Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een onmisbare vraag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een onmisbare vraag

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?" Handelingen 9: 6b

Er is geen persoon zo verborgen als Christus. Saulus meent God te kennen. En niet slechts te kennen, maar ook te dienen. Met een volvaardig gemoed is hij ijverig bezig al de geboden Gods tot in de kleinste onderdelen te onderhouden. Voor God heeft hij alles over. Daarbij is de tweede Persoon hem geheel onbekend. Erger nog: Hij weet wel iets van Hem, maar hij verfoeit Hem en vervolgt Hem in Zijn volgelingen. Jezus van Nazareth is voor hem het toppunt van Godslastering. Uit liefde en ijver tot God vervolgt hij Jezus. Zo dwaas is nu een onwedergeboren godsdienstig mens.

Als Saulus op de weg naar Damaskus snellijk een licht van den hemel omschijnt, hij ter aarde valt, een stem hoort, en vraagt: Wie zijt Gij, Heere, dan stort zijn hele leven in elkaar als hij hoort: Ik ben Jezus, Dien gij vervolgt. Altijd mis geweest. Nooit vóór God, maar altijd tegen Hem gestreden. Jezus is toch de Christus, de door God verordineerde en gezalfde Zaligmaker. Hoor, hoe hij nu de door hem gehate en vervolgde Nazarener aanspreekt: Heere. Hier erkent hij Hem Die hij nooit heeft willen erkennen. De echtheid van deze erkenning openbaart zich in de onderwerping: Wat wilt Gij, dat ik doen zal? Saulus zelf weet niet meer wat goed is. Eigenlijk weet hij niets meer dan dit ene: Jezus is Heere en Hem heb ik hef te hebben en te dienen. Lag alle goeds vroeger bij Saulus zelf, nu ligt het volledig buiten hem en ziet hij het in Jezus liggen. Hierbij voelt hij dat hij onbekend met Jezus en dus ook onbekend met het goede in Jezus is. Vroeger wist hij hoe hij moest leven, wat hij moest doen en moest laten. Nu weet hij van dit alles niets meer.

Wat wilt Gij, dat ik doen zal? Wat de Heere wil, dat is goed. Zijn wil is het doel van Saulus' bestaan geworden. Onvoorwaardelijk geeft hij zich met uitlevering van alles aan de Heere en stelt hij zich Hem ter beschikking. Zijn eigen wil is weg. Gods wil is alleen over. Zie hier de triomf van Gods werking. Wij mensen mogen een en al onwil zijn om de Heere te bedoelen en te dienen. Eén wenkje van Gods almacht en de puurste vijand onderwerpt zich.

Geliefde lezers, is het in ons leven al tot deze vraag gekomen? Zijn wij met onze eigen kennis en met onze eigen wil aan het eind geraakt? Is er in ons leven de onvoorwaardelijke onderwerping aan, en de totale afhankelijkheid van de Heere gekomen? Voordat deze er zijn gekomen, leven wij niet, maar zijn wij levende dood. Het is een voor het leven onmisbare vraag. Wanneer deze vraag niet levende werkelijkheid geworden is, dan zijn wij nog in onze zonden en rust de toorn Gods op ons. In het heden der genade worden wij een ieder persoonlijk bij onze naam geroepen: Wat vervolgt gij Mij?

Wanneer deze vraag wel in ons leven gevonden mag worden, wordt ons gevraagd: Is die vraag nog levende werkelijkheid? Wat zou het erg zijn als dat niet zo was. Zijn wij dan met de genade wat geworden? Weten wij het nu? Wat zijn wij dan arm. Menende wat te zijn Dr. WJ. op 't Hof, Nederhemert en wat te hebben, zijn wij de ellendigsten van alle mensenkinderen. Gij die beter weet, gij voelt toch wel dat er niets beter is dan het de Heere te laten weten en te laten uitmaken. Hij weet wat goed is. Ik niet. Ik weet niet welke weg ik moet gaan en hoe ik zal leven tot Zijn eer. Hij weet het. En... Hij wil het nog bekend maken ook. De Heere zei Saulus wat hij moest doen. Hij wil het ook u zeggen.

Wat zou de Heere meer aan Zijn eer komen als wij meer naar Zijn wil zouden vragen. Gods eer is het rechte leven van een mens. Als wij door wederbarende genade gestorven zijnde aan onszelfde Heere mogen bedoelen, leven wij pas. O, God geve dat wij het nu eens niet weten en dat wij geen eigen wil hebben, maar ons onder Hem mogen leggen: Heere, wat wilt Gij? Wie dit in waarheid mag beoefenen, ontvangt antwoord. God zou God niet zijn als Hij dezulken niet antwoordde. De weg van Gods wil is goed, hoe die weg dan ook lope.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 september 1994

Terdege | 80 Pagina's

Een onmisbare vraag

Bekijk de hele uitgave van woensdag 21 september 1994

Terdege | 80 Pagina's