Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joods leed in Antwerpen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joods leed in Antwerpen

"Het komt voor dat er nauwelijks geld meer is om brood te kopen"

15 minuten leestijd

Tientallen jaren was Antwerpen een toevluchtsoord voor joden uit heel Europa. Ze vonden er werk in de diamantsector, waar velen fortuin maakten als klover,slijper en handelaar. Aan het begin van de jaren negentig keerde het tij. De neergang in de diamantsector wordt versterkt door de algehele crisis in deBelgische economie. De glans van de branche is verdoft. in korte tijd verviel de welvarende joodse gemeenschap tot een armlastige bevolkingsgroep.

Voor een oppervlakkige toeschouwer is er weinig veranderd in de Antwerpse diamantwijk. De juweliers in de winkeltjes onder het verhoogde spoor achter het Centraal Station werven door kolossale borden aan de gevels klanten voor de aan- en verkoop van goud en sierraden. Rond de diamantbeurs wordt zelfs op straat gehandeld. Tussen slenterend publiek Jiaasten de orthodoxe chassidiem zich voort, alsof ze op de hielen worden gezeten door nazaten van Haman. Met hun zwarte jassen, sombere hoeden en de karakteristieke peijes, afhangend of rond de oren gekruld, bepalen ze nog altijd het straatbeeld in de joodse wijk. Het vertrouwde decor kan de misère achter de schermen niet geheel verhullen. Veel gebouwen in de diamantwijk verkeren in ellendige staat. Kapotte ramen, verrotte kozijnen en haveloze deuren verraden de verpaupering in het centrum van de Vlaamse havenstad. De economische crisis in België houdt er dubbel huis door de bijkomende malaise in de juwelensector. In nagenoeg elke straat staan panden te koop of zijn burelen te huur.

Boekhandel
De boekhandel van de gebroeders Seletski bestaat nog, al is daarmee alles gezegd. De broers doen geeHïHiafite om het verval te verhullen. Zelfs de lust om het raam te reinigen ontbreekt. Stof en spinrag bedekken het glas, waarachter de winkel z'n armoe etaleert. Boven een chaos aan stoffige boeken, mezoeza's, keppeltjes, reinigingsbekkens, gebedskleden, paasschalen en menora's bladdert het pleistererk van het plafond. In een schemerige hoek kort Michael de tijd met een computerspel. Twaalf jaren zijn verstreken sinds hij zijn medewerking verleende aan een Terdege-reportage over de orthodox joodse gemeenschap in Antwerpen. Het staat hem nog helder voor de geest. Het was in de goede jaren.
Als een waardig pleitbezorger van het judaïsme liet hij vol overtuiging weten wat het onderhouden van de joodse wetten en rituelen voor hem betekende. Nu is hij aanmerkelijk minder spraakzaam. „Ja, hoe gaat het?" herhaalt de Levitische boekhandelaar diplomatiek, terwijl hij de blik op het scherm gericht houdt. Aan een antwoord waagt hij zich niet.

Messias
Op een krukje in het smalle pad tussen de koopwaar zit Leibel. Apathisch staart de chassidische jood voor zich uit. Komend jaar is het een halve eeuw geleden dat de winkel door zijn vader werd gesticht. Zoals het er nu uitziet, levert dat zeker geen vrolijk jubileumfeest op. „We verkopen de laatste jaren veel minder. Laat ons zeggen zo'n veertig procent. We hebben nog ons boterham, maar het wordt wel moeilijk." Twee broers zijn geëmigreerd naar Israël. Ook Leibel speelt met die gedachte. „Zodra ik werk vind en geld heb om een appartement te kopen, dan ga ik. Het is beter om met eigen mensen van doen te hebben. Hier blijft ge een vreemde.
Als ik in Jeruzalem loop, voel ik me een heel ander mens. Heel anders. Hier ben ik somber. Vooral de laatste tijd." Verstrooid plukt hij aan zijn lange, pluizige baard. Dan breekt onverwacht een glimlach door en beginnen de doffe ogen te glanzen. Alsof hij zichzelf onder handen heeft genomen. „We zijn niet zonder moed. We zien uit. Tot de Messias komt."

