwe dag af, zodat ze in het eerste licht van de zon naar de top kunnen. Enkelen hebben hun slaapzak om zich heen geslagen. Onder de mutsen komen wolkjes damp te voorschijn. Sommigen sliepen de afgelopen nacht hier. De vermoeide gezichten laten zien dat het geen goede nacht is geweest. Nog twee uur naar de top, over de smalle Bossegraat. Als we halverwege de graat zijn begint het te schemeren. De zon zal zo opkomen. Het wordt steiler Het gidsje waarschuwt voor dit laatste stuk: „... reken op flink gedrang en spannende inhaalmanoeuvres op de smalle graat." Soms is het dringen en staan we inderdaad, zoals het gidsje voorspelde, in de rij op de smalle graat. Waarom doen we dit eigelijk, vraag ik me af De mensen "thuis" kennen doorgaans maar drie bergen: de Mount Everest, de Matterhorn en de Mont Blanc. Is het om te kunnen zeggen dat we op de Mont Blanc hebben gestaan? In alpinistenkringen wordt deze route doorgaans gemeden. Te druk. Als ik omlaag kijk zie ik een lange sliert mensen in de ochtendschemering. Sommigen hebben hun hoofdlampje nog aan. Klimmen op de Mont Blanc is geen alleen-op-de-wereld-ervaring, het is in een lange rij naar de top stampen. Maar ondanks het gedrang blijft het uitzicht subliem. Aan de rechterkant ligt Italië, links is het Franse Chamonix, en achter ons het Franse laagland. Ik draai me om en ontdek iets geweldigs. De Mont Blanc werpt zijn schaduw over het Franse laagland. Het is een klein zwart driehoekje tegen de westelijke horizon. Alleen bij de hoogste bergen met daarachter een vlakte is zoiets waar te nemen.
Koffie
Het laatste stuk naar de top is niet moeilijk meer. Langzaam gaat de graat over in een plateau. De laatste meter klimmen we zijdelings tegen de helling omhoog. Dan buldert de wind onbelemmerd tegen ons in. We zijn er, hier was het allemaal om begonnen, de top! We staan met het ene been in Italië en het andere in Frankrijk, want de grens loopt hieroverheen. De wind blaast poedersneeuw over het topplateau. Even zijn we er alleen. De zon is net opgekomen en maakt de oostelijke horizon tot een silhouettenrij. Honderd kilometer verder zijn de markante vormen van de Matterhorn en de Wiesshorn bij Zermatt te zien. Onder ons ligt de Aiguille de Bionnassay. Gisteren was het nog een machtige Himalaya-reus. Nu lijkt het een onbeduidende berg. We maken foto's van elkaar en moeten oppassen dat onze wanten dan niet het ravijn in worden geblazen. We kunnen hier niet te lang blijven. Door de harde wind voelt het hier aan als -30. Nog even kijk ik om me heen, misschien kom ik hier nooit meer. Ik herinner me de woorden van Edward Whymper, een beroemd alpinist uit de vorige eeuw: „Hij die op de top van de Mont Blanc staat, bevindt zich in de positie van de man van wie alle wensen vervuld zijn. Hij heeft niets meer na te streven en moet dus wel ontevreden zijn." Inderdaad, we willen een kop warme koffie. We draaien ons om en beginnen aan de afdaling naar Chamonix, vier kilometer lager.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 juni 1994
Terdege | 72 Pagina's