Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Scheepsjournaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Scheepsjournaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maandag 27 april
Het Panamakanaal heeft een lengte van 80 km en bevat 6 grote sluizen. Aan het begin van het kanaal gaat men in 3 stappen in totaal 26 meter omhoog en aan het einde weer in drie stappen 26 meter omlaag. Na aankomst in Cristóbal hebben we veel te doen. Eerst willen we alles regelen voor de doorvaart en daarna alle klusjes aan boord afwerken en de zeilboot klaarmaken voor een tocht van 3700 mijl naar de Marquesas. Eerst maken we een telefonische afspraak met de Panamese meetdienst, die de Samuël moet opmeten, zodat aan de hand daarvan de doorvaartkosten berekend kunnen worden. Daarna moeten we naar de douane in Colon, die tegelijk de havendienst is. Colon is een van de onveiligste steden ter wereld. Ons is aanbevolen om met de taxi te reizen. Van de taxichauffeur moeten alle deuren op slot. Bij de douane moeten formulieren ingevuld worden die bestemd zijn voor het consulaat, dat ons een cruise-permit moet geven. We laten ons naar een supermarkt brengen om boodschappen te doen. In de supermarkt moeten we enkele veiligheidsagenten passeren, die werkelijk met echte mitrailleurs de winkel bewaken. De volgende morgen wordt de Samuël van binnen en van buiten opgemeten, 's Middags ontmoeten we bij de jachtclub een Iraliaan en we spreken af dat we hem met de kanaaldoorvaart zullen helpen als line-handlers. Op voorwaarde dat hij en zijn vrouw ons zullen helpen. Het is namelijk nodig om vier mensen aan boord te nemen die op iedere hoek een touw kunnen bedienen. Daarnaast komt er een pilot aan boord en moet de schipper achter het roer staan, dus in totaal moet je zes mensen aan boord hebben. Op woensdagmorgen moeten we de kosten van het meten, een pilot en de doorvaart betalen. Een dag later sluiten we de Samuël goed af, worden we | door een buurman in zijn dinghy opgepikt en bij de Italianen afgezet. We krijgen de laatste instructies. De pilot staat via zijn marifoon in verbinding met het verkeerscentrum en krijgt van daar uit zijn instructies. Bij aankomst in de eerste sluis moet het jacht in het midden gaan varen. Vanaf de kant worden vier touwen toegeworpen, waaraan onze landvasten (trossen) moeten worden vastgeknoopt. De sluisdeuren gaan dicht en het water begint te stromen. Binnen drie minuten stijgen we acht meter. Het gevaar zit in het schroefwater van het grote schip dat voor ons ligt in de sluis. Bij het varen van de ene sluis naar de andere geeft een groot schip een paar klappen met zijn schroef om de 4 of soms zelfs 8 treinen te helpen die hem vooruittrekken. Als de loods te veel vermogen op de schroef zet, veroorzaakt dat een grote kolkende watermassa, waardoor de vier touwen waarmee het jacht vastzit kunnen breken en het jacht als een speelbal door de sluis wordt geslingerd. Na de sluizen varen we op het grootste onnatuurlijke zoetwatermeer ter wereld. Het is er schitterend. Door de Italianen worden we verwend met spaghetti. De volgende morgen komt de pilot om 10.30 uur aan boord en worden in de namiddag de laatste drie sluizen genomen. Zaterdag bellen we  voor de doorvaarttijd van de Samuël en we horen dat we al voor 6 mei ingepland zijn.

Woensdag 6 mei
Een Poolse man en een Zwitsers echtpaar zijn bereid ons te helpen. De Italianen hebben niets meer van zich laten horen. De pilot komt om 6.00 uur aan boord. Alles verloopt goed totdat de sluisdeuren opengaan en het grote containerschip voor ons kracht op zijn schroef zet. Het schroefwater veroorzaakt zo veel waterkolken en stroming dat we met zijn drieën flink moeten manoeuvreren om de schepen in het midden te houden. Gelukkig kunnen we het kanaal in één dag passeren, 's Avonds gaat mijn droom in vervulling. De Stille Zuidzee ligt voor mij. De volgende morgen roepen we een boottaxi om ons naar de steiger te brengen. In Balboa is het namelijk verboden om je eigen dinghy te gebruiken. We nemen afscheid van de Pool en laten ons naar een fruitmarkt brengen, 's Middags vertrekken we naar Taboga, waar we willen uitrusten van de afgelopen drukke dagen. Taboga is een klein droomeilandje, op een paar mijl afstand van het vaste land. Het is een berg met aan de voet een heel klein dorpje. Achter het dorpje, waar plusminus 500 mensen wonen, ligt een bijna ondoordringbaar bos. Het is er heel rustig en ontzettend mooit. Taboga noemt men wel het eiland van de bloemen. De mensen wonen in eenvoudige huisjes, maar in de ankerbaai liggen twee moderne kotters met elk op de stuurkast een helikopter, die gebruikt wordt om op zee scholen tonijn op te sporen.

Maandag 11 mei
We verlaten Taboga. In het water drijft veel hout, variërend van takken tot complete boomstammen. De wind is draaierig en wij draaien mee. 's Nachts om 03.00 uur schrik ik wakker door een flink geblaas naast de boot. Een walvis. Hij spuit nog eens en verdwijnt dan. Ineens komt hij recht voor de Samuel boven water met een flinke blow, maar verdwijnt weer net zo snel. Bijna hebben we een aanvaring met enkele tonnen vet en spieren. Hierna laat de walvis zich aan bakboord horen en komt hij precies onder mijn nieuwe vislijn boven, die ik van een Engelsman gekregen heb. Dat is het toppunt en ik ben het spelletje van de walvis zat. De motor wordt gestart. De volgende dag worden we ter hoogte van Cabo Mala meegenomen door een sterke stroom. Er staat nauwelijks wind en toch lopen we 4 a 5 knopen. Later in de week zien we een schildpad en nog een schip aan de horizon. Op donderdag 14 mei wordt ons oog ineens getrokken naar een rugvin die 30 cm boven water uitsteekt. Een meter daarachter komt de bovenste vin van een staart boven water uit. Een haai. Hij volgt ons een tijdje, waardoor we hem goed op film vast kunnen leggen. Een fascinerend gezicht. Jammer genoeg verdwijnt het dier ook weer snel. Onder het midda- Igeten zien we een \ kilometerslange Istrook drijfhout ^en afval van stuurboord naar bakboord ons vaarwater kruisen. Ter hoogte van de mast ontdekt Marijke dat we vastzitten aan een touw. Met de pikhaak kunnen we het touw pakken, waarna we het doorsnijden. Want wat als het touw vastraakt in de schroef of als het blijft hangen achter het roerblad? En dat op de oceaan, met een haai om de deur? De vissersboot die op een mijl afstand ligt, heeft ons niet gewaarschuwd en reageert niet op onze handeling. We komen nu echt in de doldrums. Geen wind, bloedheet (35 tot 40 graden), soms regen en iedere avond onweer. Dagen drijven we op een grote plas water, waar geen zuchtje wind staat, en rollen we ontzettend op de enorme deining. We leggen maar 45 mijl per etmaal af, waarvan de meeste mijlen door de motor gemaakt worden. En dat met nog 3225 mijl voor de boeg!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 september 1998

Terdege | 84 Pagina's

Scheepsjournaal

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 september 1998

Terdege | 84 Pagina's