Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bloemen in hun hart gekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bloemen in hun hart gekeken

De teunisbloem en de nachtsilene gaan pas na ongeveer acht uur s avonds open

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overal staan bloemen te pronken. In huis en tuin, langs de weg, in het bos en op de hei. Maar naast hun sierfunctie hebben bloeiende planten nog meer te bieden. Voor wie zich daarin verdiept, gaat een fascinerende wereld open. Vlak naast de deur.

Er zijn minstens een kwart miljoen bloemsoorten. Samen bezitten ze een onvoorstelbare variƫteit van vormen en kleuren. Alle kleuren, tot en met grijs, komen voor, in vele nuances. In een glanzende, matte of fluwelige uitvoering. De vorm en de grootte van de kroonbladeren zijn zeer divers. En elke bloem heeft zijn eigen geur.
Waarom al die variaties? Er zijn drie hoofdredenen:
- Bestuivingmethoden: de bouw van de bloemen is aangepast aan de wijze van bestuiving.
- Reclame: de bloemen moeten de aandacht trekken van hun doelgroep.
- Trouw: de bestuivers moeten trouw blijven aan de plantensoort die ze bedienen (klantenbinding) en daarom moet een plant goed herkenbaar zijn.

Vermenigvuldiging
Alle bloemen bestaan uit vijf delen: kelk, kroon, stamper, meeldraden en bloembladen. Op dit grondplan zijn talloze variaties mogelijk. Bij de ooievaarsbeksoorten zijn de verschillende onderdelen duidelijk te zien. Kleine insecten kunnen er goed bij komen. Bij bijvoorbeeld leeuwenbekjes zijn stamper en meeldraden niet te zien door vergroeiing van de kroonblaadjes. Alleen grote, sterke insecten kunnen de bloemen binnendringen.
Veel planten vermenigvuldigen zich ongeslachtelijk, door bijvoorbeeld uitlopers. Hun nakomelingen hebben allemaal dezelfde erfelijke eigenschappen. Bij geslachtelijke voortplanting is de erfelijke aanleg van twee individuen afkomstig en zijn de nakomelingen dus verschillend in aanleg. Het onveranderd blijven van de erfelijke aanleg is gunstig zolang het milieu niet verandert. Als dat wel het geval is, hebben individuen die zich kunnen aanpassen de beste overlevingskansen.
Bij geslachtelijke vermeerdering moet bevruchting plaatshebben, waarbij een zaadkern versmelt met een eikern.
Meeldraden zijn de mannelijke organen. Ze bestaan uit een helmdraad met aan het eind een helmknop, die stuifmeelkorrels bevat met daarin een aantal zaadkernen. De stamper is het vrouwelijke orgaan, met de stempel die het stuifmeel moet ontvangen. Via de stijl is de stempel verbonden met het vruchtbeginsel. Daarin zitten zaadknoppen met eicellen, die na bevruchting zaad kunnen vormen.

Suikerwater
Het belangrijkste is dat het juiste stuifmeel op de juiste stempel komt. Dat heet bestuiving. De meeste planten hebben daarbij hulp van buiten nodig. Bestuiving is mogelijk op verschillende manieren: door dieren (insecten, vogels of vleermuizen), door de wind of door water. Sommige planten kunnen het zelf.
Bestuiving door insecten komt het meest voor. De insecten komen voedsel halen, nectar of stuifmeel. Nectar is geen honing, maar suikerwater. Bijen halen dus geen honing uit bloemen maar nectar, die ze verwerken tot honing. Als een dier nectar eet, krijgt het suiker, dat dient als brandstof in de cellen. Als het stuifmeel eet, krijgt het materiaal voor de groei en vervanging van de cellen.
De nectar wordt afgescheiden door honingklieren, die meestal goed beschut onder in de bloem zitten. De insecten moeten hun best doen om ze te bereiken. Daarbij worden ze gedwongen om met de stempels en meeldraden in aanraking te komen. Hierbij kleven stuifmeelkorrels vast aan hun lijf, kop of poten.
Om zelfbestuiving te voorkomen, zijn de meeldraden van een individuele bloem vaak eerder rijp dan de stempels.
Bij hun verdere zoektocht naar nectar kunnen de insecten terechtkomen bij bloemen waarvan de stempel al wel in staat is stuifmeel op te nemen. Zo werkt kruisbestuiving dus: bloemen worden bestoven met stuifmeel van andere exemplaren van dezelfde soort.

Hooikoorts
Sommige planten worden door de wind bestoven, zoals grassen, katjesdragende bomen en naaldbomen. Er is altijd beweging in de lucht, ook al merken wij dat niet. De luchtstromen transporteren het stuifmeel soms over grote afstanden. De kans dat het stuifmeel op de goede plek terechtkomt, is natuurlijk niet zo heel groot. Daarom produceren die planten enorme hoeveelheden.
De stempels van grassen zien eruit als borstels. Die van bijvoorbeeld zeggen zijn kleverig en steken ver uit; dit alles dient om zoveel mogelijk stuifmeel op te vangen. Het stuifmeel van de windbestuivers is droog, in tegenstelling tot het stuifmeel dat door insecten verspreid moet worden. Dat is kleverig en klontert makkelijk samen.
De droge stuifmeelkorrels die bij mooi weer in grote hoeveelheden in de lucht rondvliegen, veroorzaken hooikoorts bij sommige mensen.
Bestuiving door water komt ook wel voor, maar is zeldzaam.

Reclame
Bloemen moeten reclame maken voor zichzelf. Zo heeft de Gelderse roos een krans van grote bloemen aan de rand van de bloeischermen. Deze lokbloemen hebben geen meeldraden en stampers (ze zijn dus onvruchtbaar) maar de kleine bloemetjes in het midden zijn dat wel.
De weg naar de plaats waar de nectar is te vinden, is ook vaak aangegeven door middel van strepen, zoals bij viooltjes, of door een vlek met een opvallende kleur, zoals bij vergeetmijnietjes. Vooral vlinders komen af op deze honingmerken, zo genoemd omdat men vroeger dacht dat bloemen honing bevatten.

Nachtwinkels
Veel bloemen hebben min of meer vaste openings- en sluitingstijden. Hun klanten zijn de insecten die nectar of stuifmeel komen halen. Zo gaan de bloemen van de cichorei s morgens om een uur of zes open en ze sluiten weer vroeg in de middag. Ook paardebloemen zijn alleen s ochtends open. Er zijn ook speciale nachtwinkels zoals de teunisbloem en de nachtsilene, die na ongeveer acht uur s avonds opengaan. Zij bedienen vooral nachtvlinders.
Een belangrijke reden voor het open en dicht gaan, is dat stuifmeel niet nat mag worden. Bij voortdurende regen gaat de winkel dan ook eerder dicht. De openingstijden hangen bovendien samen met de vliegtijden van de verschillende insecten.

Gecompliceerd
Het lijkt allemaal zo eenvoudig, maar bij nadere beschouwing is de cyclus van bloem-bestuiving-zaadvorming-groei-bloei buitengewoon gecompliceerd. Er wordt rekening gehouden met alle mogelijkheden en omstandigheden. Het wekt verbazing en vooral ook bewondering als je ziet wat de schepping ons allemaal te bieden heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 mei 2001

Terdege | 104 Pagina's

Bloemen in hun hart gekeken

Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 mei 2001

Terdege | 104 Pagina's