Help, ze praat nog steeds niet!
Met vallen en opstaan, een handreiking bij de opvoeding
Vrijwel alle kinderen ontwikkelen vanzelf een taalvaardigheid. Bij het ene kind gaat dit sneller dan bij het andere. Binnen hetzelfde gezin kan het ene kind soms veel eerder praten dan het andere. Ook de hoeveelheid woorden die kinderen op een bepaalde leeftijd kunnen uitspreken, verschilt. Wanneer je kinderen van een zelfde leeftijdsgroep met elkaar vergelijkt, zijn de verschillen in taalvaardigheid soms enorm. Dit verschil in taalontwikkeling, vooral wanneer er binnen het gezin nog andere kinderen zijn, kan de aanleiding zijn tot ongerustheid. Hoe kom je erachter of er werkelijk reden tot zorg is? En wat moet je dan doen?
Hoewel de individuele verschillen in het verwerven van taalvaardigheid erg groot zijn, heeft men toch een aantal minimum-spreeknormen vastgesteld. Hiermee kun je nagaan of de taalontwikkeling (eigenlijk de taalproductie) normaal verloopt. Bij het toepassen van deze regels is echter grote voorzichtigheid geboden. Ieder kind heeft zijn eigen ontwikkelingstempo. Ook kan er sprake zijn van een stille periode. Dit is een periode waarin de taalontwikkeling op een laag pitje staat, als het ware een soort adempauze heeft, om daarna weer volop actief te worden.
Wanneer de taalvaardigheid van het kind sterk afwijkt van de minimum-normen is het van belang het kind goed in de gaten te houden. Wanneer de achterstand te lang duurt, is het nodig om verdere hulp in te roepen.
Minimum-spreeknormen
* bij 12 maanden: veel en afwisselend brabbelen met de melodie en intonatie van de gesproken taal thuis.
* bij 18 maanden: tenminste vijf woorden, soms nog onvolledig. bijvoorbeeld. ba i.p.v. bal.
* bij 2 jaar: twee-woord-zinnen, soms nog onvolledig.
* bij 3 jaar: drie- tot vijf-woord-zinnen, begin van enige grammaticale structuur; de verstaanbaarheid is ongeveer 75 procent.
* bij 4 jaar: korte, eenvoudige zinnen, vervoegingen en verbuigingen kosten nog moeite, maar de verstaanbaarheid kan oplopen tot 90 procent.
* bij 5 jaar: goed opgebouwde, soms vrij ingewikkelde zinnen met een verstaanbaarheid van meer dan 90 procent.
Wanneer u deze spreeknormen bekijkt, valt u wellicht op dat er bij de verschillende leeftijden verschillende dingen verwacht worden. Dit heeft te maken met de verschillende accenten die er binnen de taalontwikkeling optreden. Bij jonge kinderen (tot 12 maanden) staat de klankontwikkeling centraal. In de periode daarna ligt het accent op de woordenschatontwikkeling (tot 1,5 jaar). Daarna volgt, tussen 1,5 en 2,5 jaar, de grammaticale ontwikkeling. In de daaropvolgende perioden verschuift het accent meer en meer naar de verwerving van de taalregels.
Houd er rekening mee dat de leeftijdsaanduidingen gemiddelden zijn! Per leeftijd kan soms wel een marge van een maand of zes liggen. Ook de duur van de fasen verschilt per kind. Sommige kinderen blijven lang hangen in de twee-woorden-fase, terwijl anderen juist lang doen over het beheersen van korte, eenvoudige zinnen.
Ongerustheid
Bovenstaande normen gelden voor de spraakproductie. Belangrijker echter is het taalbegrip. Over het algemeen begrijpt een kind meer van taal dan het kan uiten. Onbegrip is eerder dan spreekfouten een reden om hulp te zoeken. Helaas zijn er voor het taalbegrip geen normen beschikbaar.
