Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De  laatste bussenmelkers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De laatste bussenmelkers

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lang hebben Staphorst en Rouveen zich verzet tegen de modernisering van het boerenleven. De grupstal hield er stand, de stier wordt nog in ere gehouden, melkrijders zamelen dagelijks de ijzeren melkbussen in. Als het aan de bevolking ligt blijft het zo. De realiteit is anders. Schaalvergroting en regelgeving hangen als een zwaard van Damocles boven Neêrlands laatstebussenmelkers. Hun dagen zijn geteld.

Grijze haren pieken onder haar daagse muts uit. Met een vermoeid gebaar strijkt ze langs de rug. Dan plaatst ze de lege melkbussen op de handkar en loopt terug naar de boerderij. Een hoogbejaarde boerin in Staphorster rouwdracht. De rokkenvracht welft als een tent om haar heupen. Het grint knerst onder de klompen. Op de melkbank tegen de zijgevel van de kraakheldere hoeve ligt de melkketel uit te druipen. De fruitbomen naast de boerderij staan in volle bloei. Erachter ligt het Rouveense weideland, waar de morgennevel oplost in de stralen van de snel stijgende zon. Het weemoedige geloei van een jonge stier doorbreekt de stilte van het vroege uur. De melkrijder is al bijna uit het zicht verdwenen. Met handige slag plaatst hij de volle bussen op de kar achter zijn trekker en zet de lege weer aan de weg. Zoals hij dat elke dag twee keer doet. Behalve op zondag. Dan rusten mens en dier.

Dagboek
De boerderij van Jan en Jentje Stegeman ligt een meter of vijftig van de Oude Rijksweg vandaan. Slechts een gang scheidt de woonkamer van de ouderwetse grupstal. Negen koeien hebben ze te melken, 's Avonds doet Jan het. 's Morgens is hij al vroeg weg. Als timmerman heeft hij er een volledige weektaak naast. Het werk op de boerderij komt voornamelijk op z'n vrouw neer. Door de beperkte omvang van de veestapel is nooit een melkleiding aangelegd. De Rouveense boerin melkt nog met ketels, die ze leegt in een van de drie bussen die buiten gereed staan. Het witte vocht kolkt schuimend door de zeef die ze in de hals van de bus heeft geplaatst. Niet alleen het melken, ook het mesten behoort tot Jentjes taak. Ze heeft het nimmer als een last ervaren, „'k Schreef vanmorgen nog in m'n dagboek dat ik dankbaar mag zijn dat ik het nog doen kan. Hoe veel mensen zijn er niet die niet meer kunnen werken?" Leunend op haar gaffel overziet ze haar levende have. „Hoe lang nog?", vraagt ze zich met een verdrietige ondertoon af., Je zit met de mest he. We hebben geen opslag. En de regels worden steeds strenger, ik denk niet dat we het nog lang vol kunnen houden. M'n man vindt dat wel zo erg. Niet eens om het geld. Dat boeren is altijd z'n lust en z'n leven geweest. Maar het gaat gewoon niet meer."

Contrasten
Elders in het land werden de kleine veebedrijven al eerder uitgebannen. De introductie van de melktank gaf de genadeslag. In Staphorst en Rouveen werd de executie uitgesteld. De plaatselijke zuivelfabrieken bleven bussen accepteren. Ze worden opgehaald door elf melkrijders, acht van Staphorst en drie van Rouveen. Voor het merendeel jonge boeren, die zo hun maandloon aanvullen. Twee keer per dag trekken ze langs de hen toebedeelde route. Om de twee jaar wordt het melkvervoer opnieuw bij inschrijving uitbesteed. Jan Brakke heeft al vier jaar een korte route. Moeiteloos plaatst hij de veertig kilo zware bussen op de platte wagen achter z'n trekker. Over het fietspad trekt de schooljeugd voorbij. Een meiske in klederdracht scheurt overmoedig op een city-bike. Het is een van die merkwaardige contrasten waarvan Staphorst vol Voor hotel Waanders staat een nieuwe Volvo, knipperend met de lichten. Als de melkwagen is gepasseerd komt een struise vrouw aan draven, gehuld in het Stapperse goed. Zwarte kousen, zware rok, kraplap en gespikkelde muts. Haastig kruipt ze achter het stuur en trekt met brullende motor op. Tot schrik van twee tieners die druk kwetterend naast elkaar fietsen, de een in kuise dorpsdracht, de ander in minirok en luchtig shirtje. Een bordje langs de Gemeenteweg maant de fotograaf tot voorzichtigheid. "Het is verboden iemand op of aan de weg zonder diens toestemming te fotograferen of filmen".

