Mevrouw Poortvliet: "Ik ben heel veel kwijt, maar ik heb ook heel veel over"
Poortvliet. Bij die naam denkt ieder meteen aan de bekende schilder, die in september '95 overleed. Dat er ook een mevrouw Poortvliet is, kwam altijd iets minder uit de verf. Na ruim 39 jaar huwelijk moest ze „ineens op eigen benenstaan. Ik werd in het diepe gegooid." Nachten lang piekeren past niet bij haar karakter en de oppervlakkige toeschouwer zou denken dat ze er aardig "overheen" is. Mevrouw Poortvliet loopt niet te koop met „het grote leed dat mij is overkomen." Om mensen in dezelfde situatie te helpen, wil ze vertellen.
Luid blaffend verwelkomen Lukas en Amos, de honden, me bij het hek. Gelukkig komt hun eigenares ook snel opdagen. Terwijl ik de beesten nu een aai over de kop durf geven, valt mevrouw C. Poortvliet-Bouman (64) met de deur in huis: „Veel weduwen zeggen dat ze het alleen thuiskomen zo erg vinden; nou, ik kom nooit alleen in huis! Ze staan altijd op me te wachten, springen tegen me op..."
Deze schijnbaar luchtige woorden houden niet in dat het gemis vervaagt. „Hij is altijd in mijn gedachten. Soms, als ik ergens heel erg op geconcentreerd ben, vergeet ik het wel eens. Maar dat is maar enkele minuten. In het begin nooit, daarna seconden, nu minuten.
Rien was gewoon mijn léven. We waren 16, 17 jaar toen we verkering kregen, op m'n 23e zijn we getrouwd. Als je al zo jong met elkaar gaat, dan vorm je elkaar. Na het overlijden dacht ik: Wie ben ik? Weet je, ik werd altijd beschermd. Eerst door m'n oudere zussen en later door mijn man. Als er een hondje was doodgegaan en ik erg verdrietig was, zat hij al te kijken waar er binnenkort weer een nestje zou komen, zodat we een andere konden kopen. Elk gat werd voor mij gedicht, zó was het. En in '95 werd ik ineens in het diepe gegooid. Nu moest ik zorgen dat ik op eigen benen kon staan."
Veel over
Vijf dagen nadat Rien Poortvliet genezen was verklaard, kwam de verpletterende mededeling dat hij een andere vorm van kanker had. Zeven weken later overleed hij. „Tijdens zijn korte periode van ziek-zijn, zei hij op een keer: „Hoe moet het nou met die aardige vrouw?" „Oh, die redt zich wel." Ik weet niet meer hoe ik dat kon zeggen. Later bleek het een goed antwoord te zijn geweest: Hij moest er in elk geval niet nog een probleem bij krijgen.
Ook heb ik wel eens gezegd: „Ik zou wel met je mee willen", maar dat is niet goed, want voor je kinderen en je kleinkinderen moet je er zijn. Ik ben heel veel kwijt, maar ik heb ook heel veel over. Ik ga in mei met een stel vriendinnen een stukje Pieterpad lopen, ik ben goed gezond wat een cadeau!"
Atelier
Ze schenkt koffie in een Poortvliet-mok en presenteert een stuk zelfgebakken boterkoek uit een Poortvhet-trommeltje. Het kabouterboek ligt open op een tafeltje en de wand tegenover ons is één en al Poortvliet. Is dat moeilijk? „O nee, ik vind het héérlijk. Omdat dat grote leed mij is overkomen, wil ik alles laten zoals het was, dat geeft mij rust. Wilt u het ateUer eens zien, daar heb ik ook niets aan gedaan. Of ja, die tafel heb ik er eind vorig jaar heel schoorvoetend neergezet. Die stond er niet. Nu zit ik er wel eens aan te werken; ik voel me daar op m'n gemak. Kijk, die planken, daar staan alle cassettebandjes van hem, vol met psalmen, oude berijming, en geestelijke liederen. In de auto, als we naar het Poortvliet-museum gingen, draaiden we vaak zo'n bandje en dan brulden we allebei mee. Nu kan ik dat niet meer, ik schiet meteen vol en word er weemoedig van.
