Psychiater en theoloog
Psychiater-theoloog P.J. Verhagen gaat tweemaal per maand voor „Ik ben maar een oefenaartje"
Tijdens zijn universitaire studie pendelde Piet Verhagen moeiteloos tussen de colleges theologie en psychiatrie heen en weer. Pas later ging hij beseffen wat de dwarsverbindingen én de spanningsvelden tussen beide vakgebieden zijn. Inmiddels is drs. P. J. Verhagen –gehuwd en vader van vier kinderen– meer dan tien jaar psychiater en theoloog. Gemiddeld twee keer per maand gaat de hulpverlener bij onder meer Gliagg De Poort in hervormde gemeenten voor. „Ik kan me niet heugen dat ik het ooit in een preek over depressie en geloven heb gehad.
Zowel het ambt van predikant als het vak van psychiater speelde op jonge leeftijd een rol in de gedachtenwereld van Piet Verhagen. „Ik herinner me nog levendig dat ik vanaf het begin van de lagere school dominee wilde worden. In de derde klas heb ik de juffrouw net zo lang aan haar hoofd gezeurd totdat ik een keer het bijbelverhaal mocht vertellen. Dat staat binnen de familie nog altijd bekend als mijn eerste preek. Het was ook de kortste, want ik was in ongeveer drie minuten klaar. Ik heb in de klas, als jongetje van een jaar of acht, het verhaal van Ruth en Naomi verteld.
In de loop van de lagere school en ook op de middelbare school is mijn belangstelling wat verschoven naar de geneeskunde. Als iemand in die tijd vroeg wat ik wilde worden, zei ik vreemd genoeg nooit dat ik dokter wilde worden, maar psychiater. Sommige klasgenoten die iets met geneeskunde wilden doen, hadden het over het beroep van arts. Anderen dachten specifiek aan het werk van een huisarts of chirurg. Dat lag dicht bij je belevingswereld. We wisten allemaal wat een huisarts was, want daar kwamen we zelf wel eens.
Luisteraars
Hoe verklaart Verhagen zijn specifieke belangstelling voor de psychiatrie? „Ik kende die wereld niet, ben zelf geen patiënt van een psychiater geweest. Ook in mijn directe omgeving waren er geen mensen die ermee te maken hadden. Op jonge leeftijd begreep ik dat een psychiater een dokter was die zich met bizarre dingen als schizofrenie bezighield, dat het te maken had met mensen die allerlei merkwaardige dingen dachten of zeiden of die stemmen hoorden. Daar had ik iets van gehoord en gelezen, en dat fascineerde me.
Achteraf heb ik me gerealiseerd dat er nog een andere kant was. Ik kom uit een familie waarin het tegen elkaar aan praten over van alles en nog wat een belangrijke rol speelde. Je had natuurlijk praters en luisteraars. Ik hoorde bij de luisteraars, al vanaf vrij jonge leeftijd. Het was daarbij belangrijk dat je als luisteraar te kennen gaf dat je écht luisterde. Hoe zwaar dat precies weegt, weet ik niet, maar dat is ook een ervaring geweest die bij de keuze voor de psychiatrie een rol heeft gespeeld.
Aan het eind van de middelbare school gaf Verhagen zich op voor de studie geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Als tweede keuze noteerde hij theologie. „Mijn gedachte was: Als ik voor geneeskunde word uitgeloot, is dat geen enkel probleem, dan ga ik net zo vrolijk theologie studeren. Dat is gebeurd. Al snel voelde ik me in die studie helemaal thuis. Na een jaar heb ik me toch opnieuw aangemeld voor geneeskunde, met het idee om, als ik ingeloot zou worden, beide te gaan doen. Ik had intussen zo de smaak van de theologie te pakken, dat ik daar niet mee wilde stoppen.
Verzoening
Op de achtergrond speelden verschillende invloeden mee, zegt Verhagen. „Ik ben in Gouda opgegroeid in een gewoon hervormd gezin. Vanaf mijn puberteit heb ik ds. L. Kievit gehoord. Met name onder zijn prediking is het geloof op een geweldige manier gaan leven. Zo rond mijn negentiende –dat was dus in de loop van het eerste jaar theologie– ben ik tot geloof gekomen. Dat heeft een diepe indruk op me gemaakt. Het niet willen stoppen met de studie theologie had in de eerste plaats daarmee te maken.