Melkontvangst
Tegen kwart voor negen arriveren we bij de CZS, de Coöperatieve Zuivelfabriek Staphorst. De melkrijder parkeert z'n vracht achter het voertuig van z'n voorganger, die de wagen al grotendeels leeg heeft. De melkontvangst draait op volle toeren. Via een lopende band verdwijnen de bussen de fabriek in. De deksels worden door de melkrijders los getrokken. In de fabriek staat op een verhoging een blozende boer de bussen te kantelen. Het witte vocht stroomt in een reservoir waarin het wordt gewogen. Achter de ouderwetse weegschaal noteert de tweede man van de melkontvangst het gewicht, dat in een kasboek wordt genoteerd. Tussen het wegen door neemt hij vet- en eiwitmonsters. Door het geraas van machines en het gekletter van bussen en deksels is een normaal gesprek onmogelijk. Voor de twee werkers is een doeltreffend communicatiesysteem aangebracht. Een kolossale buis, die nog het meest doet denken aan een scheepshoorn, waardoor zo nodig een boodschap kan worden uitgewisseld. De lege bussen komen verderop via de band naar buiten en worden door de melkrijder weer op de kar gezet. In een vast stramien. Vanavond krijgt elke boer z'n eigen exemplaren terug. ,Je kent alle nummers uit het hoofd", zegt Jan.

Melkrijder
Sinds '91 is hij zelfstandig boer. Melkrijden doet hij al tien jaar. Tot nu toe zat hij steeds bij de laagste inschrijvers. „Als het erop aankomt is het geen genoeg geld. Makkelijk zat. Maar mij past het gewoon best. Alleen van de boerderij kunnen we niet leven. Ik moet er wat naast hebben. Dan is dit net mooi. De trekker heb ik al, die moet ik ook voor de boerderij hebben. En de wagen heb ik tweedehands gekocht. Na het melken eet ik wat, dan ga ik rijden en iets na half tien ben ik alweer terug." De komende jaren hoopt hij zijn bedrijf te kunnen uitbreiden. Want de bussen is een aflopende zaak. „In die tien jaar dat ik nu rij is de bussenmelk met zeker de helft teruggelopen. Als er opnieuw ingeschreven moet worden, gaat er elke keer een rit uit. Geen mens kan het precies zeggen, maar ik geloof niet dat ze over tien jaar nog melkrijders nodig hebben. Met de fusie van de zuivelfabrieken zijn veel grotere boeren op een tank overgegaan."

Fusie
Tot '87 telden Staphorst en Rouveen nog vier zuivelfabrieken. In dat jaar gingen de twee van Rouveen samen. Staphorst volgde het voorbeeld van het buurdorp. Op 1 januari fuseerden "Ons Belang" aan de Gemeenteweg en "De Nijverheid" aan de Oude Rijksweg tot de Coöperatieve Zuivelfabriek Staphorst. „De stijgende vaste kosten dwingen je tot een zekere schaalvergroting", verklaart algemeen directeur}. Prins, die uit "Ons Belang" afkomstig is. De samensmelting bracht de gemoederen behoorlijk in beweging. Oud zeer en taaie dorpssentimenten vormden aanvankelijk een reële bedreiging voor de fusie. "Ons Belang" was van oudsher een produktiebedrijf, "De Nijverheid" een leveranciersvereniging die de melk doorverkocht aan de hoogste bieder. In de loop der jaren gingen verschillende boeren van "Ons belang" over naar "De Nijverheid". Voor menig lid van "Ons Belang" was het even slikken dat die profiteurs door de fusie probleemloos terug konden keren. Omgekeerd raakte de achterban van "De Nijverheid" geëmotioneerd door de gedachte dat alle activiteiten naar de fabriek van "Ons Belang" verplaatst zouden worden.
Om de fusie erdoor te krijgen is besloten dat het antieke pand van "De Nijverheid" het ontvangststation voor alle bussenmelk wordt. Daarvandaan wordt een groot deel naar de zuivelfabriek getransporteerd, een kilometer verderop. „Een economische beslissing was het zeker niet", erkent Prins. „Maar in een dorp als Staphorst spelen ook andere factoren een rol. Vooral voor de oudere boeren van "De Nijverheid" is het moeilijk te verteren als "hun fabriek" gesloten wordt."

