Wilhelmus Schortinghuis
"een pilaar van Godes kerk"
Ze waren van Wilhelmus Schortinghuis, dorven mystiek. Men heeft de dominee de vijf dierbare nieten: Ik wil niet, ik kan van Midwolda wel uitgemaakt voor een niet, ik weet niet, ik heb niet en ik deug aartspessimist en voor een negatieveling. niet. Om die vijf nieten beschouwde men ds. Schortingshuis als een prediker van het negativisme en zijn beroemde "Het innige christendom" als een boek vol bedorven mystiek. Men heeft de dominee van Midwolda wel uitgemaakt voor een artspessimist en voor een negatieveling. Terdege volgt zijn sporen, op zoek naar het juiste antwoord.
Oost-Groningen. Een land van licht en lucht en koren. Ooit dichtte een poëet: „Een laand van kwelder, wiend en wad". Een weids land. Te midden van akkers en hoog opgetaste suikerbieten, kapitale hoeven en verlaten moerasgebieden, daar ligt het "Oldambt", een streek van zeeklei en dijken. Eeuwenlang streden tanige Grunningers hier de nooit aflatende strijd tegen de zee. Daar, net op de grens van zand en klei, daar ligt ook Winschoten.
De Vituskerk van Winschoten staat wat achteloos ter zijde, wat weggedrukt uit de winkelstraat waar Winschoters zich haasten voor het laatste proviand. Het noeste kerkgebouw (ook wel Marktpleinkerk genoemd) werd in de dertiende eeuw opgetrokken in een mengeling van romaanse en gotische bouwstijlen. Arbeidslieden in overall zijn doende de in de 16e eeuw gebouwde losse toren te restaureren. Een bordje bij de ingang van de kerk maakt melding van slechts een dienst op zondag: 10 uur. Op zondagmiddag is er soms een vesperdienst.
Winschoten gaat sinds een aantal jaren Samen op Weg. Een spandoek roept om aandacht voor "Kerken in Aktie". Over het Marktplein huilt de wind. Hier in deze Winschoter kerk preekte in 1758 ds. Gerardus Kuypers, de man die het middel in Gods hand was geweest om enige jaren daarvoor leven te blazen in Nijkerkse dorre doodsbeenderen ("Nijkerkse beroering").
In deze kerk werd ruim een halve eeuw eerder (op 25 februari 1700) de dopeling Wilhelmus Schortinghuis binnengedragen.
Een Mesech
In dit Winschoten zette Wilhelmus Schortinghuis zijn eerste schreden in de wereld, een wereld die hij al vroeg zou leren kennen als een Mesech, als een tranendal, zelfs als „een uitgedrukte pestbuil". Het Winschoten van toen was nauwelijks meer dan een dorp waar de ontwikkelingen hadden stilgestaan, waar de tijd was blijven steken in drie bakstenen korenmolens en een armetierige verzameling huizen op een kluitje.
Schortinghuis werd geboren op 23 februari 1700, in een woning aan de Langestraat te Winschoten. Nazaten van Schortinghuis hadden de plaats aangeduid: ergens tussen de Langestraat en de Venne, daar waar ooit Hotel Dommering had gestaan. Het hotel werd in de jaren zestig in de as gelegd en ervoor in de plaats verrees een fdiaal van de Kijkshop en de Hema. Daar waar de achtertuin van het geboortehuis van Schortinghuis zich moet hebben bevonden, zetelt nu supermarkt De Boer. Niets dat nog herinnert aan de 23e februari van het jaar 1700.
Zijn ouders waren Jurjen Willems Schortinghuis (de man was bakker en koopman en diaken in de gemeente van Winschoten) en Trijntje Sikkes Schildkamp.
Wees
De jongen was nog maar vier jaar oud toen zijn moeder overleed; zeven jaar later stierf ook zijn vader. Wilhelmus Schortinghuis, elf jaar oud. Wees. Hij kwam in huis bij zijn oom Harmen Willems Schortinghuis. Gelegenheid om de opleiding aan de Latijnse school in Winschoten af te maken, was er niet meer. Wilhelmus moest aan het werk en werd in de leer gedaan bij een zilversmid. Inmiddels was bij hem de begeerte naar het predikantschap ontloken en dus pakte hij vijfjaar later de studie aan de Latijnse school weer op. Ds. J.C. Hubbelinck gaf de schrandere jongeling bijles in de gereformeerde leer. Toen hij 19 jaar was, liet Schortinghuis zich inschrijven als student theologie aan de Groninger academie. Hij kreeg daar onder meer les van Antonius Driessen, predikant te Utrecht (dezelfde leermeester als van Alexander Comrie). In zijn lessen besteedde professor Driessen (1682-1748) veel aandacht aan het innerlijke leven van de christen.
