Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Wij verheerlijken het predikantschap niet, alsof dan het christelijke leven pas begint"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wij verheerlijken het predikantschap niet, alsof dan het christelijke leven pas begint"

Ds. C. van Duijn en ds. M. van Duijn:

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen Cees van Duijn als middelbare scholier in Leiden kwam, realiseerde hij zich dat de wereld groter is dan het vissersdorp Katwijk aan Zee. Nu dient hij de hervormde gemeente van Amsterdam, waar 150 nationaliteiten op enkele vierkante kilometers het mogelijk maken het zendingsbevel op te volgen door aan „alle volken te onderwijzen. Zijn jongste broer Marius had de breedte van kerkelijk Amsterdam én de secularisatie nodig om te zien dat ook in Katwijkse drietorenflats soms maar enkele christenen woonden. „Dat de gemeente een open hart moet hebben voor hen die van het heil in Christus nooit hoorden, is voor ons onopgeefbaar.

Ds. C. van Duijn (1960, „kun je gelijk rectificeren dat Marius niet de oudste is, wat vaak gedacht wordt"): „Aan mijn spraak schijnt te horen te zijn, dat ik uit Katwijk kom. Voel ik me Katwijker? Ik ben er al lang weg, maar als ik er langs de kust loop, de wind en het water om me heen, ben ik wel in mijn element."
Ds. M. van Duijn (1964): „Ik idealiseer het leven in Katwijk niet. Vanaf de derde klas ging ik naar de Guido de Brès in Rotterdam, vervolgens naar Utrecht. Toen ik in 1988 bij ds. Blenk vicaris in de Noorderkerk werd, betekende dat een ontnuchtering. Ik ben niet kritisch naar Katwijk, maar vind het grootschalige van het kerkelijk leven daar niet alleen maar ideaal. In Amsterdam heb ik de breedte, het directe, het betrokkene leren waarderen."

CvD: „Het feit dat twee broers de roeping om predikant te worden kregen, is voor mij bijzonder, maar tegelijk sta ik er heel nuchter tegenover. Het ís op zich bijzonder, maar thuis werd er nuchter over gesproken. Het waren twee, onafhankelijk van elkaar genomen beslissingen."
MvD: „Eigenlijk wilde ik eerder theologie studeren dan jij. Jij wilde eerst naar de marine in Den Helder."
CvD: „In Katwijk was het verschijnsel theologiestudent redelijk gewoon. "Naar Utrecht gaan", was hiervoor de vaste uitdrukking. Ds. T.C. Guijt uit Hardinxveld was in mijn jeugd kandidaat, ik kreeg catechisatie van wat nu dr. J. Hoek is, terwijl ds. A.W. van der Plas schuin tegenover ons woonde. Door mijn ouders is de keus voor de studie nooit gestimuleerd. In de vijfde, zesde klas kwam het sterk naar me toe. Ds. G. Boer, die jongens stimuleerde tot de studie theologie, heb ik niet goed gekend. Wat ik me van hem nog herinner, is zijn afscheid in de Nieuwe Kerk: een rijzige, profetische gestalte op de preekstoel. Marius en ik verheerlijken het predikantschap als zodanig niet, alsof dan het christelijke leven pas begint. Het bijzondere ambt is er om het ambt aller gelovigen te stimuleren."
MvD: „We hebben die houding meegekregen. Onze oudste broer werkt als econoom, onze zus als arts; laten wij óns werk doen."

Brandstoffenhandel
CvD: „Het opzien tegen een dominee is er in deze tijd behoorlijk af; en anders leer je het wel af, zeker hier in Amsterdam. Ik zeg altijd: De vouw gaat hier uit je broek, maar het blijft wel een broek.
MvD: „Soms ervaar ik het predikantschap als een luxe positie. Anderen krijgen het in de maatschappij meer voor hun kiezen. Wie op de werkvloer staat, wordt het hemd meer van het lijf gevraagd."
CvD: „We voelen elkaar snel aan, zonder dat we elkaar vaak spreken. Ik dacht van de week even: „Laat ik mn broer eens bellen, dan kan ik vandaag zeggen dat we tenminste regelmatig contact hebben. Nee, we bellen elkaar niet op bij elke beslissing. Als er iets over Samen op Weg in de lucht zit of over een ander thema, hoeven we elkaar niet te spreken om te weten hoe de ander erover denkt.
MvD: „Als ik Cees wel eens vraag waar hij met het oog op de prediking mee bezig is, blijkt er veel overlap. Dat geldt ook voor de wijze van omgaan met mensen in de gemeente. Omdat we thuis een brandstoffenhandel hadden, hebben we geleerd met veel verschillende mensen om te gaan. Klanten kwamen kolen halen, tien liter petroleum of een zak hout. Zowel mensen met veel geld en een zekere standing als eenvoudiger personen. Met iedereen moet je op de juiste golflengte omgaan. We hebben een zekere voorzichtigheid met mensen. Een ander hoeft zich niet aan te passen aan mij, voordat ik hem of haar accepteer.
CvD: „Ieder die belde, moest geholpen worden, ook al kwam het tijdstip niet uit. Daarvoor ben je kolenboer. Mijn vader werkte overdag keihard en deed s avonds de boekhouding. Als predikanten moeten we maar niet te snel roepen dat we zo druk zijn.
MvD: „Daarnaast zat pa altijd in de kerkenraad, terwijl ma jeugdwerk deed.
CvD: „Na mijn studie ging ik pas zien wat het onze ouders aan offers gekost heeft.