Variatie
Van de ruim zestig miljoen kilo melk die de gefuseerde onderneming ontvangt, wordt 25 miljoen kilo in bussen aangeleverd. Staphorst is goed voor achttien miljoen kilo, Rouveen voor vijf miljoen. De resterende twee miljoen komt uit een wijde regio, van Nunspeet tot Hoogeveen. Vanaf 1985 bestaan de bussenmelkers in dit gebied, meest oudere boeren van aflopende bedrijfjes, bij de gratie van de Staphorster zuivelfabrieken.
In Staphorst en omgeving is de populatie bussenmelkers gevarieerder. Naast bejaarde veehouders die langzaam afbouwen staat een forse koppel semi-boeren. Overdag zijn ze in loondienst, 's avonds en in de vakantie vrij ondernemer. Het aantal grotere boeren dat in bussen levert neemt snel af De melktank hoeft maar vijf keer per veertien dagen geleegd te worden, wat de transportprijs aanzienlijk drukt. Daarnaast krijgen tankmelkers een toeslag van ruim twee cent per kilo, een bedrag dat wordt weggehaald bij de bussenmelkers.

Kaasfabriek
De aangeleverde melk wordt door de CZS verwerkt tot kaas. Voornamelijk specialiteiten als komijnen-, kümmel-, kruidenen brandnetelkaas. Sinds een jaar of vijf wordt zelfs kosjere kaas bereid, onder toezicht van het rabbinaat. De produkten gaan weg via de vrije handel. Een klein deel wordt rechtstreeks verkocht, vanuit het nostalgische kaaswinkeltje dat in de fabriek is ondergebracht. Voor de plaatselijke bevolking is er ook melk verkrijgbaar. Verser kan niet. De kaasklanten komen uit een wijde omgeving. Medelanders die op doorreis naar het noorden of zuiden Staphorst passeren, slaan meer dan eens af om even een Amsterdammer, een Staphorster of een knoflookkaasje op te halen. „In prijs maakt het niet veel uit, maar de kaas is hier gewoon veel lekkerder", weet een chauvinistische Staphorster klant. Hoewel de CZS naast giganten als Coberco en Frico-Domo een dwerg is, ziet Prins zeker toekomst voor zijn fabriek. „Het is net als met de warme bakker. Zolang er maar niet te veel van komen. Wij maken produkten die voor een Coberco niet interessant zijn. Daarnaast is er de principiële kant. In deze streek zou men, als het moeilijker wordt, best met een wat lagere melkprijs genoegen nemen als men daardoor de zondag in ere kan blijven houden."

Soepel
In het kaaspakhuis treffen we Albert Hulst. Sinds '80 combineert hij zijn boerderij met een volledige weektaak in de kaasfabriek. Voordien was hij zestien jaar melkrijder. Eerst drie jaar voor "De Nijverheid". Toen hij daar afviel schreef hij in bij "Óns Belang", waar hij wel in de prijzen viel. „Toen hebben we de melk ook naar "Ons Belang" gedaan. Als ik aan hen verdien, mogen zij ook aan mij verdienen. Makkelijk zat. 's Morgens kUmt hij om half zes uit bed. Nadat hij, samen met de vrouw, z'n vijftien koeien heeft gemolken, eet hij een boterham en vertrekt naar de fabriek. Daar werkt hij van half acht tot half zes. Een lange dag, maar daar staat tegenover dat hij twee uur pauze heeft, zodat hij tussen de middag thuis kan gaan eten. En de bedrijfsleiding is redelijk soepel. Als hij even naar huis moet om te assisteren bij de geboorte van een kalf, doet niemand moeilijk. De hooitijd is het drukst. Schudden doet Albert tussen de middag. Het binnenhalen gebeurt 's avonds. „Het is maar een week. En van werken heeft nog nooit iemand wat gekregen." De waarheid van die stelling wordt bewezen door z'n 72-jarige moeder, die bij hem inwoont. Terwijl haar zoon de middagkost nuttigt, kruipt ze op de knieën door haar moestuintje om kropsla en snij biet te planten. Ze ziet alweer uit naar de hooibouw. „Dat mag ik graag doen. Het zware werk kan ik niet meer, maar de kanten harken lukt nog best."

