Johannes van der Poel
Het grote voorbeeld van Rinus Pronk
Binnen en buiten eigen kerk straalde hij gezag uit. Met een kwinkslag verlaagde hij kerkmuren tot drempels. Dorre systematieken legde hijnaast zich neer. Academische theorieën waren aan hem niet besteed. Als men hem vroeg naar zijn standpunt ten opzichte van ds. Kok en dr. Steenblok, was het antwoord: „Wat zegt een standpunt? Er zijn maar twee hoofdpunten: zonde en genade". Zo heette ook zijn kerkblad. 'Twee Wegen'. Zo waren zijn preken. Zo was de man: dominee johannes van der Poel.
Het leven van Johannes van der Poel begint op 26 april 1909 te Hendrik Ido Ambacht. Hij is de zoon van Pieter van der Poel en Johanna Saartje de Wit. Hun oudste kind heet Lijntje. Dan komen Adrianus, Huibertje en Annigje. Nu dus Johannes. Dokter Dirk Jan Kamberg is bij de bevalling ten einde raad. Moeder zegt echter: „Dokter, God weet het, dus geen zorgen. Evenwel het vaste fundament Gods staat! Dit kind móet geboren worden! Dit kind móet op de wereld geworpen worden, om nog eens gebaard te worden!" Het leven van de jonge Johannes lijkt er niet op. Hij breekt door in de zonden. Moeders tranen helpen niet. En haar gebeden? Het gezin is hervormd. Ds. Van de Poll, die Hannes gedoopt heeft, is inmiddels vertrokken. Na hem komen ds. Ronner en ds. Trillart. Dan ds. Willekes, die bijna doorlopend voor conflicten zorgt, waardoor velen opstappen. In mei 1915 sluit ook het gezin Van der Poel zich aan bij de Gereformeerde gemeente van Ridderkerk, waar ds. Andries Makkenze de herdersstaf draagt. In 1918 volgt ds. Jan Rokus van Oordt hem op. Hij is een zielenvriend van moeder, die elk jaar een dag op bezoek komt. En Hannes? Hij vraagt in die tijd aan zijn moeder of hij clown mag worden en noemt zich "de zotte jongeling van het dorp".
Bekering
Moeder bidt onophoudelijk. Door het geloof „Op 8 november 1927 tussen acht en negen uur werd er een pijl in mijn hart geschoten door middel van het gebed van mijn lieve moeder", zal haar zoon later schrijven. God slaat diepe wonden. Hannes wordt radeloos van verdriet over zijn zonden. Het is tijdens een biddagdienst van kandidaat Heikoop dat God Zijn Zoon openbaart in een arm en wanhopig zondaarshart. Ook de bediening van ds. J.W. van Ree, christelijk gereformeerd predikant te Barendrecht, is hem tot zegen. Hannes kerkt overal waar hij de waarheid kan horen en werkt mee aan de oprichting van een vrije gemeente in Hendrik Ido Ambacht, die ds. D. Rustige laat preken en direct erna als een zeepbel uiteen spat. Hij wordt vervolgens een van de stichters van een Gereformeerde gemeente in die plaats. In 1929 wordt hij geroepen tot het wondere ambt.
In 1931 trouwt Van der Poel met Aaltje van Bree, die hem drie kinderen schenkt. In de crisisjaren raakt hij zonder werk, maar naar 'de steun' kan hij niet. Het gezin heeft het niet breed; het leven is een aaneenschakeling van tegenslag. Tijdens het aardappelrooien krijgt Van der Poel een hevige longontsteking. Op de betonfabriek waar hij later werkt, laat een collega plotseling een betonplaat vallen, waardoor hij blijvend letsel oploopt. In 1936 wordt zijn vrouw met een hersentumor in het ziekenhuis opgenomen. Zeventig dagen verkeert ze in grote geestelijke nood, maar op 4 juni mag ze met veel ruimte gaan in de vreugde van haar Heere.