Toevluchtsoord
Voor de Tweede Wereldoorlog telde de joodse wijk in Antwerpen zo'n 60.000 zielen. Tijdens de oorlogsjaren werd een groot deel van de gemeenschap gedeporteerd en vernietigd. Na '45 keerden enkele duizenden joden die de holocaust hadden overleefd naar de Belgische havenstad terug. Ze vestigden zich in de wijk achter het Centraal Station. Vandaag telt de joodse gemeenschap in Antwerpen naar schatting 18.000 personen, van wie een kwart strict orthodox is. In leer en leven.
Door de bewerking en verkoop van diamant ontwikkelde de joodse gemeenschap zich tot een vermogende bevolkingsgroep met eigen scholen, enkele tientallen synagoges, begraafplaatsen, een eigen middenstand en een netwerk van maatschappelijke voorzieningen, bestuurd door het Centraal Beheer voor Joodse "Weldadigheid en Maatschappelijk Hulpbetoon, kortweg de Centrale. Nog aan het eind van de jaren tachtig stond Antwerpen bekend als een toevluchtsoord voor joodse nooddruftigen. Inmiddels is de situatie 180 graden omgekeerd. De joodse gemeenschap in de diamantstad is zelf hulpbehoevend.

Kippen
In een van de winkeltjes onder het spoor probeert Mihai Jacob te overleven. Achttien jaar geleden begon de uit Roemenië afkomstige jood zijn 'juwelencentrum', nadat hij geruime tijd als diamantklover had gewerkt. In de hoek van het atelier waar hij sierraden maakt, staat nog de werktafel met daarop het kloversgereedschap. Om voor geïnteresseerden een demonstratie te kunnen geven van het uitstervende ambacht. Een generatie terug verdienden in Antwerpen zo'n twaalfhonderd joden de kost met het klieven van diamantsteen. Nu zijn de klovers op een paar handen te tellen." Terwijl zijn woorden regelmatig worden overstemd door het gedaver van een trein, die ergens boven de winkel de stationshal verlaat, geeft de juwelier zijn visie op de neergang van de onderneming. Zijn echtgenote wijt het verval aan de Russen, die inmiddels een groot deel van de juwelenwinkels aan de Pelikaanstraat in handen hebben, maar Jacob wil niet van concurrentie spreken. De Eeuwige is als een baas die al zijn kippen te eten geeft, houdt de chassidische jood ons voor. „De baas wil niet dat de kippen sterven. Maar de kippen beginnen met elkaar te vechten. Ze vergeten dat de baas wil dat iedereen genoeg krijgt. Laten we niet klagen. Voor vijftig jaar terug was het veel moeilijker. We leven en we hebben nog steeds te eten."

Reputatie
Wel geeft hij zijn vrouw toe dat het niet meevalt om het hoofd boven water te houden. „We proberen te vechten, zoals alle mensen doen. Door de klanten goed te bedienen, niet te foppen, alles goed uit te leggen." Met een armgebaar vestigt hij de aandacht op een certificaat aan de muur, afgegeven door de Antwerpsche Diamantkring. „In het diamantmidden geniet de heer Jacob Mihai de volstrekte waardering als persoon en zakenman met een gevestigde reputatie en faam", meldt het papier. Het maakt niet ongedaan dat er dagen zijn dat nog geen vijf klanten de winkel bezoeken. Soms komt er zelfs geen mens. Vele jaren kwam Jacob nauwelijks toe aan de Talmoedische lectuur in de glazen kast naast zijn kloverstafel. Nu kan hij soms uren aan een stuk lezen. Of discussiëren met zijn uit Israël afkomstige schoonzoon, een streng orthodoxe jood die fulltime studeert in Thora en Talmoed, jaar na jaar. De verkregen wijsheid tracht hij over te dragen aan het jonge geslacht. Over de toekomst maakt de jonge jood zich geen zorgen. „Als ik wil kan ik alles gaan doen. Meubelmaker, diamantbewerker, elk vrij beroep ligt voor ons open."

