Niet inzetten bij de mens en zijn wedergeboorte
Dr. C.A. van der Sluijs ziet in evangelischen een herleving van oude dopersen
De evangelischen zijn geen werkelijk alternatief voor de reformatorischen. Dat vindt dr. C.A. van der Sluijs, hervormd predikant in Rotterdam. Er is volgens hem ook geen reden om als reformatorische mensen neer te kijken op de evangelischen, want ze zijn elkaars spiegelbeeld. Beide richtingen komen namelijk op uit de leer van de wedergeboorte, de één lijdelijk en de ander activistisch. In beide gevallen is de mens en zijn inzet het middelpunt. Beiden hebben de wedergeboorteleer losgemaakt van het geheel van de bijbelse theologie en daarmee de rechtvaardiging overwoekerd.
Dr. Van der Sluijs schreef vorig jaar Gereformeerden zonder God, een boek waarin gewaarschuwd wordt voor de invloed van evangelischen in onder meer de hervormdgereformeerde richting. De Evangelische Omroep (EO) is de grote katalysator geweest bij de evangelischen in Nederland, zo vindt hij. Het ontstaan ervan is volgens hem het gevolg van het onbehagen in de reformatorische kerken. „Men wilde een wat levendiger en directere vorm van christendom, zeg maar het vrolijke christendom van vroeger. De EO heeft dat enorm uitgekristalliseerd.
De Rotterdamse predikant is zelfs erg beducht voor de invloed van de evangelischen. Hij vreest ook dat de gereformeerde gezindte nauwelijks een bijbels verantwoord weerwoord heeft tegen de evangelischen. „Binnen de gereformeerde gezindte is er een groot vacuüm en een lacune ontstaan waar evangelischen dankbaar op inspringen. Het vacuüm is een geestelijke leegte, een reeks bevindelijke klanken gecombineerd met een stukje dode leer, een leerstelsel en dorre prediking, waar het leven uit is geweken.
Dat reformatorischen zo ontvankelijk zijn voor de evangelischen heeft volgens hem te maken met het feit dat wij leven bij „een abstractum van de Reformatie. „De evangelischen gaan terug op het nevenverschijnsel van de Reformatie: het doperdom. Dat betekent dat de heiliging domineert en de rechtvaardiging wordt geëlimineerd, of liever gezegd ze functioneert niet echt, maar ze wordt overgeslagen. De reformatoren zagen scherp in dat de leer van Pelagius via een omweg weer binnenkwam. Het is dezelfde werkheiligheid, de inzet bij de mens zelf.
Toch zijn de evangelischen juist gericht op het leven met de Bijbel en benadrukken zij het persoonlijk geloof.
„Goed, de evangelischen kennen geen bijbelkritiek. Dat hebben wij met hen gemeen. Ik geloof ook dat wij én zij hechten aan een stuk beleving, de doorleving van de dingen. Ook het plaatsvervangende werk van Christus staat bij hen –terecht– centraal. Er is een sterke nadruk op het christelijk leven. In al die zaken is er wezenlijke verbondenheid. Maar wat ik mis, is het brede klankbord van de kerk der eeuwen. Hun eenzijdigheden worden niet op geestelijke wijze gecorrigeerd door de kerk van alle eeuwen. Er zijn te weinig afweermechanismen, er is te weinig een immuniseringsproces vanuit de kerk.
De evangelischen beroepen zich op de Schrift, de Schrift alleen.
„De Schrift kunnen we alleen samen met alle heiligen verstaan. Ik lees en versta de Schrift niet alleen en voor het eerst. Ik hoef ook het wiel van de gereformeerde leer niet uit te vinden. Ons past een stukje ootmoed. Er moet wel een evenwichtige verhouding tussen Schrift en traditie zijn. De Schrift moet domineren, de traditie is de beweging waarbinnen de Schrift geëffectueerd wordt, tot zeggenschap komt. Zij is als het ware de aura om de Schrift heen, geen stolp, maar een dynamisch gebeuren.
De evangelischen missen dat. Ze menen dat ze vandaag de Bijbel zo ongeveer voor het eerst ontdekken. Ik vind dat onbehoorlijk. Ik waardeer hun nadruk op persoonlijke bijbelstudie. Maar dat laatste doe je pas goed binnen het kader van de bediening van de verzoening, de bediening van het Woord. De evangelischen hebben een methodistische voorstelling van de waarheid in hun aandringen op de beslissing. Dat is de remonstrantse achtergrond van hun denken: de waarheid eerst voorstellen en heel dicht bij de mens brengen, waarbij de mens de keus moet doen. Dus de mens moet toch wat doen.