Daarnaast is het van belang of er voortgang in de spraakontwikkeling zit. Pas wanneer er sprake is van maandenlange taalstilte, is er reden om nauwkeurig na te gaan wat er aan de hand is.
Reden tot ongerustheid is er:
* als een baby niet tot brabbelen komt.
* als een baby na tien maanden nog niet brabbelt (het kind kan doof zijn) of er, na begonnen te zijn met brabbelen, weer mee stopt (mogelijke doofheid). Het kind hoort zichzelf niet terug en ziet het brabbelen aan als onnuttig.
* als een kind van 18 maanden nog geen woorden gebruikt.
* als een kind van 2 jaar veel begrijpt, maar alleen klanken gebruikt: let er dan op of het kind iets met die klanken bedoelt. Wanneer dit zo is, dan zijn het nog geen goede woordjes. Het kan ze in feite nog niet uitspreken. Advies: wacht nog even.
* als een 3-jarige alleen losse woordjes gebruikt of nog helemaal niets zegt.
* als een 5- of 6-jarige de klanken s en r nog niet goed kan uitspreken.
Wat te doen?
Wanneer u vermoedt dat het met de taalontwikkeling van uw kind niet de goede kant op gaat, kunt u verschillende stappen ondernemen:
* observeer het kind een aantal weken en houd eventueel de veranderingen bij in een schriftje.
* stel het op het consultatiebureau aan de orde.
* neem contact op met de huisarts.
* informeer, indien uw kind al op school zit, bij de leerkracht hoe het op school gaat.
Soms zijn kinderen gewoon eigenwijs. Neem Peter. Tot zijn derde verjaardag heeft hij niets gezegd, behalve pappa en mamma. Bij het krijgen van zijn verjaardagscadeau reageerde hij met „Dankuwel.
----------------------------------------------------------------------------------------
Maaike is 3 jaar. Ze praat nooit uit zichzelf. Als haar iets gevraagd wordt, antwoordt ze met één, en als je geluk hebt met twee woorden. Van de woorden die ze spreekt, zijn alleen de woorden pappa, mamma, ja en nee echt goed te verstaan. Andere woorden spreekt ze onduidelijk en onvolledig uit. Ze komt uit een redelijk groot gezin. Thuis zijn er vijf kinderen, waarvan zij de op een na jongste is. Ze speelt graag en veel met haar broertjes en zusjes en ook als er andere kinderen zijn, zoekt ze hun gezelschap, zij het zonder te praten. Ze is over het algemeen vrolijk en opgewekt, daar hoef je je geen zorgen over te maken. Maar toch... is het wel in orde dat ze nog zo weinig zegt en dat ze zelden of nooit het initiatief neemt?
Vraagbaak
Een groot aantal themas op medisch gebied en rond de ontwikkeling van kinderen komt aan bod in het boek De meest gestelde vragen aan de kinderarts. Deze vraagbaak voor ouders, samengesteld door kinderarts Herman van Tinteren, bestrijkt de periode vanaf de zwangerschap tot aan de puberteit. Een greep uit de onderwerpen: erfelijkheid en chromosomen, de bevalling, (borst)voeding, vroeggeboorte, wiegendood, vaccinaties, groei en ontwikkeling, slaapproblemen, ADHD, problemen met zindelijkheid, kinderziekten, allergieën, maag- en darmproblemen, buikpijn, hoofdpijn, het bewegingsstelsel en ongelukken in en om het huis.
De leidraad sluit af met een lijst van gebruikte medische termen, de echte kinderziekten op een rij, aanbevelingen met het oog op medicijngebruik bij borstvoeding, een adressen- en een literatuurlijst.
N.a.v. De meest gestelde vragen aan de kinderarts door Herman van Tinteren; uitg. Tirion, Baarn; 296 blz.; ƒ 29,90; ISBN: 90-5121-814-1.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 oktober 1999
Terdege | 92 Pagina's