De kanonniers van Usquert
Na jaren van voorbereiding brak voor de kanonniers van Usquert de lang verbeide dag aan. Op 17 en 18 juli werd onder het toeziend oog van een toetsingscommissie van het Artillerie Schietkamp het geschut geladen en afgevuurd. Voorzien van certificaten keerden de schutters terug naar het noorden en parkeerden hun voorladers weer in de wagenschuur van 'De Zuidpool'. Eind augustus rukten ze opnieuw uit, op het akkerland achter de waddendijk van Noordpolderzijl.
Tien jaar diende Huib Nijholt bij de commando's in Roosendaal, als instructeur. Het werk was de noorderling op het lijf geschreven, de toenmalige hiërarchie zinde hem minder. Toen hij tegen zijn zin overgeplaatst dreigde te worden naar Ermelo, zei hij het leger vaarwel en keerde terug naar het Groninger land. Bij Elektro Schmeizwercke in Delfzijl klom hij op tot hoofd onderhoud. Als we in de namiddag bij zijn museale hereboerderij tussen Usquert en Uithuizen arriveren, is de Groninger nog niet thuis. We worden ontvangen door echtgenote Alie, die ons door een lange, schemerduistere gang naar de hoger gelegen woonkamer voert. Voor het raam, met uitzicht op de tuin, staat een bed van de thuiszorg. „Ik heb problemen met m'n rug", verklaart de vrouwe van 'De Zuidpool'. „Pak maar een stoel. Als je het niet erg vindt, ga ik weer liggen."
Vuurwapens
De monumentale hoeve, die bij aankoop in droeve staat verkeerde, werd door Nijholt volledig gerenoveerd en ingericht met antiek meubilair. In de gang stalde Alie haar collectie vooroorlogse kinderwagens. Ze deelt de liefde voor historisch goed met haar man, zij het dat die meestentijds in een andere sector actiefis. Sinds '83 bouwt hij replica's van oude kanonnen. „Als kleine jongen ben ik begonnen met het verzamelen van militaria", meldt de Groninger, die inmiddels is gearriveerd en een stoel naast het bed heeft getrokken. „Dat is uitgebreid en uitgebreid. Je leert andere verzamelaars kennen, het eind is nooit weg. Op een gegeven moment ben ik doorgegaan met vuurwapens. Dat is een vrij omvangrijke collectie geworden. Karabijnen, mitrailleurs, machinepistolen... Toen ik de dienst uit ging en naar Delfzijl verhuisde, stuitte dat bij de gemeente op wat problemen. Ik kon me dat wel voorstellen, maar het is allemaal netjes opgelost. Later ben ik me gaan toeleggen op Nederlandse vuurwapens. Het geld dat ik met de verkoop van de buitenlandse wapens beurde, konden we goed gebruiken voor het huis dat we destijds in Wagenborgen lieten bouwen."
Kanon
Enkele jaren geleden ging ook het meeste Nederlandse wapentuig de deur uit. Nijholt was gegrepen door het grotere werk. Tijdens een periode van economische slapte bij het bedrijf bouwde hij voor de aardigheid een mini-kanon. „Dat was zo'n leuk ding, dat ik besloot ermee door te gaan. De burgemeester zag er ook wel wat in, dus die gaf mij een vergunning voor het fabriceren van die dingetjes." In 1986 voltooide hij een replica van de laatste voorlader, model 1860. Het legermuseum leverde de benodigde tekeningen. „Eerst zou ik hem schaal één op twee maken, maar die verhouding stond me niet aan. Ik dacht: 'Ik kan hem net zo goed op ware grootte maken. Dat is net zo veel werk, en het resultaat is veel leuker'." Na zeshonderd uur arbeid, inclusief het regelen van de vergunningen, was het geval klaar. „De reisjes naar Den Haag hebben me zeker zo veel tijd gekost als het maken van het kanon. Toen ik hem kwam aanmelden, schrokken ze een beetje, maar na wat praten hebben ze 'm toch bijgeschreven."