Schortinghuis heeft het allemaal onbewogen aangehoord. Later zou hij schrijven dat zijn vijandschap tegen deze leer zo groot was dat hij de Kerk zou vervolgen, „ja, was het in mijn macht geweest, ik zou ze uit land en kerk hebben uitgebannen." Aan deze Groninger academie had hij nooit „met een heilige indruk bedacht" dat hij „de kracht van de zalige waarheden" nog aan zijn ziel moest „ondervinden". Hij was, schrijft hij later zelf, een levendige prent van vijandschap tegen God.
In 1722 legde Schortinghuis met goed gevolg het klassikaal examen Winschoten af. Hij moest een proefpreek houden over 1 Johannes 1 vers 7: „Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde".
Aangezien er in het kerkelijk leven van die dagen weinig vacatures waren, ston Schortinghuis een jaar lang ledig aan de markt. Toen werd hij beroepen in Weener, een dorpje in Oost-Friesland, in de vacature van ds. E. Meiners, die naar de iets noordelijker gelegen Duitse stad Emden was vertrokken. De gemeente van Weener was ontstaan in de tijd van de Hervorming. Talloze vluchtelingen der Reformatie uit de Nederlanden en uit Engeland vonden in die jaren een goed heenkomen in Emden. Deze stad aan de monding van de Eems stond in die tijd bekend als het "Genève van het Noorden", ook wel als "De herberg van de kerk". Tussen de provincie Groningen en OostFriesland was sedertdien op kerkelijk gebied geregeld contact en omdat er geen taalverschillen waren, werden predikanten wel over en weer beroepen.
De nieuwe A7
Weener anno nu. Een Duits stadje, zo'n twintig kilometer over de grens bij Nieuweschans, net onder Bunde. Sedert 1994 rijdt men via de A7 zo Duitsland binnen. De eerste standplaats van ds. Schortinghuis ontpopt zich als een aardige plek, te midden van jeneverstruiken liggend op de heuvels van de Hümmling.
Op het hoogste punt van Weener verheft zich, aan de Marktstrasse, Schortinghuis' kerk in volle glorie: de St. Georgskirche van de Evangelischreformierte Gemeinde. In de ochtenduren mag men op het tegenover de kerk liggende gemeentehuis zomaar de sleutel afhalen. Het is echter vijf over twaalf Maar koster Goldhorn is in de kerktuin aan de arbeid en haast zich vriendelijk keuvelend zijn troetelkind te ontgrendelen. Over de Norderstrasse haast zich het winkelend publiek, voortgejaagd door het al maar uitdijende patroon van het moderne leven. Op de gezichten tonen zich de zorgen af, over sociale en maatschappelijke verplichtingen. In de ogen leest men het verlangen naar iets dat het leven zin kan geven, het verlangen bevrijd te worden van de onnutte goden van deze tijden. Binnen, in de St. Georgskirche preekte ooit ds. Schortinghuis, over de God Die leeft, en aan een mensenziel het leven geeft. In de vrieslucht slaat de klokketoren ferme slagen over de dodenakker van Weener.
Schnitger
De St. Georgskirche werd in 1230 gebouwd als een rechthoekige zaalkerk. In de vijftiende eeuw bouwde men er een koorgedeelte aan vast en in 1754 kreeg de kerk er nog een noordelijke beuk bij. Met dat alles groeide de kerk uit tot een overweldigend sober bedehuis. Aan de westmuur hangt de grote klok, met daarbij de tekst: „O mens, gedenk aan het uur van uw dood - anno 1626". Aan de zuidmuur prijkt een rweeklaviers-orgel van Arp Schnitger. In de stilte van dit Godshuis daalt een donkerbruin verleden neer. Schortinghuis deed op deze kansel intrede met de tekst uit Jesaja 40 vers 11a: „Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder". De bakkerszoon uit Winschoten was in Weener, zoals hij het zelf beschrijft, aangeland „in de gewenste haven van zijn begeerte, sijnde in een ansienlijke standplaatse". In hetzelfde jaar van zijn intrede huwde hij met Alettha Busz, dochter van ds. Gerhardus Busz uit Uitwierde. Het huwelijk werd gezegend met elf kinderen, van wie er vijf jong stierven.