Nee, ik schilder zelf niet, gelukkig niet. Ik zou het nooit zo goed kunnen. Ik heb wel eens op een cursus volksschilderkunst gezeten en toen zou ik fruit schilderen. Naar mijn gevoel had ik druiven en een appel geschilderd en ik liet het aan mijn man zien. „Wat is die ronde bal?" vroeg hij. Ik heb nóóit meer fruit geschilderd!"
Pluk buitenlucht
„We zouden in mei '96 veertig jaar getrouwd zijn geweest. Iedereen in m'n kennissenkring is nu veertig jaar getrouwd en wij hebben 39 jaar en een paar maanden gehad. Wij hadden het heel goed met elkaar. Ik vond het heerlijk om met hem thuis te zijn, lekker 's avonds samen, en hij vond het heerlijk dat ik om hem heen was. Ik zal nooit zeggen dat het slecht met me gaat, altijd "oh, wel aardig". -Lukas, ga met die natte snuit van dat schrijfblok!- Het is zaak dat je flink wat omhanden hebt en er een flinke pluk buitenlucht bij krijgt. Bijvoorbeeld een lange wandeling. Ik blijf in beweging, over hekken klimmen, we hebben hier een groot erf er is genoeg te doen. Ik heb paarden, kippen, honden, een papegaai. En dan m'n hobby's. Als ik een spreekbeurt houd op het Franse gespreksclubje over de vogels die hier in de tuin komen -die namen moest ik allemaal opzoeken hoor-, dan heb ik geen tijd om aan m'n verdriet te denken.
Ik moet oppassen dat ik niet te veel hooi op mijn vork neem. Want ik regel nu ook de contacten met de uitgever en ik ben flink betrokken bij het museum, 't Is goed dat dat allemaal niet vreemd voor me was, ik wist er heel wat van. Ik heb nu toestemming gegeven voor wat klein spul, een notitieblok, wat kleinere kalenders en zo. En, dat was ook al een idee van mijn man: kleurpotloden met op de doos een reproductie van hem. De grote kalender voor '97 heeft hij in de zomer van '95 nog geschilderd. Gelukkig deed ik altijd de financiën al, dus daar heb ik geen hulp voor hoeven te vragen. -Amos, ga eens uit mijn stoel!En 's avonds de boel afsluiten was ook mijn taak, hij ging altijd al wat eerder naar boven."
Niet spoken
„Mijn rustpunt 's avonds is eerst douchen en dan bidden, alles opdragen, en daarna lezen in boekjes over rouwverwerking en verdriet. Hij is nu 16 maanden geleden overleden en ik lees en herlees, dat zijn pleisters. Dan ga ik slapen, de hondjes houden de wacht beneden, ik slaap de slaap des gerusten. Ik heb nooit 's nachts lopen spoken. Nu ja, ik ben wel eens wakker, maar ik lig dan niet te piekeren hoe verdrietig het allemaal wel is - en dat is het hoor.
Er is een stukje Corrie meegegaan naar de Veldweg, daar is het graf, en in mij is een stukje Rien overgebleven. Het is soms of ik hem nog hoor praten, want ik weet hoe hij op dingen zou reageren.
