Christus als Roos en Lelie
"Ik ben een Roos van Saron, een Lelie der dalen." Hoogleid 2:1,2
Bloemen spreken een taal. Ook in de Bijbel. Zij kunnen wijzen op de kortstondigheid van het leven, Psalm 103, of op vreugde en schoonheid. Zou de roos niet de schoonste zijn onder de bloemen? Spreekt zij niet de taal van de liefde en gaat er niet een bijzondere bekoring van haar uit? De hemelse bruidegom Jezus Christus zegt: Ik ben een Roos van Saron. Saron, een vlakte bekend om haar schone bloemenpracht. De schoonheid van de Heere Jezus Christus is evenals de roos opvallend en weergaloos. Helaas zijn onze ogen door de zondeval zo verblind, dat wij Zijn schoonheid niet zien. Wij komen niet onder Zijn bekoring. Wij zijn te veel ingenomen met de vergankelijke schoonheid van deze wereld, welker gedaante toch voorbij gaat, evenals haar begeerlijkheid. Het ware volk van God zal met schaamte en verdriet met Jesaja instemmen: „Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben."
Hoort Hem echter zeggen: Ik ben een Roos van Saron. Hij is veel schoner dan de mensenkinderen. Hij is rein en heilig. Hij is gehoorzaam geweest tot de dood des kruises. Hij verheerlijkte Gods recht. Hij stond op en leeft eeuwig. Door Zijn hand gaat het welbehagen des Heeren gelukkiglijk voort. Schoon is Hij in Zijn Persoon als de Zoon van God, als de Profeet voor dwazen, als de Priester voor schuldigen en als de Koning voor vijanden. Door het geschonken geloof wordt Hij gezien: Wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid, Joh. 1. En Paulus roept uit: „Doch wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond." Evenals de roos is Jezus Christus vertederend schoon. En innemend schoon. O, wanneer deze Roos openbloeit wordt het arme, door God vernederde en bedroefde zondaarshart vervuld met Zijn Hefde en de reuk van Zijn kennis, Hooglied 1:2 en 2 Kor. 2:14, 15. Daaronder verbreekt het harde, stugge, vijandige zondaarshart. Bij het geestelijk zien van de schoonheid van deze Roos en het gevoelen van Zijn liefde wordt het treurende hart vertroost. Dan vloeit er leven uit deze Roos in onze dode of dodige ziel. Het hart zal vervuld zijn met verwondering over deze Roos en over Zijn liefde voor zulke onwaardigen.
Is Hij ook niet een Lelie der dalen? Niet is bedoeld óns bekende lelietje der dalen. Bedoeld is een flinke, statige, deftige en welriekende lelie, die opvalt te midden van de doornen. Deze lelie vertoont haar schoonheid in de dalen en geurt in de laagte. De Heere Jezus Christus vertoont Zichzelf in Zijn schoonheid het meest in diepten waarin Zijn volk terecht komt. Het zijn de diepten van de kennis van hun verlorenheid. Het zijn de dalen van blijvende geestelijke armoede in zichzelf. Het zijn de laagten van zeer moeilijke en beproevende omstandigheden in hun leven. Daar waar zij bijna van druk verkwijnen, vertoont Hij Zijn schoonheid. Daar waar zij walgen van zichzelf en de stank van hun onrein hart, geurt Jezus Christus op een liefelijke wijze: Zijn bloed reinigt van alle zonde en Zijn Geest geeft leven aan hun ziel.
Deftig is de lelie. Salomo was in al Zijn heerlijkheid niet bekleed als een van deze leliën. Maar meer dan Salomo is hier. Deze hemelse Lelie vertoont Zich in koninklijke glans en majesteit. Hij boezemt ontzag, ootmoed en eerbied in de harten der Zijnen. Ik ben een Roos van Saron en een Lelie der dalen. Deze Bloem verwelkt nooit. Dit moge een bedrukt volk bemoedigen: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en in der eeuwigheid. De roos bloeide op de vlakte van Saron en de lelie in de dalen. Vlakte en dalen. Vrij toegankelijk! Zo vertoont de hemelse Roos en Lelie Zich in Zijn woord en in de prediking van het Evangelie. Zegt Hij niet: „Die dorst heeft kome, en die wil, neme de wateren des levens om niet." Ja, Hij zegt: „Zie op Mij",Jes. 45:22 (Eng. vert.) Ds. Hellenbroek schreef een verhandehng over het Hooglied. Bij deze tekst spreekt hij in de toepassing Gods kinderen hartelijk aan op de volgende wijze: Ga veel in die tuin waar deze Bloem te zien is; en pluk er een volle ruiker van en breng die in uw binnenkamer. Dat is: Draag Jezus in uw hart, stel Hem gedurig voor ogen. De Heere geve dat genadig door Zijn Geest, dan zal er iets van Hem uitstralen in ons leven. Dan getuigt Hij van Zijn volk: „Gelijk een lehe is onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren" (vers 2).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 juni 1994
Terdege | 72 Pagina's