Schortinghuis liet zich in OostFriesland kennen als een intelligente prediker die ingenomen was met zijn verstandelijke godsdienst. Met veel voortvarendheid trachtte hij opgang te maken onder het kerkvolk, waarbij hij niet schroomde zijn afkeer van de "fijnen" kenbaar te maken.
Consistorie
In de consistorie hangt een toga op een knaapje. Aan de gaanderij hangt een tekst uit Hebreen 13: „Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde". De akoestiek onder het houten gewelf is weelderig. In de noorderbeuk ontwaren we nog een stokoud koororgel. Onder de preekstoel staat nog de oude avondmaalstafel. Twee drinkbekers dateren nog uit 1624. Een trapje in twee delen -nieuw steen en oud hout— geeft toegang tot zijn kansel. De Bijbel ligt opengeslagen bij Jesaja 49: „Hoort naar Mij, gij eilanden! en luistert toe, gij volken van verre!"
Weener had wel een ijverig predikant, een herder die oog had voor een onberispelijke levenswandel, maar in "Het innige christendom" beschrijft hij zichzelf in die tijd als een vijand van het toepassende werk van de Heilige Geest. Hij was benauwd van „de seve der fijmelarijen" en afkerig van „Godts naauwen weg en van Zijn geheiligt volk". Dat duurde bijna een jaar. Tot 1724. Toen was het Gods tijd. Toen was het gebeurd.
Ds. Klugkist
Men moet weten: Weener kende twee predikanten, ds. Wilhelmus Schortinghuis en ds. Henricus Klugkist. De verhouding tussen beiden was aangenaam, hun ligging aanvankelijk geheel verschillend. Ds. Mugkist, de leidende figuur van het daar levende piëtisme, wees op de kansel met nadruk op de noodzaak van een echt, persoonlijk, doorleefd geloof in Christus. Ds. Schortinghuis, de jongeling met een hoofd vol verstand, zette zich daar hefi:ig tegen af.
Het gebeurt in de pastorie. Daar zijn twee dominees in gesprek. De oude Klugkist en de jonge Schortinghuis. Het gesprek gaat over datgene wat hen scheidt. Daarover schrijft Schortinghuis later: „Toen werd mij, arme vijand, door middel van een zeer geacht, godzalig leraar op een klare wijze bij Geesteslicht op het hart gebracht die heerlijke en vreselijke tekst uit Ezechiël 13 vers 22 en 23, die ik nooit zal vergeten: „Omdat gijlieden (te weten de leraars) het hart des rechtvaardigen door valsheid hebt bedroefd gemaakt, daar Ik hem geen smart aangedaan heb, en omdat gij de handen des goddelozen gesterkt hebt, opdat hij zich van zijn bozen weg niet afkeren zou, dat Ik hem in het leven behield; daarom zult gij niet meer ijdelheid zien, noch waarzegging gebruiken; maar Ik zal Mijn volk uit uw hand redden, en gij zult weten, dat Ik de Heere ben".
Bijgelicht door de hemel zag Schortinghuis zijn onbekeerde toestand. „Ik was nu die leraar in volle nadruk, die het hart van dat volk bedroefd had. (...) Och, mocht ik bekeerd worden! Mocht de Heere mij, arme worm en trouweloze leraar, genade schenken." Het was een andere prediker die op de kansel van Weener kwam te staan: „O gemeente, ik ben verloren, onbekeerd, trouweloos en heiwaardig; en och, gij zijt hetzelfde! Ik heb uw arme zielen misleid en herroep mijn pleisteren met loze kalk."
In het vervolg preekten in Weener twee predikanten met grote eensgezindheid het Evangelie. Het gevolg was een geestelijke opleving in geheel Oost-Friesland. In "Oostvrieschlandts Kerkelyke Geschiedenisse" (1739) schrijft E. Meiners (waarschijnlijk Schortinghuis' voorganger te Weener) over die opwekking: „In ons Oostvriese Zion worden dagelijks in vele gemeenten, zowel gereformeerde als evangelisch-lutherse, geestelijke kerkkinderen geboren".