Verstaanbaarheid
MvD: „Als specialisatie tijdens de studie koos ik voor de Vroege Kerk. Ik heb me beziggehouden met de verhouding tussen de Heilige Geest en de ziel in de geestelijke homiliën van Macarius. Waarom die belangstelling voor de vroege kerk? Op de middelbare school sprak Latijn me al aan. We lazen Octavius van Minucius Felix. Je ontdekt dat er in die eerste periode van de kerk veel gespeeld heeft, dat de theologische vragen zich in grote cirkels herhalen. Je ziet in onze dagen een teruggaan naar die bronnen, een stuk uitbalancering. De Reformatie heeft immers niet iets totaal nieuws ontdekt. Ze stond juist sterk in dat teruggrijpen vanuit de gedachte: We hebben heel wat in huis, laten we het stof eraf schudden.
CvD: „Ik bezocht in de laatste jaren van de studie maandelijks de Bavinckkring van ds. Exalto. Hij heeft me op Bucer gewezen, waarvoor ik nog steeds dankbaar ben. Bucer is de bron waaruit Calvijn voor een groot deel putte. Je krijgt zo oog voor het katholieke van de kerk, leert dat het gereformeerde geen substroompje is, maar dé traditie van de kerk. We leven in een tijd dat antwoorden niet automatisch vastliggen. Je kunt je standpunten en de relevantie daarvan aangeven door terug te gaan naar de Vroege Kerk en de Reformatie.
MvD: „Op de preekstoel gebruik ik geen citaten van een kerkvader. Maar door hen weet je dat je er in deze tijd niet alleen voorstaat, ook in de vragen van de secularisatie. Zij hebben apologetisch verwoord waarom het christelijk geloof draait, gewezen op de roeping, ook op de verstaanbaarheid van het Evangelie. Zo is die gemeente vroeger gegroeid. Omdat de taal verstaan werd. Het Evangelie is voor velen vreemd, maar daarom moeten we nog geen vreemde taal aanslaan.
CvD: „In de tijd van Bucer waren de voorgangers kérels! Ze bemoeiden zich met de politiek, met de samenleving. Het naar buiten treden is vandaag de dag opnieuw van belang. Kon dat toen gemakkelijker, zeg je? Tja, de brandstapels rookten in die tijd... De vraag van Luther naar de rechtvaardiging heeft vandaag niet aan actualiteit verloren, al realiseren mensen zich dat niet. Daarbij kan de kerk in de maatschappij haar eigen stem laten horen. In de discussie rond zinloos geweld bijvoorbeeld komt de antropologie om de hoek kijken: „Wat kun je van een mens verwachten? Daarover moet de kerk wat zeggen.
MvD: „Ik las pas een moderne roman, Verloren Zielen. In dat boek had iemand een moord gepleegd. In de terugblik overdenkt de dader dat hij op momenten dat het had gekund, de schuldvraag niet onder ogen had gezien. Dan had alles nog anders kunnen lopen. De schuldvraag kwam niet naar voren, het gesprek daarover is niet gevoerd, is de terugkerende lijn in die roman. Veel mensen zullen dat herkennen.
CvD: „Zondag preek ik over Vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Dan komt ook aan de orde dat er in de maatschappij slechts over collectieve schuld gesproken wordt.