Stichting
Door een zakelijk contact kwam de kanonnier min of meer toevallig in aanraking met de Zweedse munitie- en wapenfabriek Bofors. Het resulteerde in een uitnodiging voor een meerdaags bezoek. „Ik ben daar als een vorst ontvangen en heb onder meer gezien hoe lopen beproefd worden. Met die wetenschap ben ik naar Defensie gestapt. Daar kwam ik terecht bij de commandant van de 'commissie van proefneming' van de Koninklijke Landmacht. Die was meteen enthousiast. De 'acht voorlader' uit 1860 was het eerste kanon dat de commissie beproefde. Ze hebben me daar keurig geholpen. Het kanon is gratis getest en van een goedkeuring voorzien." Publiciteit van de regionale pers leidde tot de eerste aanvragen voor demonstraties. Spontaan vormde zich rond Nijholt een groep schutters, die zich verenigden in de 'Groninger Vereniging voor Artillerietraditie'. „Daar moet je je verder niks bij voorstellen, we moesten gewoon snel even een naam bedenken en toen is dit op tafel gekomen." Om de zaken financieel en administratief zuiver te houden, werd daarnaast de 'Stichting voor de Historie van de Koninklijke Nederlandse Veldartillerie 1812-1912' opgericht. „Ik wist nog niet precies wat ik wilde en wat haalbaar was. Daarom hebben we voor een ruime periode gekozen."
Uniformen
Nijholt werd technisch commissaris, de achterbuurvrouw secretaris, Alie voorzitter. „De telefoontjes kwamen hier binnen", licht de vrouw des huizes vanaf haar bed toe. „Dan rol je er vanzelf in. Voor de financiën hebben we een prima penningmeester. Die bemoeit zich alleen met de club voor geldzaken. En als er een speaker nodig is, want hij is ook voorzitter van de muziek." Al snel raakte het echtpaar ervan overtuigd dat een optreden met een historische voorlader een passend decorum vraagt. Zo kwamen ze van de kanonnen in de uniformen terecht. Omdat het oude artilleriepakje nergens meer te krijgen was, pasten ze marechaussee-uniformen aan. Aanvankelijk verstelde Alie de kledij zelf. Toen het aantal medewerkers groeide, ging ze over tot het verstrekken van de kledingstukken met een beschrijving van de noodzakelijke aanpassingen. Om z'n kanon compleet te maken, bouwde haar man intussen een munitie-voorwagen, voor de kogels en het gereedschap. „Vierhonderd uur heb ik aan dat ding gewerkt. Toen was-ie klaar." Een kennis met een paard was zo vriendelijk het ros voor de combinatie te spannen. Op hetzelfde moment was Nijholt verkocht. Voor zijn geestesoog ontrolde zich een historisch mini-legertje, voortploegend over de Groninger klei.
Engelse volbloed
„Tot die tijd wist ik alleen hoe een paard smaakte, dus ik ben meteen op paardrijles gegaan. In die periode kregen we Celan, een afgekeurde Engelse volbloed, aangeboden. Na een halfjaar ben ik daar voorzichtig mee gaan oefenen. Er haperde niets aan z'n rug, zoals ze dachten, hij was gewoon overspannen geweest. Dat kan bij een paard blijkbaar ook. Nadat we hem twee jaar op onze manier her TJE ERBIJ, EEN PAARDJE ERVOOR, TWEE PAARDJES, VIER PAARDJES, TWEE PAARDEN ONDER HET ZADEL, VIER PAARDEN ONDER HET ZADEL, ZES PAARDEN ONDER HET ZADEL, EEN TWEEDE KANON ER BIJ, WAGENS WAAR OOK WEER PAARDEN VOOR LOPEN..." opgevoed hadden, mankeerde er niks meer aan. Het is een prachtdier, dat precies aanvoelt wat het publiek wil." Personeel van de Koninklijke Stallen in Den Haag bracht de Groninger de fijne kneepjes van het vak bij. Inmiddels heeft Celan gezelschap van een Fries („die hebben we ook van de slager gered"), vier Groningers en een ex-draver. Alle dieren werden door de eigenaar zelf afgericht. Ook het beslaan van de hoeven houdt hij in eigen hand. „Dat bespaart me behoorlijk wat en ik weet zeker dat het goed gebeurt."