Het merkwaardige is dat sommige kerken in de Reformatie datzelfde hebben gezegd in het zogenaamde aanbod van genade. Ze hebben de prediking van de genade geheel uit de Schrift losgemaakt in plaats van deze rustig te laten liggen in de bedding van het Woord. Als het aanbod van de genade losgemaakt wordt van de Schrift dreigt er een nieuwe wet, een variant op de evangelische nadruk dat je nu moet beslissen. De reformatorische opvatting is echter dat jij niets hoeft te doen, maar dat God heden wat met jou doet. De verzoening wordt bediend in plaats van aangeboden. We hebben niets aan te bieden. We zijn geen aanbieders maar uitdelers van de genade. Daar zullen we voor vallen of óver vallen!
Maar welke functie heeft het menselijk aannemen dan nog?
„Het aannemen zit in de bediening van het Woord. Ook dat geeft God. Hij geeft wat Hij eist. Hij verlicht het verstand en vernieuwt de wil. Waarom de een dan wél en de ander het Woord níet aanneemt, dat behoort tot een spanningsveld in theologie en prediking, dat we niet verstandelijk kunnen doorlichten, zonder deze heilige spanning op te heffen en in feite op dood spoor te manoeuvreren dan wel te manipuleren. Het arminianisme is geen aanvulling op wat de Reformatie zou hebben laten liggen. Het zijn twee verschillende werelden. Het arminianisme verduistert de genade. Alles draait sinds de Reformatie ten diepste om de rechtvaardiging door het geloof, het leerstuk waarmee de kerk staat of valt, naar een woord van Luther. De evangelischen belijden best de rechtvaardiging, maar ondiep, mensvormig in plaats van dat theologisch vanuit de Schrift een plaats te geven. Zij laten heel de rechtvaardiging opgaan in: ik geloof in Jezus, ik geloof dat ik nu verzoend ben en een kind van God en nu kan ik met de heiliging beginnen. Dan gaat het goed fout. De Reformatie zegt: de gelovige is tegelijk rechtvaardige en zondaar. Die twee gaan steeds samen op. Die heiliging maak ik zelf niet, want ik ga er steeds mee ondersteboven. Ik zal weten uit welke verlorenheid ik verlost ben en nog zál worden.
Ik ben heel bang dat de rechtvaardiging door het geloof bij de evangelischen veel te ondiep is en dat op dit punt veel mensen zich zullen bedriegen. Met het geloof in Jezus en de keus voor Hem verzoent men in feite zich met zichzelf in plaats van met God. Er is dan geen wezenlijke vernieuwing van de mens, niet een overgezet worden van de eerste naar de tweede Adam. Men gaat er wat van maken in plaats van dat men de levende God dient, Die Zijn wonderen verheerlijkt aan een geheel verloren mens. Het lijkt erop dat het juichende christendom van de vroegere Gereformeerde Kerken nu overgeslagen is naar de evangelischen. Het kuyperianisme van toen met een Amerikaans tintje! Nee, ik geloof niet dat we iets van de evangelischen kunnen leren.
Staat de Gereformeerde Bond ook te open voor deze stroming?
„Ja. We zien de invloed van de evangelischen in de breedte van de hervormdgereformeerde traditie. Het is met name de jeugd die geïnfecteerd wordt door het evangelische denken, vooral via de EO. De jeugd is er vatbaar voor omdat de prediking vaak niet meer de bediening der verzoening is, maar een voorspelbaar gebeuren. Het dóet niets meer omdat de prediking geen geschieden meer is van Godswege. Een arminiaanse voorstelling van de genade heeft ook geen effect meer. Waar de prediking levendig en krachtig is, doet de jeugd ook mee en doen het Woord en de Geest Zijn werk. In de afgescheiden kerken is de sociale controle zo sterk dat men niet zo snel met de EO zal meegaan. Er is daar meer uiterlijk beslag. Waarbij gezegd moet worden dat men óf er in wezen toch wel gemakkelijk vatbaar voor is, óf zo is doodgepreekt dat men nergens vatbaar meer voor is en de tijd in de kerk wel uitzit.
Evangelischen: zijn zij een modeverschijnsel of vormen ze de uitdaging voor de toekomst?
