Sommige mensen zijn net huismussen
U kent de uitdrukking wel: 'Wat ben jij een huismus!' Wij bezigen die tegenover iemand die bijna niet de deur uitkomt. Alleen voor het hoognodige verlaat hij zijn woning. Het klopt. Sommige mensen zijn, wat dit betreft, net huismussen. Ik denk echter aan iets anders dan aan het aspect thuisblijven. Waaraan dan wel? Een huismus is een gezellig kwetterend vogeltje. Hij is menselijke aanwezigheid gericht. Waar geen mensen wonen, leven ook geen huismussen. Een huismus is in vergelijking met andere vogels opvallend vrijmoedig. Bij pannenkoekenrestaurants zie je mussen soms de kruimels van de tafels op het terras eten, terwijl de gasten er nog aan zitten.
Toch denk ik dat de gezelligheid en de vrijmoedigheid van de huismus tegenvallen. Als je het gedrag van het beestje goed bekijkt, bemerk je dat het ten diepste een angstig vogeltje is. De gezelligheid is schijn. Probeer het vogeltje over zijn 'koppie' te aaien: het zal u niet lukken. Vogels zijn geen honden. Sterker nog: zodra u maar een beweging maakt in zijn richting, kiest de mus het hazenpad.
Nu is er geen enkele reden om ons zorgen te maken over het angstige gedrag van huismussen. Ze weten zich doorgaans best te redden. Er zijn echter ook situaties waarbij een huismus enige zorg van mensen kan gebruiken. Bijvoorbeeld als het om een jonge vogel gaat die te vroeg uit het nest geduikeld is. Het beestje zal echter geen hulp accepteren. Wie een te jong of gewond vogeltje wil oppakken, om het hoog te zetten als bescherming tegen de katten, merkt dat het wegvlucht. In de winter kunnen de mussen ook wel hulp gebruiken. Ook dan valt de schuwheid op. Je ziet mussen in de tuin.
Je gooit voer op het straatje bij de schuur Toch vliegen ze eerst weg.
Pas als de kust veilig is, komen ze terug. Bij de minste schrik gaan ze weer op de vleugels.
Mussen te drinken geven in de winter gaat al helemaal moeilijk. Je zet een bakje met water naast de voertafel. Vrijwel alle vogels moeten er lang aan wennen voordat ze eruit durven drinken. Intussen dreigen ze van dorst om te komen. Dit lijken me wel genoeg bespiegelingen over de mus. Sommige mensen lijken op dat beestje. Ze zijn ogenschijnlijk gezellig. Ze zijn regelmatig bij mensen in de buurt. Ze durven soms ook nog wel vrijmoedig te zijn tegenover anderen. Toch zijn ze voortdurend op hun hoede. Diep in hun hart leeft een bepaalde angst voor hun medemensen. Zolang zij zelf het initiatief houden en de situatie kunnen overzien, durven ze zich wel te uiten. Als de omgeving onbekender is en ze niet weten hoe een ander reageert, worden ze meer gesloten. Als een ander uit zichzelf dicht bij hen komt, zijn ze argwanend. Als die ander dan ook nog persoonlijk wordt, staan ze klaar om te vluchten. Deze mensen accepteren niet makkelijk hulp. Ze zullen zolang mogelijk proberen zichzelf te redden. Als een ander hulp aanbiedt voordat ze die zelf nodig denken te hebben, vinden ze hem bemoeizuchtig. Op de een of andere manier ervaren ze hulp als bedreigend en ze kunnen die dus ook niet als hulp beleven.
Dit mussengedrag kenmerkt kleine kinderen in een vreemde omgeving. Probeer ze niet op uw schoot te zetten, want ze gaan brullen. Laat ze rustig hun eigen gang gaan. Alleen uit zichzelf komen ze, na verloop van tijd, dicht bij u. Accepteer dat ze ondanks dat, toch weer verlegen en angstig reageren, als u hen wilt pakken. Zelfs als ze pijn hebben, laten ze zich niet troosten door een vreemde, al is het opa. Leraren kennen jongeren met dezelfde houding. Een leerlinge fladdert redelijk vrolijk door de klas. De docent hoort van problemen. Hij spreekt het meisje er op aan, maar die weet niet hoe snel zij moet wegkomen. Daarna is die leerlinge alle Spontaniteit tegenover de docent kwijt. De docent is te dicht bij gekomen. Predikanten en hulpverleners kennen vanuit hun werk ook mensen die liever afstand bewaren dan een uigestrekte hand accepteren. Zodra een predikant in een gesprek persoonlijk wordt, geven ze ontwijkende antwoorden. Als het eigenlijke therapeutische werk begint, lopen ze weg bij de psycholoog. Sommige mensen zijn net huismussen. Ze kwetteren vrolijk, maar in hun hart leeft argwaan. Ze laten zich nooit grijpen, zelfs niet om geholpen te worden. Over huismussen maak ik me geen zorgen. Soms wel over mensen die op mussen lijken. Ze zijn namelijk ten diepste vaak eenzaam. Ze hebben het ook vaak koud van binnen. Dat komt ervan als je in je hart permament een veilige afstand wilt bewaren van je medemensen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 maart 1997
Terdege | 96 Pagina's