De pastorie waar het gesprek tussen Klugkist en Schortinghuis plaatsvond, is er nog. Het Pfarrhaus staat op Kirchplatz 1, in de kerktuin, met schoon uitzicht op de St. Georgskirche. De pastorie wordt nu bewoond door ds. Helmut Not. Te midden van een mudvolle studeerkamer toont hij zich zeer bereidwillig om nader te informeren. Een gedenksteen van Schortinghuis is in de kerk —in weerwil van andere bronnen— nooit aanwezig geweest, zegt hij. De grafplaat van ds. Klugkist is er nog wel. Deze staat tegen de noordwestelijke muur: "Henricus Klugkist, pastor senior, geboren in 1681, gestorven in 1748. Weenders Dondersoon en Wekker, Barnabas en Ziele Trekker, 's Weerelds Vieand, Vromen vrind, was Heer Klugkists Ware Print".
Midwolda
In 1733 wordt Schortinghuis beroepen in Midwolda. Op 1 augustus 1734 deed hij daar intrede, waarbij hij preekte over Zacharia 6 vers 9: „En des Heeren woord geschiedde tot mij". Midwolda, een langgerekt Oldambster lintdorp met twee markante punten: de Ennemaborgh, een laatachttiendeeeuwse buitenplaats aan de Hoofdweg, en de kerk. In de Ennemaborgh woonde in Schortinghuis' dagen het geslacht Hora. In 1740 droeg Schortinghuis zijn "Het innige Christendom" op aan de bewoners van deze buitenplaats: Johan Hora, een raadsheer, en Catharina Wolters, zijn gade. De banden met hen waren van geestelijke aard. Over deze Hora's schreef Schortinghuis: „Hoe kan ik mij zonder tedere aandoening herinneren hoe uw huis, ja uw hart telkens voor mij geringe open staat, en hoe menigmaal het innige en bevindelijke christendom uren lang de zoete stof van onze overdenkingen en samenspreking is geweest".
De Ennemaborgh is er nog. Het is vrijwel het eerste gebouw waarmee Midwolda zich aandient. Een statig buitenverblijf, liggend in een landschapspark, nu partijenrestaurant en "koetshuys". Men exposeert er schilderijen en antiek. Hier laafde Schortinghuis zijn ziel aan innige gesprekken met de raadsheer Johan Hora. Iets verderop bedacht men Hora met een straatnaam; ook ds. Schortinghuis viel die eer ten deel: "Schortinghuisstraat". Zelfs is er een "Schortinghuisschool".
Het tweede markante punt van Midwolda is er ook nog: de kerk. De kerk van Schortinghuis. Hier stond hij, zestien jaar lang. De pastorie is weg. Op dezelfde plaats, zo'n tweehonderd meter van de kerk, verrees in de jaren zestig een andere pastorie. Jammer van de oude. In de nieuwe woonde tot voor kort ds. M.J.G. Baan, een mevrouw. Haar man was ook predikant, van de gereformeerde kerk van Weener. Beiden hebben zich onlangs uit laten zenden naar het missieveld te Nicaragua.
Kostersvrouw
De kostersvrouw komt door weer en wind aangefietst met de sleutel. Krakend zwaaien de deuren open. De kerk is eenvoudig maar kleurrijk, breed en rechthoekig. Door de originele spitsboogvensters valt een vaal namiddaglicht. Het blauw-houten tongewelf wordt door zes zuilen gedragen. Er staan nog twee herebanken, vroeger bestemd voor de bewoners van de Ennemaborgh. Aan 70 centimeter dikke muren hangt rechts een orgel van Hinsz (1772). Links hangt de rijk versierde kansel. Hier klonk Schortinghuis' intredepreek: „Dat Uw ogen open zijn, nacht en dag, over dit huis, over deze plaats". In de middagdienst sprak hij over een psalmwoord: „Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten" (Psalm 132 vers 7 t/m 9).