„Dat hangt ervan af. Als de bediening der verzoening is geweken of uitgehold, dan blijft er niets meer over en dan lijken de evangelischen het alternatief. Waar de Reformatie niet ten volle doorwerkt, daar komt noodwendig een reactie van de evangelische theologie. De Reformatie was in zekere zin een omgekeerde reactietheologie op de RKKerk, op de theologia gloriae, waartegenover de reformatoren de theologia crucis stelden. We zijn altijd geneigd om het kruis te omzeilen. Het kruis begeren we niet. Het vlees ergert zich altijd daaraan en probeert dat altijd weg te krijgen. Waar de mens niet sterft en verloren gaat met Christus, gaat hij altijd wat worden en gaat hij iets doen in eigen kracht. Hij vervalt of in lijdelijkheid of in activisme. In de lijdelijkheid is hij rechtzinnig zonder genade en geloof, in het activisme zegt hij: ik geloof en ben een kind van God. In het eerste geval betekent geloven: ik ben rechtzinnig. In beide gevallen is er echter sprake van het mensmiddelpuntige. De een denkt zichzelf te redden, de ander handhaaft zich in de belijdenis zichzelf niet te kunnen redden en zegt rechtzinnig niet te kunnen geloven. Daar hebt u het spiegelbeeld: wat links is, dat is in de spiegel rechts en omgekeerd!
Toch zijn het juist de orthodoxreformatorischen die waarschuwen voor de invloed van de evangelischen.
„Als je zelf wit wilt zijn, moet je de ander zwart maken. Reformatorischen wijzen de evangelischen fel af maar beiden zijn elkaars spiegelbeeld. Daarbij gaat het om omgekeerde verhoudingen, maar het blijft hetzelfde beeld. Beiden hebben de wedergeboorteleer losgemaakt van het geheel van de bijbelse theologie en hebben daarmee de rechtvaardiging overwoekerd. Ook in het orthodoxisme gaat het om de wedergeboorte. Het geloven is niet aan de orde, want je moet wedergeboren worden, en verder geen gezeur. Men vergeet dat Jezus de noodzaak van de wedergeboorte heeft uitgelegd vanuit de nood van de stervende Israëliet in de woestijn, die op een verhoogde koperen slang had te zien – zo zal de stervende mens op Hem zien als de Gekruisigde. Dit behoort tot de oergeschiedenis van het Jodendom en dat behoorde Nicodemus te weten. Zoals wij behoren te weten dat het kruis behoort tot de oergeschiedenis van het christendom.
Calvijn zegt dat geloof en wedergeboorte de twee spaken in het ene wiel zijn. Je kunt niet het ene voor het andere inwisselen. Gaat het ene bewegen, dan ook het andere! Je bent er niet met de christelijke gemeente veilig te stellen door de wedergeboorte aan het geloof vooraf te laten gaan, zoals Comrie deed. Dan misken je het geloof als gave van God. Geloof is niet maakbaar, maar geefbaar en zó leefbaar. Je bent er ook niet met het geloof veilig te stellen door de wedergeboorte zonder het geloof heilig te verklaren. Dan leg je weer de nadruk op de wedergeboren mens en krijg je de rechtvaardiging van de vrome, kortom, de leer van Rome, de dopersen en de evangelischen. Doorgaans vergeet men dan, of wenst men niet te zien, dat de wedergeboorteleer, zoals omschreven in art. 3 en 4 van de Dordtse Leerregels, wordt beleden in het kader van de rechtvaardigingsleer, zoals deze wordt verwoord in art. 2 van dit belijdenisgeschrift.
De reformatorischen leggen het accent op de wedergeboorte die zich moet bewijzen in kenmerken. Dan moet je in jezelf geloven. Dat klinkt cru maar het is wel waar. Dat verschijnsel neemt toe: Ik ben wedergeboren, een kind van God, hoewel die term altijd in een bepaalde context voorkomt in de Bijbel. Dat verliefd zijn op de wedergeboorte zie je ook bij de evangelischen. Je bent bornagain of niet. Dat impliceert dat je een nieuw leven krijgt, dat je gestalte moet geven. De leer der wedergeboorte komt wel duidelijk voor in Schrift en belijdenis, maar daar functioneert het vooral in het kader van de heiliging, het stuk van de dankbaarheid. Zo is dat ook bij Calvijn. Het is bij hem een proces dat zich uitstrekt over geheel het leven. De wedergeboorte wordt geïnitieerd door de leer der rechtvaardiging. Dat houdt je bij het begin en aan de grond, bij Christus. Niet dat je zelf gaat groeien, nee, je wordt juist kleiner, en Hij wordt groter.
Reformatorischen vinden evangelischen een groot gevaar, evangelischen vinden dat de reformatorischen tekortdoen aan de blijde boodschap. Wie vormen nu eigenlijk een groter gevaar?
