Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vertrouwen in de vrees

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vertrouwen in de vrees

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Ten dage, als ik zal vrezen, zal ik op U vertrouwen." (Psalm 56:4)

Gaan die beide samen: vrees en vertrouwen? Calvijn wijst er al op dat men niet zou denken dat die twee in één hart samenwonen. Voor ons besef sluiten ze elkaar uit. Wie vreest, vertrouwt niet. En: wie vertrouwt, vreest niet. Er zijn mensen die hun vertrouwen wantrouwen omdat het met vrees gepaard gaat. Wie echt vertrouwt, verliest juist op dat moment zijn vrees, denken zij. Vrees en vertrouwen passen niet in eikaars gezelschap. En toch spreekt David over de gelijktijdigheid van beide. Terwijl hij vreest, vertrouwt hij op God. Hoe laat zich dat verstaan? Calvijn schrijft zelfs dat dit nu het echte geloof is, dat David, terwijl hij vreesde, niet nagelaten heeft te hopen op de HEERE. De vrees was een realiteit. De Filistijnen hebben hem gegrepen te Gath. Men leze de geschiedenis van Davids vlucht naar de Filistijnse koning Achis (1 Samuël 21). Lees hoe David door zijn vijanden bespied wordt. In de blik van hun ogen leest hij hun haat. Ze verdraaien zijn woorden. Ze willen niets liever dan hem uit de weg ruimen. Hij vreest voor zijn leven. Het opmerkelijke is dat hij in vers 2 bidt: Wees mij genadig, o God. De bede om genade zal zien op uitredding uit de nood. Hij vraagt of de HEERE zijn leven wil sparen. Toch hoor ik in dat gebed een diepere laag. Juist in de ervaring van de nood wordt een mens vaak geconfronteerd met zijn zonde. Met zijn onwaardigheid voor God. In Davids hart zullen herinneringen opgekomen zijn waardoor hij zich schuldig weet voor God. Zijn vrees kent meerdere lagen. In de eerste plaats de haat van zijn vijanden; maar ook eigen onwaardigheid en onmacht tegenover God. En juist dan spreekt hij zijn vertrouwen uit in God. Hij wordt door de vrees niet weerhouden, maar veeleer aangespoord om tot God te gaan. Hij maakt duidelijk waarin zijn vertrouwen rust. Dat is in het woord van God. Dat is het belofte- woord.

Het aangrijpende van deze tekst is het samengaan van vrees en vertrouwen. Wij denken vaak dat deze twee elkaar uitsluiten. Dan zou het vertrouwen pas verschijnen als de vrees wijkt. Dan moeten we eerst de vrees kwijtraken, voordat het vertrouwen wordt beoefend. Het aangrijpende, ja indrukwekkende van deze tekst is, dat ze gelijktijdig voorkomen. Het vertrouwen verschijnt niet pas als de vrees is verdwenen. Neen, juist in het vrezen is er het vertrouwen op God. Door uitleggers wordt gewezen op de zalving van David tot koning als de grond voor zijn vertrouwen. De HEERE had hem immers aangewezen als opvolger van Saul. Er wordt ook gewezen op de beloften van het verbond. We behoeven tussen beide niet te kiezen alsof het een öf-óf-zaak is. Het aan David beloofde koningschap gaat niet om buiten het verbond van God met Israël. Wat een voorrecht dat een man als David hier niet getekend wordt als een mens zonder vrees. Neen, hij kent angst en nood. Hij is niet een onaangevochten gelovige. Maar in zijn aanvechting, dus midden in zijn vrezen, gaat hij de weg van Gods belofte. In zijn vrezen heeft David zich vastgeklemd aan het woord van Gods belofte. Dan wint het vertrouwen het van de vrees. Wat zou mij vlees doen? Wij mogen zien op Gods beloften, ons gegeven in de grote Davidszoon, Jezus Christus. Hij is door de angst van Gethsémané en door de verlating op Golgotha heengegaan. Zo is Hij gehoorzaam geweest tot in het uiterste van Zijn leven. Om Jezus' wil mogen wij de weg van David gaan. Dat kan alleen in de kracht en door de genade van de Heilige Geest. Wat een voorrecht dat dit woord van Davids vrees ons niet onthouden is. Het behoort bij de openbaring van God. Davids vrees wordt doortrokken van het vertrouwen op God. Dan wijkt de vrees en overwint het vertrouwen.

Die worsteling is kenmerkend voor het geloofsleven van een kind van God. Het vertrouwen verschijnt niet pas als de vrees is verdwenen. Neen, terwijl de vrees werkelijkheid is, komt daar het vertrouwen. Zoals het donker van de nacht moet wijken voor de opgaande zon, zo overwint het vertrouwen de vrees. God wil, terwijl wij vrezen, ons leren op Hem te vertrouwen, op Zijn belofte. Dan komen we ook tot wat David in vers 11 zegt: In God zal ik het woord prijzen; in den HEERE zal ik het woord prijzen. De brug van vrees naar vertrouwen wordt geslagen door het woord van Gods belofte. Ik roem in God, ik prijs 't onfeilbaar woord. Ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord. Dan moet de vrees het onderspit delven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 februari 1999

Terdege | 116 Pagina's

Vertrouwen in de vrees

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 februari 1999

Terdege | 116 Pagina's