De Waldenzen, voorlopers van de Reformatie
In de volksmond heetten ze de armen van Lyon. Zelf noemden ze zich liever de armen van Christus of ook wel eenvoudigweg de broeders. Hun tegenstanders gaven hun later de naam Waldenzen, afgeleid van de achternaam van de stichter van deze godsdienstige beweging, Petrus Waldes. Vooral in Zuidoost-Frankrijk en in Noord-Italië kregen de Waldenzen veel aanhang. Maar gaandeweg drongen hun ideeën ook door in andere delen van Europa.
Het begon allemaal omstreeks 1170 in de Zuid-Franse stad Lyon. Dit was in die tijd een van de belangrijkste handelssteden van Europa. In het hartje van de stad, vlakbij de kathedraal, woonde een rijke lakenkoopman, Petrus Waldes genaamd. Met zijn vrouw en twee dochtertjes leidde hij het comfortabele bestaan van een welgesteld zakenman.
Maar op zekere dag veranderde zijn leven ingrijpend. Door het open raam hoorde hij een minstreel zingen. Deze vertolkte vol vuur een ballade over het leven van de heilige Alexis, een rijke Romeinse jongeling, die op de avond van zijn trouwdag tot het inzicht kwam dat hij niet alleen zijn rijkdom, maar ook zijn vrouw, zijn vader en zijn moeder moest ontvluchten om een leven van armoede en onthouding te kunnen leiden. Hij ondernam een pelgrimstocht naar het Heilige Land en kwam in de kruisvaardersstad Edessa terecht, waar hij zijn geld op straat uitstrooide om zich de rest van zijn leven met bedelen in leven te houden.
Verkoop wat gij hebt
Dit verhaal liet Petrus Waldes niet los. Zijn aards geluk en zijn geldelijke rijkdom begonnen steeds zwaarder als een last op zijn schouders te drukken. De plotselinge dood van een goede vriend stemde hem nog meer tot nadenken. „Wat zou er met mij gebeuren, als ík nu voor God zou moeten verschijnen? vroeg hij zich angstig af. Hij sprak erover met deze en gene, maar tot een oplossing voor zijn problemen kwam hij niet.
Op een zondagmorgen, na de kerkdienst, raakte hij op het plein voor de kathedraal in gesprek met een bevriend theoloog. Deze wees hem op het bijbelgedeelte in Mattheüs 19:16-21, waar de Heere Jezus tegen de rijke jongeling zegt: Zo gij wilt volmaakt zijn, ga heen, verkoop wat gij hebt, en geef het den armen en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, volg Mij.
Weg der zaligheid
Diezelfde dag nog besloot Waldes dat hij zich voortaan alleen nog maar door de Bijbel zou laten gezeggen. Hij hing zijn koopmansmantel aan de wilgen en begon de woorden van Jezus letterlijk in praktijk te brengen. Hij verkocht alles wat hij had. Van de opbrengst gaf hij de helft aan zijn vrouw en kinderen; de andere helft deelde hij op straat uit aan de armen van Lyon. Gehoorzaam aan het bijbelwoord „Predikt het evangelie wendde hij zich tot zijn stadgenoten en verkondigde hij hun het evangelie in de taal die ze dagelijks spraken. Hij liet zich daarbij niet van de wijs brengen, noch door de verbazing van zijn vrienden en bekenden, noch door de spot van de geestelijken. Een kroniekschrijver vertelt hoe hij op de scepsis van zijn toehoorders reageerde:
„Vrienden en medeburgers, riep hij hun toe, „ik ben niet gek, zoals jullie denken, maar ik verzet mij tegen de meest tirannieke en meest verderfelijke vijand van de mensen, namelijk het geld. Ik doe dat ten eerste voor mezelf en ten tweede voor jullie. Voor mezelf om mij te bevrijden uit de klauwen van de rijkdom, en voor jullie om jullie in armoede de weg der zaligheid te wijzen.
Waldes beijverde zich ook om bijbelboeken en geschriften van de kerkvaders te laten vertalen uit het Latijn in de volkstaal.
De aartsbisschop van Lyon was evenwel niet blij met de activiteiten van de nieuwbakken lekenprediker en zijn volgelingen. Als er gepreekt moest worden, vond hij, dan zou de kerk dat wel doen. Stond er niet in Romeinen 10 dat alleen zij die gezonden zijn, mogen prediken? En dan die boeken in de volkstaal. Dat kon een gevaar zijn voor de kerkelijke predikers, die de inhoud van de Bijbel vaak wel erg vrij overbrachten en in hun eigen voordeel uitlegden. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat Petrus Waldes en zijn aanhangers na verloop van tijd uit de kerk werden gezet en uit Lyon werden verdreven.
Naar Rome
Teleurgesteld over het onbegrip in zijn vaderstad, besloot Waldes naar Rome te gaan om erkenning van de paus te vragen. Met enkele volgelingen trok hij over de Alpen naar de pauselijke residentie. De kerkvorst ontving hen welwillend en gaf opdracht hen te ondervragen over hun leer. Daarbij was een Engelse monnik, die ons een beschrijving van deze eerste Waldenzen heeft nagelaten: „Ze hebben geen vaste woonplaats. Ze reizen twee aan twee, blootsvoets, gekleed in een wollen mantel. Ze bezitten niets voor zichzelf, maar hebben alles gemeen, zoals de apostelen. Arm en behoeftig dienen ze een arme en behoeftige Christus.
Van de paus kreeg Waldes toestemming om te prediken, op voorwaarde dat de plaatselijke geestelijkheid daar geen bezwaar tegen had.