Hier liggen zijn voetstappen. Vele malen beklom hij deze sierlijke kanseltrap. Op deze kansel waarschuwde hij tegen uitwendige letterkennis en ingezonken orthodoxie. Op deze kansel bepreekte hij de gestalten en ervaringen die men in zijn beroemde boek "Het innige Christendom" in overvloed aantreft. Maar op deze kansel kon hij ook lokken en nodigen, innig en bevindelijk: „O, wendt u naar Mij toe, en wordt behouden." Uit de bibhotheek van eigen hart en eigen bevinding, maar vooral uit de zuivere fontein van Gods Woord, wist de prediker van Midwolda dan de schoonste zaken op te delven. Hij was misschien wat wereldvreemd, een beetje dopers, zei de een. Zijn theologie was geheel gericht op de bevindingen van ellende, begenadiging en ingezonkenheid, zei een ander. Hij zou een geest gekweekt hebben waarin voor Kerk, ambt, verbond en sacrament geen plaats was, meende een derde. De kritieken op Wilhelmus Schortinghuis zijn nooit verstomd.. Met zijn "vijf dierbare nieten" (ik wil niet, ik kan niet, ik weet niet, ik heb niet, ik deug niet) zou hij een prediker van het negativisme zijn. Zijn hoofdwerk "Het innige christendom" zou slechts getuigenis afleggen van bedorven mystiek en van het leven van een christen een scheefgetrokken beeld geven. Sommigen zeiden dat de heilsorde bij Schortinghuis de opeenvolging van ellende-verlossing-bekommering was. Ook de begenadigde christen en de geoefende zaten bij hem nog vaak in het donker.
Slechts weinigen wisten de "vijf dierbare nieten" van Schortinghuis te plaatsen in het kader van zijn ootmoedig leven. „Ootmoed was voor mij", schrijft zijn ootmoedig leven. „Ootmoed was voor mij", schrijft Schortinghuis, „een weergaloos sieraad omdat ik niets anders wenste dan ootmoedig te wandelen en mij te bukken voor de hoge God." De meeste opponenten braken slechts al te geestdriftig en te grof de staf over hem. Al te gretig werd het rookgordijn van de karikatuur uitgelegd. „Dat velen kritiek hebben op de taal en inhoud van "Het innige christendom" komt mijns inziens veelal voort vanuit onkunde en vijandschap tegen het ware geestelijke leven en tegen de praktijk van het gezonde 'Komt luistert toe gij Godgezinden, wat God gedaan heeft aan mijn geest'" (ds. Tj. de Jong). De uitvoerigste rehabilitatie vond de Midwoldse predikant in een waardevolle studie van dr. M.J.A. de Vrijer, hoogleraar te Utrecht.
Des levens zat
Op 20 november 1750 stapte Schortinghuis, zoals hij in zijn laatste samenspraak beschrijft, „uit dit ellendige leven over naar een vlekkeloze, volzalige eeuwigheid". Hij wenste te sterven „omdat deze wereld in het algemeen met de pest der zonde besmet is en sommigen hebben deze pestbuil uit doen lopen van etter en stank. En ik zelf ben met dezelfde ziekte besmet, zodat ik, terwijl ik hier leef in geen plaats of gezelschap kan zijn, of ik ben steeds in gevaar van besmet te worden of anderen te besmetten".
De zonde had Schortinghuis leren kennen als een ongeneeslijke kwaal die hem altijd vergezelschap te. Veel is hij geplaagd geweest door „des duivels boze en onophoudelijke bespringingen". Vaak was het hem of de satan hem met vuisten sloeg, „'t welk duizendmaal slimmer is dan de dood". Het was genoeg.
Onder de kansel van Midwolda ligt ook zijn stof In een van zijn "Geestelijke gesangen" moest hij zichzelf beklagen: „Een sukkelende ziele klaagt, maar ik, arme sukkelaar, vrees dat ik in 't hels gevaar, nog op 't eind zal ommekomen". Zijn einde was echter anders, want „God kroont Zélf met vree het einde Zijner knechten".
De tekst van de zerk laat zich ternauwernood ontcijferen:
„Sta wandelaer, beschouw dees zerk
Zy dekt een pylaar van Godes Kerk
Een brandend ligt, wiens flonkerstralen
Eers Weener, Doe Midwoldas zalen
Verheugden, ja, die van ronds om
Was als een star int Christendom
Die mond en pen int werk des Heeren
Versleet en nu den kroon der Eeren
Geniet, verlost van hoon en kruis.
Dus leeft Wilhelmus Schortinghuis
Die Boanerg en Barnabas
Door Christus, Die hem 't leven was".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 maart 1998
Terdege | 100 Pagina's