Ouder en wijzer
Over het onderwerp "eenzaamheid" blijven reacties binnenkomen. Daarbij worden soms dingen verteld die voor mij ook nieuw zijn. Bij eenzaamheid denk je vaak aan mensen die alleen zijn of raken en ook niet zo gemakkelijk het initiatief nemen om nieuwe contacten op te bouwen. In een kerkelijke gemeente weet iedereen wel zo'n beetje wie dat zijn. In de vorige rubriek riep ik u dus op om juist zulke mensen erbij te halen en te proberen met hen een relatie op te bouwen. Een lange brief liet mij weten dat er ook eenzamen zijn die dat camoufleren en voor niemand willen weten. De desbetreffende brief kwam van een ruim 80jarige mevrouw, die al 19 jaar weduwe is en geen kinderen heeft. Kerkelijk behoort ze bij een vrij grote gemeente in het westen des lands. Haar briefis een getuigenis van de trouw van de Heere God. „Steeds maakt de Heere het waar: Op uw noodgeschrei deed Ik grote wonderen. Wat is het dan weer rijk als de Heere de weg weer komt te banen in mijn geestelijke nood." De briefis een bewijs van het feit dat wij ons zeer kunnen vergissen in de omstandigheden van mensen. De schrijfster laat namelijk weten dat ze een zeer gesloten karakter heeft. Iedereen zal denken dat het best met haar gaat en ze zich heel goed redt. „Niemand weet hoe ik er voor zit. Ook niet iemand uit de gemeente, hoewel ik door en door bekend ben. Ik kan daar niet mee te koop lopen. Dat kan nooit tot de eer van God zijn." Tja, dat laatste vraag ik mij af Deze mevrouw, zo blijkt duidelijk, is in alles van God afhankelijk. Maar daarom mag zij nog wel proberen om met anderen, gelijkgezinden, contact te krijgen. Reeds bij de schepping heeft de Heere God immers gezegd dat het niet goed is dat de mens alleen zij. Een goede manier is dan toch om de dominee of een ouderling ook voor deze eenzaamheid in vertrouwen te nemen en van het verdriet te vertellen. Wellicht kunnen zij op een goed spoor zetten, want er zullen zeker ook in de gemeente van deze mevrouw verscheidene van die eenzamen zijn. Overigens is de les van deze brief ook dat we maar niet zomaar moeten denken dat het met mensen die we nooit horen klagen wel goed zal zijn. We moeten wellicht toch nog alerter op elkaar zijn, zonder in bemoeizucht te vervallen. De briefschrijfster sloot een gedicht bij dat goed aansluit bij haar gedachten en dat misschien ook anderen aan kan spreken.
VREDE
Vest op prinsen geen vertrouwen, dat is 's Heeren eigen woord. En hoe dikwijls hebben wij al dit gezongen en gehoord. „Zeg me eens", zo sprak de Heiland, „ Wat heb Ik je toch misdaan datje weer met al je moeiten naar de mensen bent gegaan f Kom tot Mij met al je noden. Ik aanschouw toch je verdriet t Steeds mag je weer bij Mij komen. Ik verstootje immers niet." Maar ik was steeds aan het dwalen, dolend als een schaap in 't rond, en vergetende de woorden uit des Heilands eigen mond: „Ik was door Goden mens verlaten, dragende de doornenkroon; opdat gij eenmaal zult ontvangen, eeuwige VREDE voor Gods troon."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 november 1996
Terdege | 88 Pagina's