Ingekrompen
Harry Daskal is minder optimistisch. De liberaal joodse diamantair heeft zijn bureel op het elfde verdiep van het streng bewaakte pand van de Antwerpse diamantclub. In de gouden jaren had hij kantoren in verschillende landen. Toen de kosten sneller stegen dan de inkomsten, stootte hij de buitenlandse filialen af en concentreerde zich volledig op de Belgische basis. Het ruime vertrek biedt een vergezicht over de vervallen binnenstad. De zes personeelsleden die er eens een plaats hadden, zijn geleidelijk afgevloeid. Daskal is alleen overgebleven. Het typeert de situatie. Het zijn maar enkelingen die door de neergang in de diamantsector failliet zijn gegaan, maar de meeste bedrijven zijn wel drastisch ingekrompen. Van een onverwachte omslag is volgens Daskal geen sprake. De vraag naar diamant is verminderd, het aanbod nam toe door de opkomst van nieuwe diamantcentra. Eerst werd het kloven overgenomen door lage-lonenlanden als India, Thailand en Vietnam. Vervolgens trokken die een groot deel van het slijpwerk naar zich toe. Inmiddels zijn ze ook volop actief in de handel. Terwijl het gros van de joodse handelaren de middelbare leeftijd is gepasseerd, zijn veel Indiërs die op de Antwerpse diamantbeurs furore maken opvallend jong.

Optimist
Door het sluipende van de ontwikkeling hebben bestuurders op lokaal en nationaal niveau volgens Daskal verzuimd om de realiteit onder ogen te zien. Hoewel Antwerpen nog altijd het belangrijkste internationale handelscentrum voor diamant is, is de joodse handelaar, behalve diamantair ook Beneluxagent voor The Jerusalem Post, pessimistisch gestemd. In toenemende mate nemen fabrikanten de verkoop in eigen hand of gaan in zee met grote handelsfirma's, ten koste van de kleine handelaren. De makelaars zijn al uitgeschakeld. „De neerggng is niet conjunctureel, maar structureel. De gouden jaren keren niet meer terug." Nathan Ramet ziet het minder donker in. Met dochter Patricia aan zijn zijde houdt hij zich bezig met de bewerking en verkoop van ruwe diamant. Daarnaast heeft hij zitting in de Raad van Beheer van de Antwerpse diamantclub, die bijna elfhonderd leden telt. „Ik ben van natuur een optimist, altijd geweest. Volgens mijn dochter soms een overdreven optimist. Antwerpen verliest terrein, dat kan ik niet ontkennen, maar het geldt zeker niet voor alle firmas. Toch kan ook Ramet er niet omheen dat met name joodse diamantairs hun nering bedreigd zien. Een toenemend aantal burelen wordt bezet door firma's uit India. „Dat land telt al 700.000 slijpers en ik heb me laten vertellen dat het zal doorgroeien tot een miljoen. Terwijl bij ons de werkgelegenheid in het diamant afiieemt. We hebben nog nooit zo veel werkloosheid in onze gemeenschap gehad."

Max Fischerbank
De economische misère wordt volgens André Gottlieb, penningmeester van de joodse gemeente Shomre Hadat, versterkt door het faillissement van de Max Fischerbank. „Dat is een lokale gebeurtenis, maar wel een die binnen onze gemeenschap zware gevolgen heeft gehad. Heel veel mensen uit deze omgeving hadden daar hun geld ondergebracht. Ze hebben door dat faillissement soms belangrijke sommen verloren." Gottlieb is een van de weinigen die het drama aanroert. Het lijkt een ongeschreven code binnen de joodse gemeenschap in Antwerpen om niet over de teloorgang van de joodse bank te praten. Daarvoor ligt het onderwerp te gevoelig. Zelfs de openhartige Daskal laat het bij de opmerking dat niemand zoiets van de Fischers had verwacht.

Kosjer
Moshe Steinmetz, eigenaar van beenhouwerij Kosher King, houdt zich op de vlakte als we informeren naar de welstand van de joodse middenstand in de diamantwijk. „Ja, we hebben wel een beetje een probleem. De tijd is heel goed geweest. Nu het minder gaat, zijn er grote families die wat moeilijkheden hebben met het dagelijks leven." Glimlachend kijkt de zwaarlijvige uitbater ons aan en haalt de schouders op. Alsof de problemen tot het normale patroon van het mensenleven horen. In de slachterij achter de winkel hangt een van zijn slagers een verse bout aan een ijzeren haak. Voor geknoei hoeven de klanten niet te vrezen. Een plakkaat vermeldt dat de joodse ondernemer enkel vlees verkoopt "dat vrij is van toegevoegde hormonen en verboden additieven en dat derhalve goedgekeurd werd door erkende dierenartsen van het Instituut voor Veterinaire Keuring".
De Israëlitische Gemeente staat er garant voor dat de aangeboden waar kosjer is. Een belangrijke taak van de gemeente is controle op de naleving van de joodse spijswetten, te beginnen in het slachthuis. Om de aangesloten slagers en hun cliënteel een goedkoop product te kunnen leveren, werd voor het laatste Paasvlees kosjer vlees uit Argentinië geïmporteerd. Maar zelfs dat is voor een deel van de klantenkring te duur. „We verkopen minder dan een paar jaar geleden, dat is duidelijk", erkent Steinmetz na lang aandringen.