Late roeping
MvD: „Het meest vormende voor mij is de periode als vicaris in de Noorderkerk geweest. Toen ik dacht over een taak in het buitenland, zei ds. C. den Boer tegen me: „Ga eerst maar in de stad werken. Vanuit de volle kerken van Katwijk, wat ik als normaal beschouwde, ontdekte ik in Amsterdam dat er in Katwijk naast de Pniëlkerk drie flats stonden van dertien hoog, waarvanuit drie of vier mensen naar de kerk gingen en waarvoor geen evangelisatieouderling beschikbaar was. Hier leerde je beseffen wat er buiten de gemeente is, dat ze een open hart behoort te hebben voor de mensen die van het heil in Christus niet gehoord hebben. Het onopgeefbare dat de gemeente er niet voor zichzelf is, gaat blijvend met je mee. Wat je uit genade ontvangen hebt, geef het om niet. In de stad moeten de enkelingen niet op overleven gericht zijn.
CvD: „Mijn broer was dus eerder dan ik in Amsterdam. Ja, ik heb toch een wat late roeping voor de stad.
MvD: „Ik heb het als heel bijzonder ervaren Cees vanuit Handelingen 18 in Amsterdam te mogen bevestigen. Van God uit gezien geldt het zeker dat er veel volk in deze stad is.
CvD: „In Krimpen zag ik dat de kerk in Rotterdam -vijftien kilometer verder- in een heel andere context stond. Sommige jonge stellen gingen na hun trouwen in Rotterdam wonen. Waarom? „Wel, zeiden ze, „wat we hier ontvangen hebben, mogen we daar geven. Dat zette bij mij iets in beweging. En sinds ik hier woon, gaat er geen dag voorbij waarop ik niet nadenk over kerkzijn in de stad: Wat houdt dat nu in? Is dat anders dan in een dorp? In wezen niet, want de boodschap is dezelfde, maar de aanpak verschilt wél.
De gemeenten in het Nieuwe Testament waren alle stadsgemeenten. En de Reformatie was vooral een stadsgebeuren: Zürich, Genève, Straatsburg. Waar de grote vragen in de maatschappij zich voordoen, moet je als kerk zijn. Is kerkzijn in de stad slechts een preekplek hebben waar de waarheid nog klinkt, of is het toch meer? Wij denken dat het meer is, dat we er zelf ook op uit moeten. De opdracht Gaat dan heen, onderwijst alle volken is in de stad heel concreet. Er zijn in Amsterdam 150 verschillende nationaliteiten. De volkeren van de aarde wonen op een paar vierkante kilometer. Iemand noemde dat een teken van God in de eindtijd.

Woningnood
MvD: „We doen deze ontdekking laat, maar het is tegelijk een teken dat het voor andere gemeenten niet te laat moet worden. De Bilt is behoorlijk vergrijsd, maar kent dezelfde problematiek. Ik noemde net de flats van Katwijk. Als er geen bewogenheid met de bewoners daarvan is, versta je de bedoeling van het Evangelie niet.
CvD: „Ook voor Katwijk geldt dat er meer niet onder het Woord zijn dan wel!
MvD: „Vijf preekplekken en 21.000 hervormden. Dan mag jij uitrekenen hoeveel er elke zondag komen.
CvD: „In iedere plaats is de kerkelijke gemeente een minderheid! Ook voorgaande generaties zijn hier intensief mee bezig geweest. De stad is niet per definitie onkerkelijker geworden, maar velen zijn vertrokken, ook vanwege de woningnood. Zelf ben ik er steeds meer van overtuigd geraakt hoe belangrijk het is als christen in de stad te wonen. Tegelijk zeg ik: Je moet je er wel toe geroepen voelen, anders houd je het niet vol. En het moet ook financieel mogelijk zijn. Het spreekt niet vanzelf dat je de stad verlaat, omdat dit de plek van het bederf is. Hier kan het Evangelie misschien wel zijn sterkste kant tonen. Ik ben dit de laatste tijd zelf ook meer en meer gaan doordenken.
Wij wonen nu in Diemen, aan de rand van de stad, en hebben vijf kinderen. Dat betekent dat de oudste twee tien kilometer dwars door de stad naar catechisatie fietsen, gewapend met mobiele telefoon, in de hoop dat ze veilig thuiskomen. Op school leven ze in een vrij ruige context, wat moeilijk kan zijn, maar waardoor ze ook leren welke keuzen ze maken moeten. Je zit voortdurend in de spanning: Wat kan, wat is verantwoord? In Amsterdam komt sterk naar ons toe welke pleitgrond de doop is. Je bent in je gebed ontzettend afhankelijk tegenover de Heere God. Je kinderen moeten elke dag bewaard worden, letterlijk én figuurlijk."