„Ze zijn allebei even gevaarlijk. Als ik althans onder reformatorisch versta de verstarring en verwarring van de Reformatie. Laat ik voorop stellen dat ik blij ben met onze reformatorische scholen en instellingen. Ik ben er dankbaar voor, maar met vrees en beven. Alles hangt af van de persoon in kwestie die daar dienend bezig is en die daar de genade mag uitdelen. Maar een onbekeerde leraar kan in feite geen zinnig woord over God en Zijn dienst zeggen. Alles wat zo iemand zegt, is napraten. Dat heeft de duivel ons geleerd. Dan gaat het eigenlijk om een bediening des doods en een reuk des doods in een doodse bediening. God laat Zich kennen in de bediening der verzoening. Er is zeker het aspect van de verantwoordelijkheid, maar die functioneert vanuit de prediking van Wet en Evangelie als antwoord op het Woord. Als we spreken over dat zogenaamde uitwendige dat we nog hebben en het gebed om dat ene nodige, waar we om mogen vragen, is dat weer in feite de remonstrantse gedachte dat je je zoveel mogelijk probeert te voegen naar de Wet van God als prikkel tot de wedergeboorte. Het is niets anders dan de poging om zich in eigen kracht voor te bereiden op de genade, en een praktische verloochening van de doodsstaat van de mens in het klaarblijkelijk creëren van een derde weg.
Evangelischen worden wel eens genoemd de onbetaalde rekening van de kerk. Letten zij niet op zaken die door de kerk veronachtzaamd zijn geworden?
„Als dat zo is, wordt daarmee tegelijk hun sektarisch karakter gedefinieerd! De invloed van de evangelischen komt daar waar men behoefte heeft aan een levendige prediking, aan warmte, maar om aan die noodkreet gehoor te geven, moet je niet bij de evangelischen zijn. Je krijgt er stenen voor brood. De opwekking begint –nogmaals– bij de bediening der verzoening. Daar begint de opwekking óf het verval. Er zit niets tussen. Evangelischen hebben een aversie tegen de kerk. Ze houden niet van haar. De kerk is voor hen dood, ziek. Maar ook dát is naïef. We zijn niet de eersten die de kerk vormen. God heeft Zelf al zo lang geduld met de kerk, terwijl die kerk juist van Hem is, de kerk die geen gedaante noch heerlijkheid heeft. Maar juist dáár floreert de rechtvaardiging van de goddeloze. Juist dáár doet God Zijn wonderen in en door Hem, Die geen gedaante noch heerlijkheid had. Het afgeven op de kerk toont iets van: wij weten het beter, en we zijn (!) beter. In feite is dat toch weer de cultuur van de wedergeboorte die opkomt wanneer we zelf iets gestalte willen geven en zelf wat willen zijn. Deze zelfde problematiek speelt trouwens ook in het gebeuren van Samen op Weg.
Wat denkt u van de bewogenheid van evangelischen voor zending en evangelisatie?
„Dat zit geheel in hun theologie gebakken. Het is ook consequent van hen. Als ze in eigen kring evangeliseren, moeten ze dat ook naar buiten doen. Maar is het nu zo voorbeeldig als je zegt: ik heb Jezus al aangenomen? Ik heb er geen behoefte aan dat ze dat ook naar buiten zeggen. Het is beter geen Evangelie te horen dan een Evangelie waardoor je bedrogen wordt. Ik denk dat het wel waar is dat waar de kerk opleeft, ook zending en evangelisatie opleven. In een tijd waarin afgoden de ronde doen, zijn er juist kansen voor de rechtvaardiging van de goddeloze. Je merkt dat mensen door de prediking van Woord worden meegenomen. Ze blijven hangen en luisteren. Het raakt hen. De Reformatie is er tot zegen of tot een vloek. Als het een vloek wordt, gaan de mensen zich steeds meer verharden. Er zijn twee wegen, er is geen derde weg. Je gaat op de brede of op de smalle weg, maar je kunt ook rechtzinnig lopen op de brede weg. Of men nu reformatorisch is of evangelisch, wandelend op deze brede weg, dat maakt wezenlijk niets uit.
Het zich laten voorstaan op een voorkeur in dezen strijdt met Gods verkiezing in Christus, die in de bediening van de verzoening dienovereenkomstig handelt en wandelt te midden van de zeven gouden kandelaren. Over Hem gesproken, dat is tegelijk over de Kerk gesproken! En onze handel en wandel zullen daarvan een weerspiegeling zijn, en van Hem! Niet alleen kerkelijk, maar ook werkelijk. En dan zijn we werkelijk kerkelijk!
Volgende keer: ds. J. van Amstel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 augustus 2000
Terdege | 72 Pagina's