Vervallen
Janki Hoffman doet geen enkele moeite om zijn stand op te houden. „Ge moet hier eens rustig rondgaan, dan zult u zien dat het allemaal vervallen straten zijn geworden. Verwaarloosd, onbewoond. De ene winkel na de andere sluit. En het eind is nog niet in zicht." Doelloos staat hij in zijn zwarte traditionele kledij op het trottoir langs de lange Kievitstraat, 's morgens om half elf Een melancholiek mens, neergedrukt door de zorg voor het dagelijks bestaan. In tegenstelling tot het overgrote deel van de orthodoxjoodse gemeenschap schuwt hij het gesprek met een vreemdeling niet. Een direct gevolg van zijn beroep. Als firmant van restaurant Hoflfy's Take Away kreeg hij in de gloriejaren van de diamantbranche volk van allerlei nationaliteit over de vloer. Dat is nu voorbij. Door de armoe in eigen kring is ook het aantal joodse bezoekers sterk afgenomen. Terwijl de kosten alleen maar zijn gestegen. „Eiken dag gaan de prijzen hier meer omhoog. Voor de zelfstandigen is het bijna onmogelijk om voort te bestaan..."

Etensresten
De restauranthouder deelt de verantwoordelijkheid voor het bedrijf met zijn broers Moshi en Jumi. Gezamenlijk hebben ze bijna dertig kinderen. Kroost dat nog volledig van hen afhankelijk is. De jongvolwassenen binnen de joodse gemeenschap keren de Belgische havenstad massaal de rug toe. „Ge ziet hier bijna geen jeugd meer tussen de 18 en 28 jaar. Ze trekken allemaal weg. Naar Israël, Amerika, zelfs Engeland." De drie broers hebben al overlegd of niet een van hen uit het bedrijf moet stappen, om de overige twee wat meer lucht te geven. Tijd om een besluit te laten rijpen is er niet. De economische neergang binnen de voorheen welvarende joodse gemeenschap gaat angstig snel. „Er moet rap iets gebeuren", zegt Moshi. „Heel rap." Veelzeggend is voor Janki dat vier jaar geleden alle etensresten nog in de kiebelton verdwenen. „Nu hoefje maar één telefoontje te maken en na vijf minuten staan ze met een paar families hier, om de restanten mee te krijgen. Of we geven het aan een organisatie die de overschotten verdeelt onder de armste gezinnen. Veel mensen willen niet weten dat ze het zo slecht hebben. Die laten zich alleen indirect helpen."

Slijper
Wolf Ollech, eigenaar van een middelgrote diamantslijperij aan de Lange Herentalsestraat, behoort tot de ondernemers met wie het nog aardig gaat. Achter zijn bescheiden liantoor, dat hij deelt met een secretaresse, ligt de werkplaats. Op slijpschijven wordt de gekloofde diamant geslepen tot de juwelen aan alle kanten flonkeren. De slijpers laten hun werk controleren door de baas in het belendende vertrek. Verpakt in een simpel stukje papier worden de edelstenen aangevoerd, waarna Ollech ze met een loep inspecteert. Een elektronische weegschaal stelt het gewicht vast.
„Ik mag God zij dank niet klagen", stelt de chassidische jood dankbaar vast. Naar de mens gesproken heeft hij dat te danken aan een tijdig inspelen op de ontwikkelingen. Voor het doorsnee werk is België te duur geworden, reden waarom hij zich volledig heeft toegelegd op het slijpen van grote stenen met modern instrumentarium. „Alles wordt door God bepaald, maar ge moet u wel inspannen. De klanten wordt steeds kritischer. Ge moet de hoogste kwaliteit leveren. Als God dat belieft te zegenen, gaat het goed." Het biedt hem de financiële ruimte om niet alleen zijn eigen kinderrijke gezin te onderhouden, maar daarnaast te delen aan nooddruftigen. Over het hoe en waar laat hij zich niet uit. De dure plicht om elkaar bij te staan gaat in de joodse cultuur gepaard met de opdracht om dat zo te doen dat de nood' druft van de ander niet wordt geopenbaard.

