Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Andrew Gray

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Andrew Gray

Ambassadeur van Christus

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was in de jaren zestig dat ik kennis maakte met de preken van Andrew Gray. Een onvergetelijke ontmoeting werd het. Niet alleen met Gray, maar met die Edele Plant van Naam, zoals hij de Heere Jezus nogal eens aanduidt. In deze preken wordt niet maar óver Christus gesproken, maar is hij Zélf aanwezig. Slechts van één hartstocht was Gray bezield: zondaren aan het hart van Jezus te hechten.

Met bekende tijdgenoten als Hugh Binning en Samuel Rutherford behoorde Andrew Gray tot de puriteinen, die over de kerk geen ander Hoofd dan Christus erkenden. Toen Karel 1 in 1638 enkele liturgische veranderingen wilde invoeren, kwam het tot een massale ondertekening van 'The National Covenant'. Helaas trad onder de covenanters al spoedig een tegenstelling aan het licht tussen zogeheten 'resolutioners' en 'pretesters'. De eerstgenoemden bepleitten een soepeler houding jegens de koning, terwijl de 'protesters', onder wie Gray, veel kritischer waren. Er viel ook een groeiend onderscheid in prediking waar te nemen. Terwijl de 'resolutioners' een meer beschouwelijke redeneertrant niet schuwden, was de prediking van de 'protesters' levendiger en evangelischer. Over het leven van Andrew Gray is weinig bekend. Dat stemt overeen met zijn levensideaal: stem te zijn van Zijn Meester. Wie hij is, blijkt uit zijn preken. Gray was een kaars die maar kortstondig brandde, maar veler hart in vuur en vlam zette. Illustratief voor zijn geliefdheid en zijn bescheidenheid is het bekende voorval van de ontmoeting tussen de twintigjarige Gray en zijn elf jaar oudere en befaamde collega James Durham in Glasgow. Het was zondagmorgen. Beiden liepen samen op naar het kerkgebouw waar ze zouden voorgaan. Op het punt waar de wegen zich scheidden, merkte Durham op: „Broeder, ik zie dat je vandaag een afgeladen kerk zult hebben". Verreweg de meeste kerkgangers stroomden namelijk naar de kerk waarin Gray zou preken. Die reageerde: „Inderdaad broeder, dwaas zijn ze om bij u weg te blijven en naar mij te komen".

Predikant
Gray stamde uit een van oorsprong aanzienlijk geslacht. Vader William gold als een uitstekend koopman en moeder Egidia Smith was een zuster van een van de burgemeesters van Edinburgh. In deze hoofdstad van Schotland kwam Andrew in augustus 1633 ter wereld, in een gezin dat toen al tien kinderen telde en dat na hem met nog eens tien zou worden vermeerderd. In zijn kinderjaren was hij tuk op vermaak, maar al tijdens zijn vroege jeugd kwam het tot een ingrijpende wending. In de omgeving van het naburige Leith was hij getuige van een gebeurtenis die diepe indruk op hem maakte. Achter een rotsblok stortte een armoedzaaier zijn hart uit in een dankgebed tot God. Dat sloeg bij de jonge Gray in. De Heere ontdekte hem aan een heel concrete zonde, namelijk die van ondankbaarheid. Door het geloof werd hij tot de vergeving en vrede in Christus geleid. Al vroeg voelde hij de roeping tot het predikambt. Om zich daartoe te bekwamen, studeerde hij aan de universiteiten van St. Andrews en Edinburgh. In St. Andrews, waar Samuel Rutherford hoogleraar was, studeerde hij in 1651 af, op nog maar achttienjarige leeftijd. In november 1653 werd hij beroepen te Glasgow en aan de Outer High Kirk aldaar verbonden. Zonder slag of stoot was dat niet gegaan. Een van de theologische hoogleraren in Glasgow, een geharnast 'resolutioner', maakte bezwaar. Hij vond de kandidaat niet alleen te jong van jaren en te zwak van stem, maar had ook bedenkingen tegen zijn preekstijl. Die zou te weinig gericht zijn op Schriftuitleg en te veel op emotionele ontroering. Niettemin gaven de gunstige aanbevelingen van anderen de doorslag.