Tweede huwelijk
Van der Poel krijgt van zijn kerkenraad een attest om gehoord te worden door het curatorium. Dit college wijst hem tweemaal terug. Uitstel! Drie maanden wachten. Er zit iets tussen de kerkenraad en Van der Poel. Zijn kerkgaan elders is sommigen een doorn in het oog, maar Van der Poel kan en wil het niet laten. Het gaat hem niet om een kerk, maar om de Waarheid! Hij volgt de stem van zijn hart en begint in augustus '37 te preken in vrije groepen. De vrienden ds. Barth van Dordrecht en ds. Lamain van Rotterdam trekken zich de ballingschap van Van der Poel erg aan en zoeken koortsachtig naar een oplossing, maar ds. Kersten laat de Ambachtse kerkenraad aan Van der Poel "een bewijs geven dat hij ophoudt lid te zijn van de Geref Gemeente". Dat gebeurt op 2 september.
Diezelfde dag trouwt Van der Poel met Jacomijntje de Jong. Ds. Lamain stoort zich niet aan het vonnis van ds. Kersten en bevestigt het huwelijk met de troostrijke woorden uit Spreuken 10:29: "De weg des Heeren is voor den oprechte sterkte, maar voor de werkers der ongerechtigheid verstoring".
Federatiepredikant
Spot en hoon treffen de jonge oefenaar. Zijn huwelijk wordt het mikpunt van laster. Hij dreigt eronder te bezwijken, maar God is wonderlijk goed. Van der Poels preken krijgen een plaats in de harten van Gods kinderen. Ook Leen Dubbeldam, Jacob Dankers, Maurits Boom en Adam Trapman, kerkenraadsleden van een vrije gemeente in Giessendam, laten hem preken. God verbindt hem aan deze gemeente. Van der Poel krijgt een beroep en ds. Martinus Overduin, federatiepredikant te Dordrecht, bevestigt hem er op 19 februari 1938 als oefenaar. Van der Poel sluit zich nu aan bij de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten, waar ds. De Jonge, ds. Overduin, ds. Van 't Hoog, ds. Kramp, ds. Van de Kraats en ds. Hennephof predikant zijn. Hij wordt op 29 maart 1939 tot dominee bevestigd en neemt al snel een vooraanstaande plaats in.
Oorlogstijd
Eenjaar later zucht Nederland onder het regime van nazi-Duitsland. Ds. Van der Poel fungeert als de spil van een interkerkelijk voedselcomité en trekt er als de stoutmoedigste van de plaatselijke herders op uit om de nood te lenigen. „Ik moet gaan", zegt hij op maandagochtend, terwijl de kinderen aan moeders rokken hangen en vader smeken om thuis te blijven. Aan boord van de hakkenpoffer van ouderling Dubbeldam waagt hij zich dicht onder de frontlinie om daar tarwe en aardappelen in te slaan. Anderen tellen zo'n slordige vierhonderd gulden neer voor een mud tarwe, hij betaalt de regeringsprijs: niet meer dan vijftien gulden. „Papieren? Moet ik die nu voor de tiende keer weer laten zien? Je ziet toch dat mijn handen versteend zijn van de kou?" Hij hakt hout voor mensen die in de kou zitten, maar Duitsers omkopen met brandewijn kan hij niet, omdat hij 's vijands dronkenschap niet op zijn geweten wil hebben. Hij koopt in Tilburg twintig ton tarwe en tien ton gerst die hij in Geertruidenberg laat verwerken tot dertienduizend dampende broden. Zelfs verstokte onkerkelijken spreken over 'de wonderbare spijziging'. Op zondag staat hij weer op de preekstoel en zijn gemeente zingt uit de volheid van haar gemoed: Het is een wonder in ons' ogen, Wij zien het, maar doorgronden 't niet.
Geheeld en verenigd
In augustus 1947 zoekt ds. J. Fraanje contact met ds. Van der Poel om de breuk te helen. Hij bekent schuld voor het feit dat Van der Poel werd teruggewezen. Ook de heer Van Bochove en ds. Van de Woestijne worden er door ds. Kersten op uitgestuurd om hem terug te halen, desnoods zonder gemeente. Ds. Van der Poel aarzelt, maar zijn kerkenraad wil niets van terugkeer weten. Van der Poel laat zijn gemeente niet in de steek: „Ik weet hoe de Heere mij naar Giessendam heeft gezonden. Deze gemeente heeft mij als een landloper aanvaard en de Heere heeft het gezegend". Kort hierna wordt hij door God vrijgesproken van schuld en straf. „Het gelaat van de Rechter veranderde in het gelaat van een zoete, verzoende God." Weer later mag het Pinksteren in zijn ziel worden. Inmiddels zijn samensprekingen aan de gang tussen de Federatie- en de Blaak-gemeenten. Die gemeenten hebben niet veel haast. Totdat Sint-Philipsland zich losmaakt en ds. Van der Poel beroept. Zelfs tweemaal. Dan zetten ze er vaart achter. Ds. Van der Poel reageert positief op een brief van ds. Mieras en trekt 'zijn' Federatiegemeenten erbij. Hij is voorzitter van de eerste gezamenlijke synode, waarmee een droomwens in vervulling gaat.