Als ds. Kievit over de wedergeboorte sprak, kwamen de klassieke themas aan de orde. Sommigen vonden dat die bij hem wel eens tekortkwamen, maar als je wist waarover hij het had, wist je wel beter. Over de wedergeboorte zei ds. Kievit: Je moet je er niet in de eerste plaats over verbazen dat het móét, maar je erover verwonderen dat het gebéúrt. Zo is het bij mij ook gegaan. Vanuit de verwondering dat het gebeurde, heb ik geleerd dat wedergeboorte noodzakelijk is, dat een mens er zonder wedergeboorte niet komt.
In het verlengde speelde nog iets anders. In het eerste jaar liep ik college bij allerlei heren – dames waren er toen nog nauwelijks in Utrecht. Een van hen was prof. C. Graafland. Hij behandelde de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Op het moment dat ik binnenkwam, begon hij aan artikel 20, over de verzoening. Dat heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Mijn theologische vorming begint met de colleges van prof. Graafland over dat artikel, dat enerzijds Gods rechtvaardigheid en anderzijds Gods barmhartigheid laat zien.
Niet kritisch
Zijn ouders gaven Verhagen alle ruimte om twee studies te combineren. „Ik dacht: Als dat niet lukt, ga ik met theologie door. Zover is het nooit gekomen. Gaandeweg bleek het idee om psychiater te worden sterker te zijn dan het idee om dominee te worden. Het accent verschoof naar de geneeskunde. Ik heb me aan het schema daarvoor gehouden en de studie theologie daarbij aangepast. Uiteindelijk was ik met allebei ongeveer tegelijk klaar.
Zag u die twee studies als een goede aanvulling op elkaar of spraken beide vakgebieden elkaar nog wel eens tegen?
„In de tijd dat ik die twee vakken studeerde, heb ik dat tamelijk naïef gedaan. Ik was in alles geïnteresseerd, vond alles mooi en probeerde alles te begrijpen. Het fascineerde me. Ik was helemaal niet kritisch. Als de een iets zei, vond ik dat interessant en boeiend en hield me dat bezig. Als er vervolgens iemand anders kwam met een ander verhaal, gold hetzelfde. Ik heb veel op me af laten komen en geprobeerd dat te verwerken. Vanuit de theologie was ik niet kritisch naar de psychiatrie of omgekeerd.
Toch waren theologie en psychiatrie in de beleving van Verhagen geen gescheiden werelden. „Als ik van de ene naar de andere faculteit ging, zette ik niet een knop om. In die tijd leefde in de psychiatrie nogal sterk de gedachte dat het met geloven allemaal niks zou zijn. Daar wist ik van, maar het zat me niet dwars. In de studie geneeskunde zaten overigens onderdelen waarin ik niet geïnteresseerd was, maar die ik puur volgde omdat het moest. Waar ik voor kwam, waren de colleges psychiatrie van prof. Van Praag. Die maakten indruk.
Later kreeg Verhagen meer oog voor de dwarsverbindingen tussen beide vakgebieden. „Ik ben telkens op zoek naar integratie, maar zie ook valkuilen als je geloven en psychisch functioneren te veel met elkaar vereenzelvigt. Het risico dat ons als reformatorische christenen echter bedreigt, is dat we de afstand tussen die twee veel te groot maken, alsof het om twee werelden gaat met een waterdicht schot ertussen. We kunnen gemakkelijk in dat oude dualisme vervallen. Het andere uiterste is dat het geloof helemaal wordt vervaagd door de psychologie.
Preekconsent
Toen Verhagen op 1 april 1988 zijn specialisatie voor psychiater op zak had, begon hij aan een periode van vicariaat –in de Noorderkerk in Amsterdam– en bracht hij een maand op het hervormd seminarium door, waarna hij kandidaat tot de Heilige Dienst in de Nederlandse Hervormde Kerk werd. Aansluitend trad hij medio 1988 in dienst bij Gliagg De Poort in (toen nog) Schiedam en Riagg Westelijk NoordBrabant in Bergen op Zoom. Momenteel werkt hij zowel op een dependance van psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk in Harderwijk als op de Gliaggvestiging in Amersfoort.