Roodvonk
Zo werd de nauwelijks twintigjarige Gray predikant in een grote stadsgemeente. Ofschoon hij begiftigd was met grote wetenschappelijke talenten, was zijn optreden vrij van geleerdheidsvertoon. Wat hij met zijn meeslepende preektrant beoogde, was de harten van de gemeente te bereiken en te beroeren. Als hij Gods bedreigingen uitdroeg, gebeurde het volgens Durham dat de haren van zijn hoorders overeind gingen staan. Maar vooral zijn brandende passie om zondaren tot Christus te lokken, moet onweerstaanbare indruk hebben gemaakt. Op 31 maart 1654, vijf maanden na zijn intrede in Glasgow, trad Andrew in het huwelijk met Rachel Baillie. Haar vader was een achterkleinzoon van John Knox, en naar het getuigenis van John Owen een godzalig edelman. Drie kinderen werden uit het huwelijk geboren. De jongste heeft zijn vader nooit gekend. Gray overleed vier maanden voor diens geboorte. Hoe zwaar het afscheid Rachel ongetwijfeld viel, onverwacht kan het niet geweest zijn. Gray was vroeg rijp voor de hemel. Toen hij 22 was, sprak hij het verlangen uit om voor zijn 23e verjaardag heen te mogen gaan. En zo geschiedde. Begin 1656 werd hij door een zware roodvonk geveld. Op 8 februari ging hij binnen in de vreugde zijns Heeren. In de St. Ferguszijbeuk van de kathedraal van Glasgow werd hij begraven.

Geloof
Drie kardinale genadegaven zijn er die een christen volgens Gray dient na te jagen: geloof hoop en liefde. Onder deze drie is het geloof het meest beslissend, omdat het de wortelgenade is die Christus aangrijpt. Van deze grondovertuiging zou men heel de prediking van Gray een uitwerking kunnen noemen. Aan de hand van een zevental facetten van het geloof wil ik dit toelichten. In de eerste plaats treft ons de omschrijving. Gray typeert het geloof onder meer als een kostbare gouden knoop die de ziel in een zoete en onafscheidelijke vereniging met Christus opheft, om de harten van deze twee dierbare vrienden voor eeuwig aan elkaar te verbinden. Het geloof is geen beschouwelijke hersenkennis, maar bevindelijke omgangskennis. Hij definieert het geloof kort en krachtig als A look to Christ', een blik op Christus. Na het voorgaande kan het ons niet verbazen dat Gray de absolute noodzaak van het geloof met kracht beklemtoont. Al zouden we de ene helft van onze levenstijd bidden en de andere helft ervan wenen, toch zou de toorn van God op ons blijven als we de edele genade van het geloof zouden missen. De som van het Evangelie komt tot ons in de vorm van een gebod: te geloven in de naam van de Zoon van God. Het geloof valt God bij tot zaligheid, het ongeloof valt Hem af tot rampzaligheid. Tussen 'ja' en 'ja maar' ligt een verschil van eeuwig wel of wee.

Nodiging
Het derde waarop ik wil wijzen, is de nodiging. Dat het geloof puur geschenk van God is, staat voor Gray vast. Het wordt geboren, zegt hij, en niet door ons naar believen geproduceerd. Zijn anti-arminiaanse positie komt duidelijk aan het licht, als hij de vrees uitspreekt dat velen de religie hebben aangegrepen voordat de religie hen aangreep. Bovendien beseft hij terdege dat we niet tot geloof komen zonder dat we in enigerlei mate hebben gebeefd onder de ontdekkende en veroordelende kracht van de wet. Zoals Luther honger de beste kok noemde, zo weet Gray dat de rivier van Christus' verlossing bij uitstek verfrissend is voor een ziel die hittig achtervolgd is door de wet. Toch doet zich hier iets opmerkelijks voor. Terwijl hij enerzijds de zondekennis laat voorafgaan aan de geloofsvereniging met Christus, kan hij anderzijds deze volgorde onbekommerd omkeren. Alleen het geloof immers doet ons de Persoon zien tegen Wie wij gezondigd hebben, en dat vergroot de zonde en verdiept de zondekennis. We moeten de spanning die Gray's zienswijze bevat niet als tegenstrijdigheid beoordelen. Ze is veeleer een heilzame relativering van de volgordelijke schematiek van wet en Evangelie. Bij zijn ongereserveerde nodiging tot het geloof weet Gray zich niet gehinderd door het besef dat het geloof een gave van God is. Evenmin door de wetenschap dat het werk der wet aan de heilskennis van het Evangelie voorafgaat. Men mag nu eenmaal met al zijn gebreken (ook het gebrek aan geloof en zondekennis) tot Christus

Autoriteit
Mij zijn weinig predikers bekend die zo frank en vrij tot Christus hebben gelokt. Het Evangelie draagt voor Gray het karakter van een smeekschrift uit de hemel. Om niet mag een straatarme zondaar de blik op Christus slaan en de zaligheid omhelzen. „Daarom, in de naam en autoriteit van Hem Die mij heden hierheen zond, ik bied u deze zaligheid aan, om niet." Wat opvalt is de hoge graad van autoriteitsbesef Als prediker weet hij zich bevoegd om in naam van zijn Meester als uitdeler van de zaligheid op te treden. Zo beweegt hij zich in het gevolg van Paulus en deelt hij in de apostolische volmacht om als Christus' ambassadeur het Woord der verzoening te verkondigen. Gray gunt niet alleen, maar hij gééft. Niet omdat hij daartoe op eigen gezag bij machte is, maar omdat hij schuilgaat achter de zeggenschap en zeggingskracht van Zijn Zender. Kortom, Gray's nodiging is even onvoorwaardelijk als onontwijkbaar.

