Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het levensverhaal van een zeekapitein

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het levensverhaal van een zeekapitein

"Het enige jammere is dat ik Kaap Hoorn nooit gerond heb"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Met zilte groeten van de Voorstse ijzerhoudende zandgronden. Zo ondertekent kapitein Lindeboom de post die hij stuurt vanaf Vredenhoff, zijn fraaie boerderij in het Gelderse Voorst. Daar geniet hij, samen met vrouw Dieuwertje, van zijn pensioen. Lucas Lindeboom, alias Pohon-Linde (Maleis voor Lindeboom), vertelt over zijn leven in Indië, over het Jappenkamp en over de keuze voor zijn maritieme loopbaan. Heel belangrijk is zijn levenswerk: de Maritieme Stichting Koopvaardij Historie van de Oost-Indiën.

Lindeboom (64) is een energiek man met frisse wangen, blond haar, blauwe ogen die soms olijk kijken, beweeglijk. Een ernstige ziekte, gevolgd door een zeer zware operatie, heeft hem niet gebroken. Toch is door bestraling zijn spraakvermogen enigszins aangetast, hij moet voortdurend wat drinken om soepel te blijven spreken.
Lucas Lindeboom werd op 11 maart 1934 geboren in Medan, op Sumatra (Deli). Zijn ouders waren kleurrijke mensen. Vader Jos Lindeboom, telg uit een gereformeerd predikantengeslacht, verliet het vaderland om in Indië als bestuursambtenaar de Kroon te dienen. Moeder Hanna Schipper specialiseerde zich na haar MMS in de gymnastiek volgens de methode van Mensendieck. Zoon Lucas: „Dat was natuurlijk in de gereformeerde wereld van toen iets nieuws. Ze legde zich toe op kinderen met fysieke problemen, zoals de gevolgen van kinderverlamming.
„Ik groeide aldus op in een koloniale sfeer. We hadden een baboe die tevens kokki was, een djongos die de baboe assisteerde en het huis schoon hield, en een kebon: een jongen voor de tuin. We zaten op school in het centrum van Medan. Lindeboom benadrukt, met een klassenfoto in de hand: „We zaten in gemengde klassen, kijk maar, allemaal Indische jongetjes. Je had natuurlijk in de hele koloniale situatie wel discriminatie, maar het lag er beslist niet dik bovenop. Toen ik 4 of 5 jaar oud was, kreeg ik brood van de baboe mee en liep ik uren met een vriendje door Medan. Of we door de Chinese wijk banjerden of door de kampong, we werden gewoon nooit lastig gevallen.

Op verlof
Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog reisde de kleine Lindeboom twee keer per schip naar Nederland. „De overtocht werd verzorgd door schepen als de Johan van Oldebarneveldt en de Marnix van St. Aldegonde. De reis ging via Singapore, waar Engelsen een wat Britse sfeer aan boord brachten. Op Britse feestdagen werd dan hun volkslied gespeeld. Ik weet nog dat ik tegen mijn vader zei: Ik vind dat volkslied veel mooier. Mijn vader sprak dat dan tegen.
Die schepen waren comfortabel en luxe. Het ontbijt was buitengewoon, daarna kreeg je s ochtends aan dek orange squash, om een uur of elf bouillon en rond het middaguur was het voor de volwassenen al weer tijd om een drankje te bestellen. Dan volgde de uitgebreide lunch en kon men in een stoel aan dek of in de hut een dutje doen. Om drie uur s middags was er weer thee of een andere verfrissing en om zes uur cocktail-time als aperitief voor het overvloedige diner.
Voor kinderen was het er geweldig: „Er waren kinderkamers, spelletjes, kinderjuffrouwen, een zwembad, een gymnastiekzaal, Zo voeren we spelend door het Suez-kanaal. De aankomst in Nederland was voor de kleine Lucas uit Indië een anticlimax: „Het was winter. Alles was grauw en er zat geen blad aan de bomen. We moesten levertraan drinken!
De terugkeer in Belawan (Deli), de haven voor Medan, leverde aparte taferelen op. „Huispersoneel dat bij aanvang van het verlof door de Nederlander was ontslagen, stond dan op de kade te azen op de koffers van de vroegere baas, om zo het dienstverband met onmiddellijke ingang weer op te kunnen pakken...
In 1940 vertrok het gezin Lindeboom naar Makassar op Celebes.