Regelgeving
Over de toekomst van de bussenmelkers is ze somber gestemd. „Ik heb nog volop met de hand gemolken. Maar 't wordt allemaal anders. En niet beter." Albert geeft de bus nog een jaar of tien. Op z'n best. Want naast de noodzakelijke schaalvergroting hangt de nieuwe regelgeving als een zwaard van Damocles boven de bussenmelkers. Volgens de Europese richtlijnen moet de bussenmelk bij de fabriek aankomen met een maximum temperatuur van acht graden, tenzij de melk binnen twee uur wordt aangeleverd. In de praktijk is dat onmogelijk. Zeker in de zomermaanden. Koelen met leidingwater brengt de temperatuur op z'n best terug tot twaalf graden. De Staphorster zuivelfabriek heeft inmiddels ontheffing aangevraagd bij het Produktschap voor Zuivel. „Wordt geen ontheffing verleend, dan is het meteen gebeurd met de bussenmelkerij". zegt Prins. „Het is niet anders. Je kunt de ontwikkelingen niet tegenhouden. Het is uiteindelijk een kwestie van economie. De boer probeert zo voordelig mogelijk te draaien en dat moet de fabriek ook. Die is in wezen een verlengstuk van de boerderij. Het overgrote deel van onze melkleveranciers is ook lid van de coöperatie."

Circulaire
Hendrik Talen heeft net de circulaire van de fabriek over de aangescherpte normen ontvangen. Het schrijven kwam voor hem niet geheel onverwacht. Ruim 26 jaar zat hij in het bestuur van "Ons Belang", tot 1992. Daardoor weet hij nog altijd meer dan een ander. Bekommerd schudt de bejaarde boer het hoofd. Hij is net terug van de veemarkt in Zwolle, waar hij twee drachtige koeien heeft gekocht. Na het kalven gaan ze weer weg, want hij wil gaan afbouwen. Zelf is hij 72, Roelofje al 73. „In het land melken we nog met een weidewagen en ketels. Dan verneem je het wel dat je de zeventig gepasseerd bent." Met dertig koeien was hij veertig jaar geleden een grote boer. Stierhouder voor de hele omgeving. Door de voortgaande schaalvergroting valt hij inmiddels onder de categorie keuterboeren. Het lijkt nog wat omdat het bedrijf van zijn zoon in dezelfde boerderij is ondergebracht. De vader heeft twintig koeien. De zoon, "die alle dagen uit timmeren gaat", melkt er dertig. Op maandagmorgen leveren ze gezamenlijk zo'n zeventig bussen a£ De lege exemplaren staan in regiment aan de zijkant van de Staphorster hoeve.

Goede tijd
„'t Is bijna gebeurd met de bussen", verzekert Hendrik. „Let maar op, dat duurt geen jaren meer. Voor ons geeft dat niet. Wij zijn oud. Maar voor al die jonge kerels die naast hun werk een paar koeien hebben, is het een klap. Je hebt er op Staphorst nog maar weinig die enkel boer zijn. Over tien jaar zijn er alleen nog een paar grote over. Alle kleintjes moeten weg. Het was altijd gezellig onder mekaar, maar het kan niet meer. Het moet steeds groter en efficiënter. Ze hebben vandaag zelfs geen tijd om even een praatje te maken." Ook Hendrik en Lijsje Veijer prijzen zich gelukkig dat ze van de oude generatie zijn. Hun land grenst aan dat van Talen. Het melkvee hebben ze allang opgeruimd, maar zonder dieren kunnen ze nog niet. Naast elkaar lopen ze door het land, op weg naar de pinken. Zoals ze een leven lang schouder aan schouder hebben opgetrokken. Tevreden staat Hendrik tussen de drie dieren, die zich gewillig door hem laten strelen, „'t Was een mooi leven", zegt Hendrik. „Wij hebben de goede tijd meegemaakt. Zoals het nu gaat, zou het voor mij niet meer hoeven."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 mei 1995

Terdege | 72 Pagina's

De  laatste bussenmelkers

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 mei 1995

Terdege | 72 Pagina's