Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met blijdschap reizen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met blijdschap reizen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want hij reisde zijn weg met blijdschap." Handelingen 8:39b.

De kamerling is op de terugweg. Teleurgesteld heeft hij Jeruzalem verlaten, de plaats waar hij gedacht had vrede en rust te vinden voor zijn onrustig hart. Tijdens zijn bezoek daar heeft hij de boekrol van Jesaja gekocht. Hij heeft zijn bedienden bevel gegeven om de weg te nemen die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Een eenzame en woeste weg. Dan kan hij rustig de inhoud van die rol lezen en overdenken. Hardop, naar oosterse gewoonte, leest hij Jesaja 53, het hoofdstuk van de lijdende Knecht des Heeren. Hij leest met aandacht, maar hij begrijpt niets van alles wat hij leest.
Al lezende wordt hij plotseling opgeschrikt door iemand, die hem vraagt: „Verstaat gij ook hetgeen gij leest? En eerlijk zegt hij: „Hoe zou ik kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En dan vraagt hij Filippus om naast hem te komen zitten op de wagen.

De kamerling vraagt en Filippus opent zijn mond en verkondigt hem Jezus, Die Zijn volk zal zalig maken van hun zonden. Met welk een liefde zal Filippus deze Jezus hebben aangewezen en aangeprezen als het Lam Gods. Daar ziet de Moorman water en zegt tegen zijn reisgenoot: „Wat verhindert mij gedoopt te worden? Hij wil openlijk ingelijfd worden bij de gemeente des Heeren. Filippus is echter geen kenner van het hart. Vandaar dat hij zegt: „Indien gij van ganser harte gelooft, zo is het geoorloofd.
Plechtig klinkt dan zijn belijdenis: „Ik geloof, dat Jezus Christus de Zoon van God is. En dan doopt Filippus hem. Nu weet hij dat hij niet alleen het teken heeft ontvangen, maar ook delen mag in de betekende zaak. Mocht hij eerst belijden: Eens was ik een vreemdeling voor God en mijn hart; ik kende geen zonde en voelde geen smart, nu echter kent hij de waarheid zo troostrijk als gewis, dat Christus alleen Zijn gerechtigheid is.

Tussen de kamerling en Filippus zijn banden gevallen. Banden die ook de dichter van Psalm 119 kende toen hij zong: „Ik ben een vriend, ik ben een metgezel, van allen, die Uw Naam ootmoedig vrezen. En Groenewegen, toen hij dichtte: „Zoete banden, die mij binden, aan het lieve volk van God.
Aan die banden werd getrokken, toen de kamerling Filippus niet meer zag. De vreugde in de Heere was echter zo groot, dat hij zijn weg met blijdschap reisde. Aan hem wordt vervuld het woord uit Jesaja: „Want in blijdschap zult gij uittrekken en met vrede voortgeleid worden. Deze blijdschap wordt niet gemaakt, maar geboren. Geboren in de weg der ontdekking, als Gods kinderen hun schuld leren inleven en belijden, maar ook in deze weg Christus hun door het geloof als Borg en Middelaar geschonken wordt. Deze blijdschap vervult ook het hart van de kamerling.

Hij gaat weer terug naar zijn land, waar hij aan het hof zijn werk hervat. Hij zal het wellicht niet gemakkelijk hebben gehad. Belijder en getuige zijn van Christus in een heidense omgeving kost vaak strijd. En dan ook nog bestreden worden door vijanden van buiten en van binnen: wereld, duivel, zonde en eigen vlees. Dan zal zijn blijdschap wel eens verdrongen zijn door angst en vrees. Dit alles is voor Gods kinderen geen vreemde zaak. Zij komen immers allen uit de grote verdrukking. De Heere heeft ze geen kalme reis beloofd. Ze reizen langs wegen van bloed en tranen, van hoon en spot, van smaad en ellende. Maar ze mogen ervaren dat de Heere met hen is en hen bemoedigt: „Vrees niet, Ik ben met u al de dagen van uw leven. Zo reizen ze voort naar het Jeruzalem dat Boven is. Daar zal God alle tranen van hun ogen afwissen en daar zullen ze ten volle het woord verstaan uit Jesajas boekrol: „En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen, met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen. Vrolijkheid en blijdschap zullen ze verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden.

Waar gaat onze reis heen? Zullen wij ook eenmaal komen, waar de levensstroom ontspringt, en aan daltoos groene zomen, Christus kerk haar Hallel zingt? Of zal onze plaats daar zijn waar geen blijdschap heerst, maar eeuwige wroeging?
We moeten wederom geboren worden, evenals de Moorman. Val de Heere nog te voet, roep Hem aan en smeek: „Och Heere, och wierd mijn ziel door U gered. Dan zult u ook ervaren wat de dichter verder zong: „toen hoorde God. En allen die God vrezen, bewonder maar veel de wegen des Heeren, Die u uit de duisternis trok tot Zijn wonderbaar licht. Dat u maar veel de blijdschap des geloofs mag ervaren, die ook de kamerling bezat. Ja, verblijdt u in de Heere te allen tijd; wederom zeg ik: verblijdt u. Allen die uit de stad Verderf op reis zijn naar het nieuwe Jeruzalem zullen dan weleens vol heilig verlangen zingen: „Nu reis ik getroost onder t heiligend kruis. Naar t erfgoed daar boven, in t Vaderlijk huis. Mijn Jezus geleidt mij door d aardse woestijn, gestorven voor mij, zal mijn zwanenlied zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 2000

Terdege | 84 Pagina's

Met blijdschap reizen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 juli 2000

Terdege | 84 Pagina's