Oorlog
De oorlog brengt veel herinneringen boven. „Op de aloen-aloen, het plein in de stad, waren bamboe spiesen geplaatst. Als er Japanse paras kwamen, zouden die op de spiesen landen. Absurd! Ik ken mensen die hun Japanse huisfotograaf, toen stellig een spion, later terugzagen als bewaker in het Jappenkamp. Op een gegeven moment hoorden we dat we gedetineerd waren. Als er Jappen kwamen, moesten we heel diep buigen, anders kreeg je een klap voor je kop.

Kamp
Zijn herinneringen aan de internering in kamp Kampili zijn niet traumatisch: „In de laagvlakte buiten Makassar ontbrak de zeewind en was het vreselijk heet. Er was een minimum aan spullen. Eigenlijk was het een soort primitieve padvinderstijd voor me. Maar leuk was toch anders: „In al die jaren zag ik mijn vader niet. Er was praktisch geen school, we sliepen in een loods, waar we met drie personen in een vierpersoons hoek nog enige privacy hadden. Er waren geen martelingen of seksuele wantoestanden, onze kampcommandant was gematigd. Ik hielp de dominee met timmerwerk, voornamelijk lijkkistjes. Toen de spijkers op waren, maakte ik nagels van hardhout. Toen het hout op was, vlochten we kisten van bamboe latten.
Na vier jaar Jappenkamp zag Lucas Lindeboom eindelijk zijn vader weer. „Ik was zo blij hem weer te zien. Ik wilde een cadeau geven. Omdat er geen geld was, heb ik mijn bovenbroekje met iemand geruild voor een bijzonder mes. Later heeft Lindeboom deze baddik uit de nalatenschap van zijn vader teruggekregen.
Europese en Indische Nederlanders kwamen gebroken uit de Jappenkampen, maar Lucas had als knaap van 11 jaar oog voor de oorlogsromantiek: „Voor mij was het een gigantisch mooie tijd. Ik genoot van de bevrijdingslegers in Makassar: Engelsen, Australiërs en Gurkhas uit Nepal. Thuis was het fijn en gezellig, er kwamen veel Australische militairen bij ons over de vloer. De realiteit was echter minder rooskleurig dan het kinderoog wilde zien. Vader Lindeboom was in het Jappenkamp ernstig verzwakt geraakt door dysenterie, maar liet zich vanwege zijn calvinistische inborst na de bevrijding toch medisch goedkeuren. Moeder Lindeboom en de kinderen werden evenwel naar Australië gestuurd om verder aan te sterken. De eerste aanloophaven in Australië werd Townsville. Lindeboom maakte er kennis met een andere wereld: „Man, ik zag daar als blank kind opeens een andere blanke samenleving. De winkels lagen vol spullen die ik nog nooit had gezien, er was volop eten en ander fruit en Peters ice cream, er reden veel meer autos, je zag dat de welvaart enorm was. De in Indië geboren kapitein is zich nooit helemaal Nederlander gaan voelen: „Indië en Australië waren de landen waar ik het eerst echt contact mee had.
De kleine Lucas moest in Amsterdam in de kost bij een al wat oudere oom en tante. „Ik had door de oorlog en de tijd daarna een gigantische onderwijsachterstand. „Door toedoen van mijn oom en tante kwam ik terecht op het gymnasium, zonder toelatingsexamen. Ze hadden mijn toelating bekonkeld met de rector. Het werd een flop, ik was er niet rijp voor.
Later kwam Lindeboom terecht op de Hogere Zeevaartschool in Groningen. „In Makassar genoot ik als kind al van het water en de schepen, ik had toen al ideeën om later zelf een prauw te kopen.
Na de zeevaartschool kwam het leven van Lindeboom in een stroomversnelling. „Mijn oom Johan van den Berg beheerde in die dagen als procuratiehouder bij de Rotterdamse Lloyd het privékapitaal van de heren Ruys, de eigenaren. Hij heeft mij toen bij de Lloyd aanbevolen. Direct na de diploma-uitreiking kreeg Lindeboom te horen dat hij over twee dagen moest aanmonsteren op de legendarische Willem Ruys. Hij werd de jongste kapitein van Nederland. Hij zou op vrijwel alle soorten schepen, voor vele rederijen en op vrijwel alle oceanen gaan varen.