Kijk, dit beeldje heeft hij eens van ons samen gemaakt, in bijenwas en daarna is het in brons gegoten." Liefkozend strijken haar vingers langs het kunstwerkje. Terwijl we in de hal wat houtsnijwerk bekijken, herinnert mevrouw Poortvliet zich wat zich daar 's zondags vaak afspeelde. „Ik stond dan bijvoorbeeld voor de spiegel nog even te kijken of m'n haar goed zat, en mijn man wilde per se om kwart voor tien al in de kerk zitten. Als ik dan ten slotte instapte, reed hij direct weg, mijn rok soms nog tussen het portier. Nu ik alleen ben -ja, ik durf het eigenlijk niet te zeggen, het zou verraad lijken- nu heb ik de vrijheid, en dat vind ik lekker, om op het nippertje binnen te komen. Ik voel me trouwens niet eenzaam in de kerk, ik zit vaak bij de kinderen en andere familie. Wat ben ik bevoorrecht dat mijn familie hier in Soest woont!"
Nieuwe gordijnen
„Ik hoor wel eens van mensen die direct na het overlijden van hun man verhuisden en allemaal nieuwe spullen kochten. Dat lijkt mij niet verstandig. Die heeft je man nooit gezien, er zit geen herinnering aan. Dat heb ik nu al met een paar nieuwe schoenen: Rien, die heb jij niet gekend, denk ik dan. Maar die dikke, verschoten velours gordijnen, dat is iets wat meer bij mijn man past dan bij mij, en ik wil nu gebloemde stof kopen, Laura Ashley of iets dergelijks. Dat komt mij nu toe. En die Brabants bonte lampekapjes zijn ook echt verteerd, die kun je niet meer afstoffen, nu ga ik lichte, effen kapjes maken.
En weet je, deze winter zijn mijn kippen gedecimeerd, de havik heeft er de hele winter steeds een gehaald. Ze lopen los, en het gebeurde wel vaker, maar nu zijn er nog maar twee van de zestien over. Pap zei altijd: Dat is de natuur. Maar zó veel zijn er nog nooit gehaald, nu denk ik: Ja pap, we gaan toch een hok maken. M'n zwager en m'n zoon komen dat doen. Ik kon ook nooit de eieren vinden, die konden ze hier overal verstoppen natuurlijk."
De waarom-vraag over het overlijden van haar man wil mevrouw Poortvliet niet stellen. „Nee. Dingen gebeuren gewoon. Maar ik heb ondervonden dat de Heer er is en bij je is als je met je grote verdriet bij Hem komt, dat Hij kracht geeft. Je leven verdiept zich hierdoor. Niet dat ik een oppervlakkig mens was, maar toch is het nu dieper. Ik verdiep me nu ook meer in het innerlijk van mensen. Mijn leven is nu vol van hoe het er bij ieder van binnen uitziet. Maar ik sleep niet ieders leed mee hoor!"
Opklaringen
Een paar kleinkinderen geven er blijk van het talent van grootvader te hebben. „Dat heeft hij zelf nog opgemerkt. Eén heeft de liefde voor het dier geërfd. Ik vind het heel fijn dat mijn man op zijn leeftijd alle zes de kleinkinderen nog heeft meegemaakt. Tegenwoordig krijgen stellen soms zo laat kinderen, dat is voor grootouders niet leuk. Ik vind het heerlijk als de kleinkinderen komen logeren. En toen onlangs mijn IJslandse pony doodging, zat de hele familie hier 's avonds laat nog. Een vriendin die ook alleen is zei: ,Jij wordt nog zó ingebed in je famihe." En dat is zo. Eigenlijk leef ik nu nóg beschermd.
Dat van die pony greep me wel erg aan. Door een verdriet óp een verdriet kun je ineens weer naar beneden duikelen. Als je weer wat begint op te fleuren -en ik dacht: Pap, je zou me eens moeten zien nu!- en dan komt er iets verdrietigs, zoals bij mij die pony, dan krijg je een extra duw. Maar het was ook opeens weer opgeklaard, dat kun je niet van tevoren aangeven, en die opklaringen duren steeds langer. Als je dan later opnieuw een duw krijgt, dan weet je, hoe verdrietig je ook bent, dat je ook weer een keer uit die put klimt, dat die mist ook weer optrekt."a< />
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 maart 1997
Terdege | 96 Pagina's