Voorwerp
Een vierde facet dat aandacht verdient, is het spreken van Gray over het voorwerp van het geloof Het geloof richt zich op Gods betrouwbaarheid. Zijn almacht en Zijn genade. Dat zijn de drie pilaren waarop het rust. Liever drukt hij zich echter persoonlijker F f I / I I uit, door Christus Zelf het dierbare Voorwerp te noemen. Wat ontbreekt een mens die Hem bezit, en wat bezit een mens die Hem mist? Het geloof grijpt Christus aan tot rechtvaardiging en heiliging. Goed reformatorisch houdt Gray die twee als wel te onderscheiden, maar niet te scheiden metgezellen bijeen. Hij schenkt echter ook ruime aandacht aan een derde implicatie van de vereniging met Christus: de liefdeservaring die de gelovige met Christus opdoet. Het is de beoefening van het geloof waardoor een christen tot de meest gevoelige genietingen komt. Impliciet kwam al naar voren op welke wijze Christus als het Voorwerp van het geloof wordt gekend, namelijk door de belofte van het Evangelie. Christus en de belofte behoren zozeer bijeen, dat ook de beloften het voorwerp van het geloof kunnen heten. Zoals het geloof Christus omhelst, zo omhelst het immers ook de belofte en in de belofte Christus. Hij is de Bron waaraan alle beloften ontspringen. Gray laakt de bedenkelijke gewoonte om slechts met één belofte bezig te zijn, terwijl alle overige buiten beschouwing blijven. In al onze noden zijn we op de beloften aangewezen, en er is geen andere weg om te worden uitgered dan door ze aan te grijpen.

Zekerheid
We willen nu in de vijfde plaats nagaan hoe Gray zich de aardvzn het geloof indenkt. De eerste blijk van geloof is, dat men het gemis aan omgang en gemeenschap met Christus het grootste kruis acht. De tweede blijk het jagen naar heiliging, al tekent hij aan dat dit streven meer bestaat in voornemens dan in resultaten. De derde blijk is dat Christus ons van weergaloze waarde is. Een vierde blijk is de heilige achterdocht of men wel echt een gelovige is. „Wie nooit de echtheid van zijn geloof heeft betwijfeld, die bedriegt zich."


Het zesde aspect betreft de zekerheid van het geloof Met de reformatoren brengt Gray een scherp onderscheid aan tussen zelfverzekerdheid en geloofszekerheid. Het geloof mag zeker zijn van de betrouwbaarheid Gods. Het laat zich niet dicteren door gevoel en rede, maar door het vaste Woord der profetie. Tegelijk vraagt Gray aandacht voor de kwestie dat men in het ongewisse kan zijn of men wel met een waarachtig geloof in dat Woord gelooft. Iemand kan een christen zijn zonder de zekerheid daaromtrent te gevoelen. In dit verband constateert hij twee misstanden onder Gods volk. Velen zoeken naar gevoelige verzekering voordat ze zoeken naar geloof En sommigen geven zich meer moeite in het redeneren over hun kenmerken, of die al of niet echt zijn, dan in het versterken van de kenmerken. Opmerkelijk is de onbevangen manier waarop Gray de verkiezing ter sprake brengt. Die fungeert bij hem niet als bedreiging naast of tegenover het Evangelie, maar veeleer als stimulans om het te omhelzen. Ook wanneer hij de verkiezing niet ter sprake brengt —en dat is doorgaans het geval— is ze toch voortdurend present, namelijk in de gestalte van het Evangeliewoord, als boodschap van werkelijk kosteloze genade, die aan al het onze soeverein voorafgaat.

Heerlijkheid
Nog één aspect, het zevende, verdient onze opmerkzaamheid, en wel het verlangen naar de hemelse heerlijkheid. We zouden het de hartslag van de liefde kunnen noemen. Omdat Gray de liefde beschouwt als de tweelingzuster van het geloof, laat ook het geloof zich zonder deze honger naar de glorie niet denken. Van dit heilige heimwee legt hij telkens weer een indrukwekkend getuigenis af Daarin weerspiegelt zich zijn persoonlijke hunkering naar de volkomenheid. Dan zal het geloof zich verlie zen in aanschouwing, en de hoop in genieting. „O, verlang bij Hem te zijn, want Christus verlangt om u bij Zich te hebben", zo eindigt hij een van zijn preken. Christus alleen. Hem in de prediking aan te prijzen, dat was zijn lust en zijn leven. Het werd slechts door één verlangen overtroffen. Hem te prijzen in aanbidding, en dat tot in alle eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 juni 1998

Terdege | 80 Pagina's

Andrew Gray

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 juni 1998

Terdege | 80 Pagina's