Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gezelschapsleven in de  in de Alblasserwaard

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gezelschapsleven in de in de Alblasserwaard

H. Natzijl: „Mensen als Fijgje Bons waren geen vechters, die beleefden hun eigen schuld''

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ze vonden in de Hervormde Kerk geen voedsel. Daarom lazen ze zondags overjarig koren en zochten doordeweeks het gezelschap van de vromen. Toch bleef bij het merendeel het verlangen naar herstel van de vaderlandse kerk leven. Met daaronder het heimwee naar de eenheid van alle ware christgelovigen. Dat vooral typeerde het gezelschapsleven in de Alblasserwaard. Niet de kerkelijke kleur, maar de geestelijke band was bepalend. H. Natzijl denkt er met weemoed aan terug.

Het waren geen commerciële motieven die redacteur H. Natzijl van uitgeverij Den Hertog ertoe brachten het gezelschapsleven in de Alblasserwaard te boekstaven. Wat hem dreef was de band met de vromen uit zijn jeugd. Eenvoudige mensen die elkaar opzochten om te spreken over de gangen die God gaat met Zijn volk. Tot zijn eigen verbazing werd "Zoete banden die mij binden" ook zakelijk een succes. De eerste druk van 2500 exemplaren was in korte tijd uitverkocht. Vorige week rolde de tweede druk van de pers. De recensies zijn bijna zonder uitzondering positief, zowel in hervormde als afgescheiden kerkelijke organen.

Speurwerk
Aanvankelijk werkte Natzijl samen met H.J. van Dijk ("Harrie"), een kenner van de Alblasserwaard en een kleurrijke vogel in de kerkelijke volière. In 1971 publiceerde deze Giessenburger een aantal schetsen uit de historie van de Waard, onder de titel "Een land dat voor geen wateren beeft". Voor een heruitgave voelde Natzijl niet. De schetsen vertoonden naar zijn mening te weinig samenhang. Besloten werd een compleet nieuw boek uit te geven. Van Dijk, die veel gezelschapsmensen nog persoonlijk had gekend, zou de informatie aanleveren. Natzijl nam op zich het materiaal te ordenen en te stileren.

Door de plotselinge dood van Van Dijk, in 1992, stagneerde het project. Na verloop van tijd nam Natzijl de draad toch weer op. Ook het speurwerk naar bronnen, in de vorm van brieven en bekeringsgeschiedenissen, rustte nu op zijn schouders. Het verdroot hem niet. „In m'n jonge jaren heb ik veel over die gezelschapsmensen gehoord. M'n schoonvader is veel bij Fijgje Bons geweest. Jan den Besten kwam bij ons op het Schoonhovense veer in de kerk... Het waren mensen waar iedereen met achting over sprak."

Afscheiding
Van de belangrijkste vertegenwoordigers van het Alblasserwaardse gezelschapsleven zijn in "Zoete banden die mij binden" levensschetsen opgenomen. Een deel had zich volledig van de kerk afgekeerd, had daar ook geen enkele hoop meer voor. Maar de stroming die de band met de Hervormde Kerk wilde bewaren, had duidelijk de overhand. Ondanks alle zorgen over deze kerk, vond de roep om afscheiding in de Waard weinig weerklank. Een rationale verklaring heeft Natzijl er niet voor. „In de Reformatie verdwenen in de Alblasserwaard vrijwel alle roomse kerken. Massaal koos men de zijde van de hervorming. Daarna heb je in de Hervormde Kerk hoogte- en dieptepunten gehad, ook in de Alblasserwaard. In de tijd van de Afscheiding was er nauwelijks meer iets te vinden. Het geestelijk leven moest je zoeken in de gezelschappen. Toch ging het overgrote deel van de Alblasserwaard met de Afscheiding niet mee. Ledeboer heeft wel enige invloed gehad, maar uiteindelijk is alleen in Giessendam een Ledeboeriaanse gemeente ontstaan."

Omwenteling
Karakteristiek voor de Alblasserwaard was volgens Natzijl de relativering van kerkelijke structuren. „Waar het leven was zocht men elkaar op, over de kerkmuren heen. Op sommige gezelschappen, zoals bij Willem Verheij in Ameide, was het zelfs verboden om over kerkelijke zaken te spreken. Dat leverde volgens Verheij enkel geesteloos getwist op." Onder de gezelschapsmensen die de band met de Hervormde Kerk vasthielden, bleef het verlangen levend naar een geestelijk reveil. Dat meer dan eens ook werkelijk kwam. „In Oud-Alblas is onder ds. Du Cloux een omwenteling gekomen. De kerk zat vol en de kroegen liepen leeg. Zulke krachtdadige dingen gebeurden en hadden tot in de verre omtrek hun uitwerking. Willem Verheij liep van Ameide naar Oud-Alblas om Du Cloux te horen. Hetzelfde vond je bij ds. De Vijver in Schoonrewoerd. Ook daar trokken mensen uit de wijde omgeving naartoe, om zielevoedsel te krijgen. Na de diensten werd in een koffiehuis nog nagesproken over de preek en over het geestelijk leven. Het onderscheid tussen bekeerden en onbekeerden lag toen veel duidelijker. Er ging wat van die mensen uit. Niet alleen van hen die krachtdadig bekeerd waren, maar ook van eenvoudige mensen die door hun levenswandel een getuigenis gaven. Mijn eigen opa is meer dan eens bij het sterfbed gevraagd van mensen die zelf nergens aan deden."