Al sinds 1980 gaat Verhagen regelmatig voor in kerkdiensten. Zijn eerste preek hield hij in de zomer van dat jaar in Leerdam, nadat hij bij de afronding van zijn kandidaatsexamen preekconsent had gekregen. Op dit moment gaat hij gemiddeld twee keer per maand in een hervormde gemeente voor. „Ik hoef niet elke zondag een preek klaar te hebben en verkeer dus in de relatief gunstige positie dat ik tijden met een tekst kan rondlopen. Zo gaat dat ook. Ik loop erover te prakkiseren. Dat kan zo meteen in de trein zijn, bij wijze van spreken. Tegen de tijd dat een preek klaar moet zijn –dat komt bij mij meestal op de laatste dagen aan– doe ik het handwerk dat een dominee of voorganger geacht wordt te doen: om te beginnen de grondteksten bekijken.
Een dominee heeft zijn gemeente in gedachten als hij een preek voorbereidt. Ziet u uw cliënten voor u, als u in de studeerkamer zit?
„Nee, nee, absoluut niet. Het zal ongetwijfeld zo zijn dat mijn kennis van psychiatrie een rol speelt in de manier waarop ik dingen zeg, maar ik heb het nooit over mijn werk. Ik kan me niet heugen dat ik ooit in een preek iets over depressiviteit en geloven heb gezegd. Dat vind ik een onderwerp voor een gemeenteavond, de catechese of een studiekring, maar niet voor de prediking.
Ouderling
„Ik heb geleerd me in de meest strikte zin op de tekst te concentreren. Daar moet het over gaan. Soms is de tekst vers 6, terwijl de schriftlezing vers 1 tot en met 10 is. Als vervolgens in de preek vers 1 tot en met 10 wordt doorgeëxerceerd, is de preek voor mij mislukt, want dan is vers 6 er te bekaaid af gekomen. Ik zeg het een beetje schematisch, om aan te geven hoe ik probéér een preek te maken, want ik blijf natuurlijk maar een oefenaartje. Ik zie in elk geval zelden aanleiding er psychologische of psychiatrische aspecten in te verwerken, want dat zou ten koste van het uitleggen en bespreken van de tekst gaan.
Een predikant verwerkt ook pastorale ervaringen in zijn preken. Komen bij u ontmoetingen met mensen in uw werk om de hoek kijken?
„Wie ik bij het maken van een preek voor ogen heb, zijn de leden van de hervormde gemeente van Hierden, wijk Frankrijk, waartoe ik zelf behoor en waar ik ouderling ben. Verder heb ik ruim 30 jaar in Gouda gewoond. Het beeld van die gemeente staat me eveneens voor ogen. Als ik me afvraag wat ik met een tekst duidelijk wil maken en wat ik de mensen wil zeggen, dan zijn de mensen vooral degenen uit de gemeente waartoe ik zelf behoor, niet mn patiënten.
Komt het voor dat u als theoloog dingen wilt zeggen die u gemeenteleden vanuit uw achtergrond als psychiater liever niet voorhoudt, bijvoorbeeld als het gaat om het omgaan met zonde en schuld?
„In eerste instantie ben ik geneigd daar „nee op te zeggen. Als zon spanningsveld zich zou voordoen, zou ik op mijn manier proberen daar woorden aan te geven. Ik zie dat eerder als een uitdaging dan dat ik zoiets zou negeren. Je loopt wel eens tegen lastige dingen aan, waarbij je denkt: Hoe moet je dat zeggen? Natuurlijk. Maar ik heb daar zelden of nooit de aanvechting bij iets weg te laten.
Spanningsveld
De kandidaat noemt als voorbeeld een preek die hij heeft gehouden over Ezechiël 18: 31, waarin onder meer staat: „Maakt u een nieuw hart. „Toen heb ik gepoogd met de gemeente in gesprek te gaan over de vraag wat de profeet hier nu precies zegt. Als er één ding is wat wij geleerd hebben, dan is het dat we bidden om een nieuw hart. We zijn met dat gebed opgegroeid. Voor een aantal mensen behoort dat tot de meest traumatische ervaringen uit hun geloofsontwikkeling: alsmaar moeten bidden om een nieuw hart zonder ooit te kunnen weten wanneer je dat hebt. Dat kan mensen onzeker maken, doet hen aan zichzelf twijfelen, negatief over zichzelf denken.