Kruisbanier
Ds. Van der Poel krijgt beroep na beroep. Hij bouwt in Giessendam een nieuwe kerk en krijgt een zetel in het hoofdbestuur van de SGP. Hij haalt ds. Toes in het kerkverband en bevestigt vriend Gebraad in Capelle a/d IJssel. Toch tobt de actieve prediker met een uiterst zwakke gezondheid. Keer op keer ligt hij in het ziekenhuis. Zo ernstig, dat ds. Van Voorthuijsen de hogepriesterlijke zegen over hem uitspreekt, als hij opnieuw voor een ernstige operatie staat.
In 1952 valt hij binnen twee maanden dertig kilo af In 1954 wordt hij geopereerd in Breda. „Ds. Slager nam afscheid van mij tot in de eeuwigheid. Ds. Du Marchie van Voorthuijsen zei: "Broer, tot de haven der ruste". Ds. De Jong van Kralingseveer zei tegen mij: "De kerk kan niet meer geloven dat u beter worden zal". Ik antwoordde; "Zolang ik niet in Ede geweest ben, heb ik de raad Gods nog niet uitgediend". Tegen een nachtzuster zegt de dominee door het geloof: "Zuster, ik word weer beter en zal door het ganse land de kruisbanier preken".
Regionale gemeente
Op oudejaarsdag 1954 krijgt hij zijn lang verwachte beroep naar Ede. Ds. Du Marchie van Voorthuijsen verbindt hem op 22 april aan zijn nieuwe gemeente, die gesticht is door Jan Boon, Tjerk Boorsma, Geurt van Steenbeek, Henri van Hunnink, Herman van Engelenhoven, Maas van Veldhuizen en Jan en MorVeenendaal. De vrienden zijn begonnen in 1946, in de schuur van Davelaar en in 'Ons huis'. Daarna kochten ze een kavel grond met fruitbomen en kippenhokken op de hoek van de Schaapsweg en de Veenderweg, om er een nieuwe kerk te bouwen. Ds. Van der Poel nam het Godshuis eind 1950 in gebruik. Een half jaar na zijn intree is de ruime kerk te klein. Een galerij brengt uitkomst, maar binnen korte tijd doen de klapstoelen weer dienst. Ede groeit tot een regionale gemeente en het Godshuis wordt keer op keer vergroot.
Singulier
Ds. Van der Poel is in zijn preken singulier bij uitstek. Hij heeft iets dat niemand kan nadoen. Woord- en zinspelingen wisselen elkaar onafgebroken af. Sommige legt hij vast in de vorm van originele 'splinterhoutjes' en diepzinnige 'sprokkelhoutjes'. Over zijn ambt schrijft hij: „Het predikantsleven is in de waarneming meestal zonder leven. Als men daartoe geroepen wordt, meent men dat men altijd zal leven. Maar nu is het veelal een leven van klagen zonder te klagen".
Wanneer ergens in het land een oudgereformeerde predikant bevestigd wordt, is het bijna vanzelfsprekend dat ds. Van der Poel dat doet. Hij leidt de bevestigingsdiensten van dhr. Van Prooijen te Grafhorst (1961), ds. Slager te Stavenisse (1962), ds. Van Prooijen te Grafhorst en ds. Kamp te Utrecht (1964), ds. Slager te Rijssen (1965), ds. Du Marchie van Voorthuijsen te Urk (1966), ds. Van Prooijen te Stavenisse (1968), ds. Smits te Giessendam (1971), ds. Schinkelshoek te Kampen (1973), ds. Du Marchie van Voorthuijsen te Leersum (1974), ds. Slager te Werkendam (1975), ds. Van Prooijen te Rhenen (1976), ds. A. van der Meer te Rijssen (1977) en ds. Van de Ketterij te Urk (1978).
