Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Duitse Kroonprins Wilhelm, de balling van Wieringen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Duitse Kroonprins Wilhelm, de balling van Wieringen

7 minuten leestijd

De Duitse keizer Wilhelm II vluchtte in 1918 naar Nederland en woonde tot zijn overlijden in Doorn. Weinig mensen weten dat ook zijn zoon Wilhelm als banneling in Nederland terechtkwam, en enkele jaren op het eiland Wieringen woonde.

Op 9 november is het tachtig jaar geleden dat het volgende bericht in de kranten stond: „Berlijn, 9 November. Officieel. De Keizer en Koning heeft besloten, afstand te doen van den troon. De Rijkskanselier heeft voorloopig in betrekking tot regeling van kwesties, die verband houden met het aftreden van den Keizer en de Koning en met het afzien door den Kroonprins van zijn aanspraken op den troon van het Duitsche rijk en in Pruisen, alsmede met het instellen van een regentschap." Door de verliezen aan de oorlogsfronten en binnenlandse onlusten was voor de Duitse monarchie het doek gevallen. De Duitse keizer Wilhelm II vluchte met zijn oudste zoon naar Nederland. Hij heeft tot zijn dood in 1941 in Doorn gewoond, waar zijn onderkomen nu een bekend museum is. Minder bekend is dat zijn oudste zoon, kroonprins Wilhelm, ook in ons land tijdelijk als banneling heeft gewoond, en wel op het eiland Wieringen.