Er zijn ook mensen die zeggen dat je dat gebed je kinderen daarom vooral niet moet leren. Daar ligt een spanningsveld. De oproep ons een nieuw hart te maken aan de ene kant, terwijl we dat niet kunnen aan de andere kant. Ik heb toen uitgelegd wat Calvijn daarover schrijft. Hij ziet die tekst als een opdracht van God, dat we inderdaad een nieuw hart moeten maken om erachter te komen dat we het niet kunnen. Calvijn spreekt in dat verband van goddelijke opvoedkunde, Gods pedagogiek noemt hij dat zelfs letterlijk. Wanneer we in onze eigen pogingen doodlopen, ontstaat er voor God ruimte om te doen wat Hij wil.
In mijn preek heb ik geprobeerd duidelijk te maken dat je beide aspecten niet tegen elkaar moet uitspelen. Aan de ene kant is er de diepe overtuiging dat het de Heere is Die het doet in een mensenleven –dat is ook mn eigen ervaring– maar je moet niet in je stoel zitten afwachten. „Het is de Heere God die het doet, maar je moet er wel werk mee hebben, vind ik in dat verband een prachtige uitdrukking. Ik ontken niet dat ouders hun kinderen moeten leren bidden om een nieuw hart, maar ze moeten goed weten wát ze hun kinderen daarmee leren. Dat heb ik in die preek naar voren gebracht.
Levensvragen
Ooit zei u: Ik vind het wat mager als een christelijke psychiater wel in staat is de juiste pillen uit te delen, maar voor de levensvragen die met een depressie samenhangen een pastor moet inhuren. Vloeien die twee aspecten bij u ineen?
„Ik denk niet dat ik in mijn werk pastoraat bedrijf, maar probeer wel als er een aanleiding voor is –en dat gebeurt lang niet bij iedereen, al was het maar omdat ik er de tijd vaak niet voor heb– met mensen over hun levensvragen te spreken. Ik denk niet dat ik dat als psychiater pastoraat moet noemen. Het gaat er niet om dat ik het werk van de predikant overneem. Ik vind alleen niet dat je als psychiater tegen iemand die met levensvragen bij je komt, moet zeggen: Daarvoor moet u bij uw dominee zijn. Daar kan een patiënt met de psychiater, de christenpsychiater, ook over praten.
Dat is zelfs helemaal niet onverstandig, want de patiënt mag verwachten dat de hulpverlener zijn manier van bezig zijn met geloofsvragen tegen het licht kan houden van de problematiek waarmee hij zit. Wellicht kan de psychiater hem erop attenderen waar die twee aspecten op een onvruchtbare manier door elkaar lopen of laten zien hoe die op een vruchtbare manier op elkaar zouden kunnen inwerken. Dat is een deskundigheid die je van een psychiater of psychotherapeut mag verwachten.
Verrijking
„Het is overigens een ervaringsfeit dat, als iemand ruimte heeft om zich met die vragen bezig te houden, het meestal al zo goed met hem gaat dat de therapie op een eind loopt. Dan kan het toch belangrijk en goed zijn in de laatste fase helder te krijgen hoe iemands problematiek doorwerkt of heeft doorgewerkt in het omgaan met levensvragen. Als mensen meteen met dergelijke vragen binnenkomen, zijn die vaak erg verweven met de problematiek waarmee ze zitten. Dan is het onze taak als hulpverleners ons niet in de eerste plaats te laten afleiden door al die ingewikkelde levensvragen, want dan gaat het echt om afleiden.
Welk voordeel hebt u ervan dat u meer theologische bagage dan de gemiddelde psychiater hebt?
„Ik ervaar het persoonlijk als een geweldige verrijking, maar zou niet willen beweren dat ik het werk daardoor veel beter of slechter doe dan anderen. Er zijn collegas die goed met levensbeschouwelijke vragen weten om te gaan, ook al hebben ze geen theologie gestudeerd. Dat heeft er vooral mee te maken dat ze vanuit een christelijke achtergrond aandacht voor geloofsvragen en problemen hebben. Wel vind ik dat je als psychiater énige kennis op dit gebied moet hebben. Dat is dan meer dan dat je zelf gelovig bent en op catechisatie hebt gezeten. Je kunt niet alleen maar geïnspireerd en goed bedoelend bezig zijn. De cliënt, de patiënt verwacht dat je dat op een professionéle manier doet. Het zou best kunnen zijn dat bij een aantal hulpverleners de kennis op dit terrein te gering is.
Volgende keer: mr. drs. J.P. de Man, jurist en theoloog.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 26 mei 1999
Terdege | 84 Pagina's