Evangelisten
De kerkeraadsnotulen die Natzijl raadpleegde, oordelen doorgaans negatief over de gezelschapsmensen. Ze werden beschouwd als wederspanninge betweters, die zich boven het gewone kerkvolk verheven voelden. Uit de brieven en bekeringsgeschiedenissen van de thuislezers zelf, komt een totaal ander beeld naar voren. Ze klaagden niet alleen over hun eigen geestelijke toestand, maar toonden ook een oprecht verlangden naar kerkherstel. Dat werd concreet ter hand genomen door een aantal hervormde evangelisten, die her en der in schuren spraken. De meeste predikanten zagen hen liever gaan dan komen, maar in gezelschapskringen konden ze hun woord kwijt. Ook Willem Verheij stelde zijn timmermanswinkel voor dit doel beschikbaar. Ondanks kritiek, niet alleen van de kant van het gemene kerkvolk, maar ook van enkele gezelschapsmensen. Verheij troostte zich met een woord van de Engelse prins der predikers. „Ds. Spurgeon te Londen zei: Alle vormgodsdienst is een koude, dode orthodoxie, waar geen Geest of leven in is. Het is gelijk aan iemand die bij een bakker komt om brood, die allerlei aanmerkingen op het brood heeft, omdat het niet gebakken is in de vorm zoals hij het graag had. Maar er kwam een ander, die had honger en vroeg maar om brood,
zonder te zien naar de vorm. Als hij maar brood had, opdat zijn ziel verzadigd mocht worden."

Ds. Bouthoorn
De invloed die de gezelschappen hadden, ziet Natzijl bevestigd in de kerkelijke geschiedenis van Groot- Ammers. Van 1835 tot 1892 stond daar ds. J.P. Ott, een man met een liberale inslag. „Hij bepreekte wel de Heidelberger Catechismus, maar de zondag over de Heilige Geest sloeg hij altijd over." Tegen elke redelijke verwachting in was zijn opvolger van een totaal andere gezindheid. Met klem en bewogenheid verkondigde
ds. C. Bouthoorn de noodzaak van wedergeboorte en bekering. Vanaf de eerste zondag zat de kerk stampvol. Al spoedig moest zelfs een galerij worden gebouwd, om de schare te kunnen bergen. Op het moment dat de bevindelijke prediking te horen was in de grote kerk, voegde de onderstroom van de gezelschappen zich weer in de bedding van het geordende kerkelijke leven. „Daardoor was zo'n gemeente ineens rechtzinnig. Bouthoorn stond er nog maar een paar maanden, toen door de kerkenraad een brief naar het gemeentebestuur werd verzonden, met het verzoek de kermis af te schaffen. Hetzelfde verzoek werd geuit door negentig gemeenteleden. Een soortgelijke ontwikkeling zag je in Oud-Alblas, onder ds. Du Cloux en ds. Ten Bokkel Huinink."

Ds. Zandt
De door Natzijl vastgelegde geschiedenis van het gezelschapsleven in de Alblasserwaard legt een paradoxaal feit bloot. De gezelschappen ontstonden en floreerden daar waar predikanten en kerkenraden er niets van moesten hebben. Kwam er een voorganger die het gezelschapsleven een warm hart toedroeg, dan boetten de gezelschappen juist aan betekenis in, omdat ze deels in de kerk opgingen. Nauwkeurig hielden de gezelschapsmensen in de Alblasserwaard de preekbeurten van rechtzinnige predikanten bij. „Als ds. Zandt in Bleskensgraaf voorging, stroomden ze van alle kanten toe. Dat was een van de zielevrienden van Fijgje Bons. Bij Fijgje kwam iedereen. Daar bestonden geen kerkmuren. Bekend is de ontmoeting die ze had met ds. Roelofsen van de Gereformeerde Gemeenten. Toen werd iets geproefd van de ge meenschap der heiligen en de eeuwige vreugde. Ook de oude ds. Tukker trok veel gezelschapsmensen. M'n schoonvader las zondags thuis preek, maar voor Tukker liep hij van Streefkerk door het weiland naar Bleskensgraaf. Die wist de snaren van Gods volk in de Alblasserwaard te raken."