Levenswerk
Varend over de wereldzeeën rijpte bij Lucas Lindeboom het idee een blijvende bijdrage te leveren aan de maritieme geschiedenis van Nederlandsch Oost-Indië. Hij richtte uiteindelijk in 1986 de Maritieme Stichting Koopvaardij Historie van de Oost-Indiën op.
In 1994 ging kapitein Lucas Lindeboom met pensioen. „Ik heb geen noemenswaardige heimwee naar zee. Dat heeft toch helemaal geen zin? Ik heb het hier veel te druk met mijn huis, mijn erf en mijn schrijverij. Ik was het gehannes met slechte koks en ongeschikte stuurlieden ook beu. Ik heb de rit veilig beëindigd. Mij kan niets meer overkomen door een stuurman met een gekocht diploma. Dat hoor je steeds meer. Het enige jammere is dat ik Kaap Hoorn nooit gerond heb, al ben ik wel door Straat Maghelhaen gevaren, tussen Chili en Argentinië. En Cuba, daar ben ik door de boycot van de Verenigde Staten helaas ook nooit geweest.
Lucas Lindeboom en zijn vrouw Dieuwertje genieten van de fraaie tuinen bij boerderij Vredenhoff. „Af en toe verschaffen we English bed & breakfast aan toeristen. We hebben ook een sta-caravan te huur, op een plekje met veel privacy. Daarbij profiteren we van de ruime deel in deze voormalige boerenwoning. Onlangs presenteerde ik daar het tiende deel van mijn serie over oude schepen van de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM).
Lindeboom is, naast het tuinieren en klussen, inmiddels bezig met deel 11 uit zijn serie.
Vredenhoff straalt inmiddels iets maritiems uit, door onder andere een scheepsbel bij de deur, compleet met allemanseind-knoop. Buiten liggen scheepsonderdelen, zoals een deurpatrijspoort en een roer, net als de (deur)bel afkomstig van de half gezonken Santa Clara, een Braziliaans smokkelschip dat Lindeboom aantrof in Frans Guyana.
De inrichting van Vredenhoff is een lust voor liefhebbers van schepen. Lindeboom geeft graag een rondleiding. Over een fraai scheepsmodel, dat geheel is opgetrokken uit kruidnagelen, zegt hij met enige weemoed in zijn stem: „Mijn vader kreeg het schip van een Ambonees uit Makassar, hoewel hij uit principe nooit cadeaus aannam. Het is een authentiek Ambonees kruidnagelschip, een huwelijksprauw. Over een klein kanon: „Mijn moeder vond dit kanon na de oorlog in onze tuin. Het komt van wapenfabriek Soerabaya Daendels. Het vertoont duidelijk Oosterse of Chinese trekken. Over enkele flessen met scheepje, die hij zelf bouwde: „Het is een enorm priegelwerk. In de ene fles zit 160 uur arbeid, in de andere 220 uur. Ik vind mijn eigen flessen mooier dan de exemplaren die ik wel in musea heb gezien. Ik besteedde zelfs aandacht aan het opspattend boegwater en aan het kielzog.
Als Lindeboom de tijd er nog voor krijgt, gaat hij zijn eigen memoires te boek stellen.

---------------------------------------------------------------------------------------Geïnteresseerden kunnen contact opnemen met kapitein Lindeboom. Adres: Vredenhoff, Breedenbroekseweg 3, 7083 AT Voorst (gem. Gendringen), tel./fax: 0315-655159.
Alle verschenen delen uit de serie Oude K.P.M.-schepen van Tempo Doeloe zijn nog leverbaar; ze kosten ƒ 38,00 per deel, incl. verzendkosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 maart 1999

Terdege | 88 Pagina's

Het levensverhaal van een zeekapitein

Bekijk de hele uitgave van woensdag 31 maart 1999

Terdege | 88 Pagina's