Bittere armoede
Inmiddels is de zorgwekkende situatie van de joodse gemeenschap ook buiten eigen kring bekend. Tijdens de laatste ledenvergadering van de Centrale luidde voorzitter Henig Apfelbaum publiek de noodklok. Het Belgisch-Israëlitisch weekblad nam de toespraak over. Zonder omhaal van woorden liet de bekende diamantair weten dat de gouden jaren van de diamantwijk voorbij zijn. Sterker nog, de Centrale is nauwelijks meer in staat om de materiële nood te lenigen. Vandaar de oproep van Apfelbaum aan joodse ondernemers wie het goed gaat om hun bijdrage aan de joodse sociale organisatie drastisch te verhogen. Op het S.O.S. van Apfelbaum is verdeeld gereageerd. Vooral zijn opmerking dat in de joodse gemeenschap bittere armoede voorkomt, is hard aangekomen. Het zijn slechts enkelingen, zoals Janki Hofmann, die deze woorden ronduit bevestigen. De meeste joden proberen de uitspraak wat af te zwakken. Volgens Hoffman uit schaamte.

Grote gezinnen
Een bestuurslid van de Centrale, die wil spreken op voorwaarde dat zijn naam onvermeld blijft, bevestigt de realiteit van Apfelbaums toespraak. „In de achterliggende vijfjaar is de hulp die we moeten bieden verdrievoudigd. De reserves die mensen hadden zijn uitgeput. Nu moeten ze de hand ophouden. De problemen zijn het grootst onder de vrome joden, vanwege de omvang van hun gezinnen. Gemiddeld hebben ze zeker zes kinderen. Dat is in een tijd als deze een zware last. In sommige huizen treffen we dramatische toestanden aan. Het komt voor dat er nauwelijks geld meer is om brood te kopen." Ook de werkloosheid is in orthodox-joodse kring hoger. Velen hebben geen gerichte opleiding gevolgd. Bovendien is het voor de chassidiem moeilijk om hun levenswijze te combineren met een vast arbeidspatroon. Toch kloppen ze zelden uit zichzelf bij de Centrale aan. „Meestal gebeurt dat door familie of vrienden die de toestand kennen en naar ons toe komen. De omstandigheden zijn voor velen werkelijk heel erg moeilijk. En ik vrees dat het ergste nog komt. Er is geen reden om aan te nemen dat de toestand in het diamant binnen afzienbare tijd zal verbeteren."

Sleutel
De poelierswinkel van Weingarten, leverancier van kosjer gevogelte, verkeert in deerniswekkende staat. Het pand ziet eruit als een onbewoonbaar verklaarde woning. Vader Mendel is overleden. Van de zoons leeft alleen Herman nog van het bedrijf Hij kan er nauwelijks de primaire levensbehoeften van zijn omvangrijke gezin van bekostigen. „Er is veel veranderd in die twaalf jaar", bevestigt hij met een diepe zucht. „Het is moeilijk. Heel moeilijk. Maar ge kunt niet van het vuile water weg, zolang ge geen proper water hebt." Gedachteloos schrijft hij zijn naam op een vel wit inpakpapier. "Weingarten". Een verbetering van de situatie verwacht hij niet. "Als het met de diamant goed gaat, gaat het met heel onze gemeenschap goed. Als het met de diamant slecht gaat, heeft iedereen het moeilijk. Ik geloof niet dat het nog beter wordt." Net als Leibel Seletski zou hij het liefst een nieuw leven beginnen in Israël. Het beloofde land. „Hier blijven we ons vreemdelingen voelen. Ge weet wat er gebeurd is... Wij voelen nog altijd de littekens van de Shoa. Zo veel slachtoffers..." Terwijl hij ons aanstaart, schrijft zijn hand het woord op het inpakpapier. Letter voor letter. "Slachtoffer". Dan vermant hij zich. „Wij geloven in God. Hij heeft ons geholpen en zal ons verder helpen. Hij heeft de sleutel van het brood."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 juli 1997

Terdege | 84 Pagina's

Joods leed in Antwerpen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 juli 1997

Terdege | 84 Pagina's