Keukenwagen
De uitbreiding van de veestapel hield gelijke tred met die van het geschut. Na z'n eerste volwassen kanon fabriceerde Nijholt een 'model 1861' en een tweede voorwagen. Het materiaal staat opgeslagen in de schuur achter de boerderij, waar ook de loop voor een 'acht staal' gereed ligt. „Dat is een kanon uit 1880, de opvolger van het spul dat we al hebben. Maar eerst moet ik met drie stuks 'zes veld' van 1895 aan de slag. Die zijn in onderdelen zo'n beetje klaar en gaan we de komende jaren afbouwen." Tussendoor maakte de kanonnier twee mortierkarren en een voorraadgereedschapwagen. Lagerbussen uit een breker bouwde hij om tot zes Coehoornmortieren van tachtig kilo per stuk. De stichting verzamelde oude zadels, zadeltassen, tuigen, tomen, waterbuidels en persoonlijke bewapening van de artilleristen. Een originele keukenwagen uit 1890 met bijbehorende potten en pannen, een haverwagen, een couragewagen, een paardenambulance en twee wapenwagentjes completeren het geheel. Bij grote demonstraties wordt de hele handel, inclusief de tientallen paarden van Nijholt en z'n coUega-artilleristen, met veewagens vervoerd. „Zelf reizen we naar bestemmingen beneden Zwolle met de bus. Boven Zwolle gaan we met eigen auto."
Functie
Het legertje is aangegroeid tot zo'n veertig man. Kanonniers, stukrijders en begeleidend volk. „Zoiets ontwikkelt zich vanzelf. Het begon met een kanon, een voorwagentje erbij, een paardje ervoor, twee paardjes, vier paardjes, twee paarden onder het zadel, vier paarden onder het zadel, zes paarden onder het zadel, een tweede kanon erbij, wagens waar ook weer paarden voor lopen, die vanaf de bok worden gemend... Zo bouw je de boel langzaam uit." De training van de manschappen hield de kanonnier in eigen hand. Op donderdagavond wordt geoefend, bij Usquert of in het akkerland achter 'De Zuidpool'. „Rijden, omgaan met de paarden, souplesse, timing. Ik heb dagen gehad dat we van 's morgens elf tot 's middags vier bezig waren om de paarden voor het kanon te zetten en voorwaarts te laten gaan, en dat we aan het eind van de dag net tien meter opgeschoten waren. Veertig deskundigen eromheen, iedereen wist hoe het moest, maar die paarden liepen niet. Zo zijn we begonnen." De leeftijd van het krijgsvolk varieert van dertien tot ruim zeventig jaar. Boekhouders, boerenvolk, schoolkinderen, alles is welkom. ,Alleen wapenidioten heb ik altijd netjes geweerd. Ik wil mensen die gewoon leuk en actief bezig zijn met paarden, een kanon of met beide. Je wordt lid van de vereniging, je krijgt een pak aan, je hebt een functie. Dat betekent wérken, je functie waarmaken."
Gewijde grond
Op 17 en 18 juli werd een deel van het historische mini-legertje op het Artillerie Schietkamp (ASK) bij Oldebroek officieel getoetst en gecertificeerd. „Je moet dat een beetje zien in het kader van de Arbo-wet. Als je heden ten dage met zulk spul op pad gaat, moet je kunnen tonen dat je mensen verantwoord bezig zijn. Vandaar dat ik contact heb opgenomen met het ASK. Voor de artillerie is dat gewijde grond. Al 150 jaar wordt bij de Woldberg door de veldartillerie geoefend. Ze waren daar meteen enthousiast en hebben een examencommissie samengesteld van mensen die dit ook leuk vinden. Die hebben aan de hand van mijn lesboe ken een examen in elkaar gedraaid. Je moet ook aan de toekomst denken. Ik heb het hele spul opgezet, vanaf het eerste boutje tot het tuig van het paard. Alle paarden opge leid, alle mensen opgeleid, ik ken alle ins en outs. Dat is een gevaar. Als ik wegval, staat de boel stil. Dat kan niet. Ik moet opvolgers hebben. Achterrijders!"
Regenbui
Pogingen tot samenwerking met de Napoleontische Associatie Nederland liepen op niets uit. „Daar kunnen we absoluut geen aansluiting bij krijgen. Wij zijn 1860. Verkeerde pak, verkeerde tijd, verkeerde geschut. Had je alles van tevoren geweten, dan had ik het anders gedaan. Maar nu gaan we niet terug. We hebben nu eenmaal dat kanon 1860." De bewoners van Usquert zijn allang gewend aan het legertje van Nijholt. „We worden door de mensen in het dorp beschouwd als een bui regen, 't Komt en 't gaat weer voorbij. Als wij op donderdagavond met het kanon de poort uitrijden, kijkt niemand op. l'x'n keer heeft Alie een zwartkijker aan de telefoon gehad die zei dat ik zelf maar eens voor het kanon gespannen moest worden. Dat was de enige krtiek in al die jaren. Veder hoor je alleen positieve geluiden. het is gewoon een prachtig gezicht."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 september 1998
Terdege | 88 Pagina's