Eben-Haëzers
Ds. Van der Poel heeft ook zitting in vrijwel alle commissies en deputaatschappen en spreekt verscheidene keren op landelijke zendingsdagen. Vanaf 1947 is hij deputaat bij de Hoge Overheid, vanaf 1953 lid van de Commissie van Onderzoek en vanaf 1977 hoofdredacteur van het landelijk 'Kerkblad'. Van zijn hand verschijnen diverse prekenen herdenkingsbundels. Ook verzorgt hij in Ede het veelgelezen blad "IWee wegen'. Bij het klimmen der jaren viert hij zijn 'Eben-Haëzers'. Ter herdenking van zijn 40-jarig ambtsjubileum houdt hij in september 1977 een preek over Klaagliederen 3 vers 22. Na de dienst volgen toespraken van ds. Smits, ds. Mieras, ds. Du Marchie van Voorthuijsen, ds. Wiltink, ds. Van Prooijen en ouderling Van Dam. Bij zijn 70e verjaardag, in april 1979, houdt hij een gelegenheidspreek over Psalm 71 vers 9. Op 25 april 1980 herdenkt hij in een speciale kerkdienst 25 jaar aan Ede verbonden te zijn.
Kerkbegrip
Ds. Van der Poel staat open voor de rechte oecumene. Hij overstijgt kerkgrenzen en persoonlijke interpretaties van tijdgevoelige kerkregels. Hij verlaagt kerkmuren tot drempels en houdt interkerkelijke diensten met ds. Lamain en ds. Aangeenbrug. Altijd is hij op zoek naar de heilige, algemene, katholieke Kerk, de Kerk der eeuwen.
Als iemand vraagt naar zijn kerkbegrip, zegt hij: „Kerkbegrip? Wat is dat? Moet ik dat hebben dan? Mijn ziel groet allen die Sion niet gram zijn". Kerkmuren verkruimelen onder zijn kwinkslagen. Hij legt de wortels bloot. „Veel kerkscheuringen worden gerechtvaardigd met leerstukken, maar de wortel der verbittering zit in de kopstukken". Hij gruwt van het schelden uit ivoren torens van het hoogkerkelijk denken. Hij is door God geplaatst in de Oud Gereformeerde Gemeenten en heeft die ook hartelijk lief: „Dat is nog een beetje een rekverband en geen knelverband". Hij ijvert daarom ook niet voor een kerkverband dat feitelijk alleen maar een schande is. Onophoudelijk probeert hij de werelden van Ledeboerianen, Kerstianen, Steenblokkianen, Presbyterianen en Puriteinen bijeen te brengen. De praktische bediening van het Woord staat centraal. Geen ijdelgetheologiseer op de vierkante centimeter over deelwaarheden, maar het levende Woord. Twee wegen: zonde en genade.
Overlijden
Diverse malen wordt hij geroepen bij ziek- en sterfbedden van Gods knechten. In 1957 houdt hij een rouwpreek voor ds. Blaak, in 1973 voor ds. Toes en in 1979 voor ds. Wiltink. In mei 1980 preekt hij op de begrafenis van ds. Gebraad. In april 1981 gaat er een golf van ontroering door de herderloze schare van Krimpen, als hij de rouwdienst leidt van zijn zielenvriend 'broer' Mieras. Veel van zijn oude vrienden worden ingezameld. Ook ds. Van der Poels krachten nemen af. Vanuit het ziekenhuis in Bennekom zucht hij in augustus 1980: „Terwijl ik allengskens mag genezen, rijzen al weer bergen van bezwaren ten opzichte van het preken. Ik weet dat ik nog nooit een goede preek heb gedaan. Wie is tot deze dingen bekwaam?"
Na enige tijd elders verpleegd te zijn, wordt hij op 9 oktober 1981 van een gezegend ziekbed, in volle zekerheid des geloofs, opgenomen in de eeuwige heerlijkheid, om het loon van een getrouwe dienstknecht te ontvangen. Bij de begrafenis spreken ds. E. du Marchie van Voorthuijsen en ds. M. van de Ketterij in het eigen kerkgebouw. Vijf andere predikanten in drie andere kerken. Op het kerkhof zijn zo'n vijfduizend mensen aanwezig, als ds. Smits psalm 58 vers 7 laat zingen. De volgende zondag spreekt ds. Du Marchie van Voorthuijsen in Ede een rouwpreek uit over Deuteronomium 34 vers 5 en 6: „Alzo stierf Mozes, de knecht des Heeren..."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 13 oktober 1999
Terdege | 140 Pagina's