Terug in Lyon, hoopte Petrus Waldes daar zijn evangelieprediking voort te kunnen zetten. Maar de aartsbisschop was niet van mening veranderd. Hij verweet de Waldenzen met hun anarchistische prediking onrust te hebben gezaaid in de stad, zodat hun verderfelijke invloed nu ook voortwoekerde in de omringende dalen.
In wezen wilde Petrus Waldes zich helemaal niet losmaken van de kerk. Hij probeerde zich dan ook te onderwerpen aan de voorwaarden die hem werden gesteld. Maar steeds opnieuw laaiden de conflicten op. Dat kwam vooral doordat Waldes de uitspraak van de apostel Petrus voor het sanhedrin te Jeruzalem tot de zijne maakte: „Men moet Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen.
Uiteindelijk werden de Waldenzen opnieuw uit Lyon verbannen. En nu voorgoed. De straat waar Petrus Waldes had gewoond, bleef echter aan hen herinneren en kreeg de naam rue Maudicte, dat wil zeggen Straat der Vervloekten. Nog eeuwenlang na de verbanning van de Waldenzen uit de stad organiseerde de kerk in de week voor Pasen in deze straat ceremoniën van duiveluitdrijving en bezweringen. Op die manier hoopte de kerkelijke overheid de vervloeking van Waldes en de zijnen te kunnen bestendigen.
Verbreiding
De verbanning uit Lyon maakte echter geen eind aan de activiteiten van de Waldenzen. Integendeel! Als rondtrekkend prediker trokken hun leidslieden van dorp naar dorp om hun opvattingen van het evangelie uit te dragen. Ze kregen veel aanhang in Zuidoost-Frankrijk en ze vonden geestverwanten in het noorden van Italië.
Toen echter in 1215 hun leer werd veroordeeld door het Vierde Concilie der Lateranen, konden ze alleen nog in het geheim hun geloof beleven. Van toen af aan werd de kloof tussen de officiële Rooms-Katholieke Kerk en de beweging van de Waldenzen steeds dieper. De kerk noemde hen scheurmakers en ketters en zag in hen een bedreiging van het pauselijk gezag. Een kerkelijk schrijver uit die tijd meldt: „Zij zijn nu nog met weinigen, want ze hebben nog geen wortel kunnen schieten, maar als we hen hun gang laten gaan, zullen zij ons allen verjagen.
Ondanks de tegenstand van de kerk nam de invloed van de Waldenzen gaandeweg toe. Hun leer verplaatste zich vooral langs de grote handelswegen van die tijd, in zuidelijke richting naar de Provence en de Languedoc; in het noorden naar Elzas en Lotharingen en de zuidelijke Nederlanden; daarna over de Alpen, via Italië, naar Beieren, Bohemen, Hongarije, Brandenburg en Polen. En zo ontstonden, verspreid over heel Europa, van de Middellandse Zee tot aan de Oostzee, kleine, clandestiene geloofsgemeenschappen. Dikwijls vonden ze de inquisitie op hun pad.
Velen probeerden te ontkomen aan vervolging en onderdrukking door te vluchten naar afgelegen gebieden, zoals de onherbergzame dalen van de Alpen in Oost-Frankrijk en Noord-Italië. Vooral in het laatste gebied vindt men hun sporen tot op de dag van vandaag terug.
Leven en leer
Vooral onder invloed van Noord-Italiaanse groeperingen werd het ideaal van een leven in absolute armoede, waarbij men zich in leven houdt met bedelen, geleidelijk aan opgegeven. Wat bleef, was een streven naar soberheid, eenvoud en ingetogenheid. Rijkdom werd door de Waldenzen afgewezen. Men werkt alleen om te kunnen leven, vonden ze, en niet om zich met geld en goederen te verrijken.
Op theologisch gebied verwierpen de Waldenzen de heiligen- en de beeldenverering. De wereldlijke macht van de pausen en hun opeenstapeling van rijkdommen was een gruwel in hun ogen. Verder verwierpen ze onder meer de aflaten, het vagevuur, het celibaat van de priesters en de gebeden voor de overledenen. Ook weigerden ze op grond van Mattheüs 5:34 een eed af te leggen.
Van de lente tot aan de herfst trokken Waldenzenpredikers van dorp naar dorp om de geloofsgenoten in de verstrooiing te bearbeiden. Men noemde hen barbes (=ooms). Ze reciteerden gedeelten uit de evangeliën, legden bijbelteksten uit, vooral de Psalmen en de brief aan de Efeziërs, en bemoedigden de dikwijls bedreigde en vervolgde geloofsgenoten.
Hussieten en Reformatie
In de 15e eeuw ontstonden contacten met de Hussieten in Bohemen. Praag werd toen voor de Waldenzen wat Genève later zou worden voor de Gereformeerden.
Een eeuw later kwamen de Waldenzen in aanraking met de leer der Reformatie. Daarin herkenden ze zich aanvankelijk niet helemaal. De reformatorische leer dat goede werken de mens niet kunnen rechtvaardigen voor God, was hun vreemd. De gedachte alleen door het geloof wordt de mens gerechtvaardigd, zoals Luther het benadrukte, was nooit bij hen opgekomen. Ook de leer van de uitverkiezing en de ontkenning van de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus in het brood en de wijn van het Heilig Avondmaal was nieuw voor hen.
Het is vooral Guillaume Farel geweest die geprobeerd heeft een band te leggen tussen de Waldenzen en de hervormingsbeweging. Dat was niet eenvoudig. Men geeft niet van de ene dag op de andere op wat men altijd geloofd heeft. De grootste struikelblokken om tot een eenheid te geraken, waren de verschillen van mening over de goede werken en over het afleggen van de eed. Toch kwam men uiteindelijk tot elkaar, zodat de waldenzenbeweging voor een belangrijk deel opging in de kerken van de Reformatie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 oktober 1999
Terdege | 92 Pagina's