Geloofsbelijdenis
MvD: „Als je als gemeente de gerichtheid naar buiten kwijt bent, kijk je alleen naar jezelf. De Schrift leert ons de noodzaak van geloofsgroei, waarbij de zekerheid in de léngte van het geloofsleven een plek mag hebben. Het zou ondertussen verkeerd zijn als het gemeenteleven helemaal gericht was op hen die buiten zijn.
CvD: „Merk je niet dat de vragen in de stad op een ander terrein liggen, zoals: Is de Bijbel wel de openbaring van God? Bestaat God? De levensweg van velen die zich bij de gemeente voegen, is zo anders dan van mensen die altijd bij de kerk hoorden. De context verschilt. Als ik in de eredienst de geloofsbelijdenis voorlees, is dat in deze situatie zon positiebepaling: „Ik geloof in God, de Schepper van hemel en aarde. En in de Zoon, geboren uit de maagd Maria. Tegenover Amsterdammers die dit vreemd vinden, sta je als gemeente echt je geloof te belijden. Dan gaat het er niet meer om of iets écht waar is, nee, het is waar of níet waar!
In de brieven van Paulus zie je die tegenstelling ook: waarheid en leugen. Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen ruimte is voor persoonlijke vragen, waarbij de geschriften van Kohlbrugge opengaan. De vragen rond de toeëigening zijn er evenzeer. Tegelijkertijd staat er hier al zoveel op losse schroeven, dat ik niet telkens vraag: „Bent u wel zeker? Nee, dan zeg ik: „Dit is de waarheid van de Schrift.
Mensen kiezen in de stad bewust voor een gemeente met een bepaald profiel. Soms hebben ze elders een bepaalde teloorgang aanschouwd en vragen ze een stevig standpunt inzake de dingen die tot de kleine traditie behoren. Er is de -terechte- zorg te houden wat we nog hebben. Je merkt tevens dat je divers bent qua achtergronden, wat betekent dat we over bepaalde punten niet eindeloos discussiëren.
MvD: „De wederkerigheid van stad en dorp is belangrijk. Vanuit De Bilt lopen er vele lijntjes naar Utrecht. De kerkelijke gemeente daar is in het vizier. Het is goed als er binding is tussen verschillende gemeenten en de kerk in de stad.

Mijn enige troost
CvD: „Er zijn gemeenten waarmee wij extra contact hebben. Denk aan het meeleven vanuit heel het land met de restauratie van de Noorderkerk, wat de mensen hier enorm bemoedigt. De voorbede is er. Abraham woonde niet in de stad, maar deed wel voorbede voor Sodom. Ook de lijfelijke aanwezigheid is van belang. Sodom werd niet vernietigd vanwege het grote aantal onrechtvaardigen, maar door het gebrek aan rechtvaardigen! Soms droom ik ervan dat bepaalde panden aangekocht worden door geldschieters uit de gereformeerde gezindte, waardoor christenen hier kunnen wonen.
MvD: „Waarom doen predikanten tijdens hun studieverlof niet enige tijd mee in het werk in de stad?
CvD: „De stad zet je geloofsleven op een goede manier onder druk. Er is de aanvechting, maar je leert ook waarom het gaat. Als je hier de psalmen zingt, het geloof belijdt en het Woord hoort, weet je: „Dit is mijn enige troost in leven en sterven, en al het andere dat hier aangeboden wordt, is het niet. De gemeente mag dan schuilplaats en uitvalsbasis zijn. Die horen bijeen. De vraag klemt dan wel: Zijn de vormen verstaanbaar of zijn we verhullend bezig? Bij elke zin in de preek realiseer ik me: „Begrijpen deze mensen me? Die vraag stellen is al belangrijk.
MvD: „Het is groot als mensen na een rouwdienst zeggen: „Ik heb de boodschap in ieder geval begrepen!
CvD: „Ja, de ergernis van het kruis is niet de ergernis van de verpakking.

Stel dat u op een verjaardag een half uur naast elkaar zit: waar wordt in ieder geval over gesproken?
CvD: „Waar preek je over? Hoe gaat het met je kinderen? Ben je nog aan het sleutelen? Het hoeft niet per se hoogkerkelijk of supertheologisch, maar we ontlopen dat ook niet.
MvD: „En de vraag: Hoe zit je er zelf in? Hoe sta je er zelf voor? Zit je goed in je vel?

Hoe belangrijk is de domineesvrouw?
MvD: „Uitermate belangrijk! Als ze je niet de goede stimulans geeft, de veiligheid om jezelf te zijn, dan wordt het een ramp. Thuis moet je jezelf kunnen zijn, om in de gemeente aan de slag te kunnen.
CvD: „Ontzettend belangrijk! Zonder mijn vrouw zou ik in deze gemeente niet kunnen functioneren. Ze regelt de opvang, het vervoer van de kinderen, zet zich daarnaast in voor de gemeente. Onmisbaar!

Volgende keer: Ds. J. Karels en ds. W.J. Karels.


Drs. M. van Duijn:
- Hervormd predikant te Langerak (1990)
- Hervormd predikant te De Bilt (1995)
- Bestuurslid van de GZB (1997 - heden)
- Bestuurslid van de Bond van Nederlandse Predikanten (1997 - heden)


Drs. C. van Duijn:
- Hervormd predikant te Hei en Boeicop (1985)
- Hervormd predikant te Krimpen aan den IJssel (b.w.) (1990)
- Hervormd predikant te Amsterdam (1996)
- Bestuurslid van de HGJB (1989 - 1999, waarvan ruim zes jaar voorzitter)

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Terdege | 88 Pagina's

„Wij verheerlijken het predikantschap niet, alsof dan het christelijke leven pas begint

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Terdege | 88 Pagina's