Unieke trekken
Voor Hermanus van den Hoven had de kerk definitief afgedaan. „Manus was een principiële thuiszitter", zegt Natzijl. „Maar het merkwaardige is, dat hij toch regelmatig bij Fijgje Bons kwam. En hij is begraven door de hervormde voorganger J. Vroegindeweij uit Middelharnis. Tijdens zijn leven kreeg hij zelfs een toelage vanuit de hervormde diakonie. Geef daar nou eens een verklaring voor. Heb je dat nou elders in het land ook gehad? Ik geloof het niet. Daarin heeft de kerkelijke geschiedenis van de Alblasserwaard toch unieke trekken. Ds. Bouthoorn ging bij het hele dorp op huisbezoek. Of de mensen nou hervormd waren of afgescheiden, boer of kroegbaas, bij iedereen kwam hij langs. Elk jaar. En hij werd maar bij een paar mensen geweigerd. Die houding vond je trouwens ook in afgescheiden kring wel. Ds. Fraanje bediende eens het Heilig Avondmaal voor een groep hervormde mensen. Toen hij zei dat ze toch beter lid konden worden van de Gereformeerde Gemeenten, zeiden ze allemaal nee. Kerkelijk wilden ze hervormd blijven. Maar binnen de gezelschappen was de kerkelijke achtergrond ondergeschikt en vond men elkaar in het geestelijk leven. Zoete banden die mij binden."

Bovenkerkelijk
Bewust toonde Natzijl vooral de positieve kant van het gezelschapsleven. De negatieve zijde heeft naar zijn overtuiging al voldoende aandacht gehad. Niet dat hij die wil ontkennen. „Er zijn vreemde dingen gebeurd, daarin moeten we nuchter zijn. Het bleven mensen. Dat komt uit bepaalde voorvallen en brieven duidelijk naar voren. Sommige gezelschapsmensen keken elkaar nooit aan, meestal omdat de karakters botsten. Maar in de meeste brieven treft toch de geestelijke inhoud en het respect voor eikaars kerkelijke standpunt." In het kerkelijke denken van de Alblasserwaarder is volgens de redacteur van Den Hertog, zelf lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, nog altijd iets van die oecumenische trek te vinden. „Ik heb m'n leven lang contact gehad met mensen van andere kerken die met dezelfde problemen en vragen worstelen. De groep die graag een bevindelijke prediking hoort, is bovenkerkelijk. Dat is in de Alblasserwaard altijd sterk beleefd. En dat stempelt je kerkelijke denken. Je kunt dat nauwelijks onder woorden brengen, maar het bepaalt de wijze waarop je de dingen aanvoelt. Dat merk ik nu ook uit de reacties op het boek van mensen uit andere delen van het land, die hun wortels in de Alblasserwaard hebben liggen. Dit spreekt ze aan. Ze herkennen er iets in van de geestelijke atmosfeer uit hun jeugd, waar ze met heimwee aan terugdenken."

Zelfhandhaving
Met de nadruk die vandaag wordt gelegd op het belang van kerkelijk besef is Natzijl niet onverdeeld gelukkig. „Pas las ik een opmerkelijke uitspraak van een godvrezende ouderling die recent overleden is. Als men niet meer over geestelijke dingen kan praten, dan gaat men dogmatische of kerkelijke zaken benadrukken.' Dat is zo. Dan kom ik ook bij mezelf Al ben je met deze dingen bezig, wat kun je een gemis ervaren, wanneer je in brieven leest waaruit deze mensen spraken. In de kerkelijke verwarring van vandaag vraag je je weleens af: Wat is nou eigenlijk geestelijk leven? Wat is de zin van het hele leven? Waar vind je nog enig houvast? Het is allemaal ik, ik, ik. De ootmoed, die in onze kringen het meest gepreekt wordt, ervaar je in de praktijk nergens minder. Je hoort mensen soms met een paar zware kreten beweren dat alles wegzinkt, maar ik geloof dat bij iemand die dat werkelijk beseft en inleeft de mond dichtgaat. Je komt zo veel harde rechtzinnigheid tegen. Dat is een rechtzinnigheid waar niets van uitgaat. We zeggen zo makkelijk dat we Gods eer bedoelen, maar die wordt alleen in het stof bedoeld."

Verlangen
„Die zelflhandhaving, daar wordt een mens ziek van. Ik zie dat ook bij veel jongeren. Die zijn al die kerkstrijd en dat gevecht om tweederangs zaken moe. Die zoeken weer naar het echte, het authentieke. Mensen als Fijgje Bons waren geen vechters. Die beleefden hun eigen schuld. Ik heb de ouwe Teunis van Dieren op een gezelschap eens een dankgebed horen doen. Weet je wat hij zei? 'Heere, nou ben ik 84 jaar en wat is het laag afgelopen. Als ik nog eens 84 jaar moest leven, bleef er helemaal niks meer van over.' Die taal hoorde ik toen ik een jaar of zestien, zeventien was op een gezelschap. Hadden we daar maar iets meer van. Is dat er dan helemaal niet meer? Zéker is er dat. Anders was Gods Woord niet waar. Er zijn nog altijd mensen die door de Heere in de schuld worden gebracht. En die in ootmoed voor Hem gaan leven. Gelukkig wel! Anders was 't een hel op aarde. Of niet?"

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 april 1996

Terdege | 88 Pagina's

Gezelschapsleven in de  in de Alblasserwaard

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 april 1996

Terdege | 88 Pagina's