Memoires
de kroonprins afscheid van zijn De prins op officieren en vertrekt 's mor- zijn motorfites gens vroeg uit Rochefort. Men vindt een tijdelijk onderdak in kasteel Hillenraadt en na 10 dagen gaat het op weg naar Oosterland, een dorpje op Wieringen. Prins Wilhelm beschrijft zijn tocht daarheen in zijn memoires als volgt: „Eindelijk krijgen we dan enige houvast voor mijn toekomst. Overste Schröder brengt het bericht, dat de Nederlandse Regering mij als woonplaats heeft aangewezen De Duitse het eiland Wieringen. Wierin- kroonprins gen! Het eiland Wieringen? met zijn Niemand in huis weet waar het lievelingseiland kan liggen. Wieringen? paard.
Voor het eerst in mijn leven hoor ik de naam en ik kan mij daarbij niets voorstellen. En nu, terwijl ik deze herinnering schrijf, woon ik bijna drie jaar op dit kleine plekje vaste grond in de zee. Ook dit laatste deel van de reis naar mijn exil ging gepaard met kleine hindernissen en tegenslagen, 's Morgens vroeg nemen wij afscheid van onze goede gravin. Om zeven uur vertrekt de trein van het kleine station Roermond. Wij worden vergezeld door een Nederlandse kapitein. Tegen één uur 's middags zijn wij in Amsterdam -heel veel nieuwsgierigen op het station, militairen voor de afzetting- en om drie uur komen wij in Enkhuizen, een klein nest aan het strand van de Zuiderzee. Hier wacht, zoals ons tijdens de reis werd meegedeeld, een stoomjacht van de Waterstaat op ons, om ons naar het eiland Wieringen te brengen. Maar het jacht is in de mist op een zandbank voor Enkhuizen gelopen en laat op zich wachten. Tijdens het hierdoor veroorzaakte oponthoud oefent de bevolking van Enkhuizen zich in schreeuwen, jouwen, fluiten en schelden. Een niet verkeerd te begrijpen gebaar naar de hals en dan hoger, dat de menigte mij met opmerkelijke mimische kracht steets weer laat zien, maakt mij duidelijk, hoe diep de karikatuur van mij, door de ententepropaganda getekend en verspreid, ook in het neutrale btiitenland wortel heeft geschoten. De stemming wordt er niet opgewekter door. Eindelijk, na lang gepraat, wordt besloten aan boord van de kleine sleepboot te gaan en ons jacht te zoeken. Vooruit dus! De mist ligt zo dik over de Zuiderzee, dat men geen twintig meter ver kan zien. En van over zee komt een ijzig koude wind. Ik sta op het dek van de kleine slingerende sleepboot en kijk in de grijze mist. Urenlang! Troosteloos. Eindelijk vinden wij het jacht, maar groot is de vreugde niet. De schroef is gebroken. Eerst moet het ding vlot gemaakt worden, dan aan de sleepboot vastgebonden, langszij. En dan is men gelukkig zo ver, dat men koers kan zetten naar Wieringen. Ja! Als men maar wist waar Wieringen lag. In de mist, bij toenemend donker en sterke storm en zeegang zoeken onze fabelachtige zeelieden urenlang naar het eiland, en kunnen het niet vinden. Weg is het, als opgeslokt door de zee en de mist. Eindelijk, om tien uur 's avonds ongeveer, geven de heren het zoeken op en besluiten ze de nacht voor anker te gaan. Maar ook dat is niet geheel verstandig gezien, want de zeegang is zo sterk, dat beide schepen steeds weer tegen elkaar slaan. Er zijn al heel wat klinknagels losgegaan, en als het zo doorgaat, lopen wij grote kans te verdrinken. Dus het anker weer opgehaald. Nu zoeken wij naar de haven van Medemblik op het vaste land, en omdat koene zeevaarders vaak meer geluk dan verstand hebben, vinden wij de haven eindelijk tegen middernacht. Wieringen.' De dag gaf een voorproefje, dat de verwachtingen niet te hoog spande. De volgende dat lukt het! 's Morgens, de zee was kalm geworden, gaan wij weer op het schip en tegen de middag zijn we, bij stil helder winterweer, op het eiland. De indrukken op het ogenblik dat ik voet zette op de vaste grond van het kleine stukje aarde zal ik nooit vergeten. Aan de haven weer vele mensen, mensen van het eiland, die stil en wantrouwig deze merkwaardige inkwartiering aanstaren, praatgrage reporters uit de gehele wereld en handige fotografen. Als een zeldzaam dier dat nu gelukkig gevangen is, zo voel ik mij. En ik zou velen van deze haastige en drukdoende heren willen zeggen: Vraagt niet en blijf mij met de camera van het lijf Rust wil ik, rusten, denken, begrijpen na al dit ongeluk, verder niets. In een stokoude wagen, stellig de beste die er op het eiland te vinden is, gaat de reis verder naar het dorp Oosterland. Naar traan en oud leer ruikt het in de eerwaardige rammelkast. Nu nog, als ik de ogen dicht doe en aan deze reis denk, ruik ik de lucht. Voor de kleine, erg uitgewoonde pastorie worden wij uitgeladen. Kaal, leeg is alles. Een paar oude, kaduke meubelen, rommel! En daartussen, als spoken, kou en eenzaamheid. Buiten voor deren. Toch heeft hij zich wonderwel aangepast. Gehuld in een blauwe ruigharige vissersbonker knoopte hij kennis aan met diverse eilandbewoners. Opdat de verveling niet zou toeslaan en hij zijn tijd nuttig wilde doorbrengen, leerde hij bij de smid Jan Luijt te Hippolytushoef het smidsvak, waarbij vooral het hoefbeslag zijn liefde had. Langzamerhand verbeterde de omgang tussen de bevolking en Wilhelm, waartoe zeker zijn liefde het huis draait de gebrekkige kar steunend en krakend om en slingert weg door de modder in de mist. Thuis! Bij deze gedachte wordt mij de keel dichtgeschroefd. Dagen, weken, zo donker, zo loodzwaar, dat ze bijna niet te dragen zijn. Als een gevangene, geminacht, beweegt men zich in deze kleine kring tussen mensen, die somber, schuw wegkijken als men ze passeert, die nieuwsgierig soms een blik wagen uit halfgesloten ogen. Ik ben de bloedzuiger en kindermoordenaar, men is kwaad op de regering, die mij vrij laat rondlopen op dit eiland, die dit eenzame eiland zo'n overlast bezorgde."

 Begrip
Burgemeester Peereboom van Oosterland heeft veel moeite gedaan om opgewonden dorpelingen te kalmeren en ze begrip bij te brengen voor de positie van Wilhelm. Hij was tot heden gewend in de hogere kringen te verkeren, naar de ogen te worden gezien en te comman BEZORGDE" voor de kinderen van het eiland meewerkte. Met kerstvieringen en andere gelegenheden zorgde hij vaak voor royale traktaties. Als ontspanning reed hij paard en naderhand wilde hij graag een motorfiets hebben. Om hieraan te voldoen vroeg hij burgemeester Peereboom zijn medewerking voor de aanschaf. Medewerking en toestemming werden hem verleend, er kwam een zware Indian motorfiets. Wel kreeg onze prins het verzoek om niet te hard te rijden. Na een verblijf van ruim vier jaar mocht hij weer naar Duitsland terugkeren. Kroonprins Wilhelm werd geboren in 1882, trad in 1905 in het huwelijk met Cecilia von Mecklenburg Schwerin, en overleed in 1951 in zijn vaderland overleden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 november 1998

Terdege | 88 Pagina's

Duitse Kroonprins Wilhelm, de balling van Wieringen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 11 november 1998

Terdege | 88 Pagina's