Een mammoet in de huiskamer
Visser Kommer Tanis: „Als iemand langs komt met een fossiel dat ik nog niet heb, ben ik daar helemaal verrukt van"
In de huiskamer staan de vreemdste attributen. Van opgeviste scheepsonderdelen tot enorme botten. Een willekeurige bezoeker kijkt zn ogen uit als hij bij de familie Tanis binnenstapt. In een hoek staat een reusachtig schouderblad. „Dat is van een mammoet. Die heb ik hier vlakbij opgevist. Dat is toch fantastisch! Die mammoet heeft hier rondgelopen!
Kommer Tanis uit Havenhoofd op het Zuid-Hollandse Goeree-Overflakkee raakt niet snel uitverteld over zn merkwaardige hobby. Al achttien jaar lang verzamelt de 36-jarige visser fossiele beenderen uit zee. Hij begon op zijn achttiende met niks en heeft nu een respectabel aantal van meer dan drieduizend objecten. Dat zijn grotendeels kleine fossielen van uiteenlopende diersoorten, maar tussen de verzameling zitten ook grote en soms zelfs reusachtige beenderen van walvissen, hyenas, beren en mammoeten. De verzameling is, op enkele pronkstukken in de huiskamer na, vrijwel in zijn geheel opgeslagen in een aparte kamer van de woning. Soort bij soort, genummerd en afgestoft, geven de beenderen hun schoonheid prijs aan de bezoeker. „Eigenlijk is het wel vreemd. Niets symboliseert de vergankelijkheid van het leven zo sterk als juist botten. En toch hebben ze een enorme aantrekkingskracht op mij. Als iemand langs komt met een fossiel dat ik nog niet heb, ben ik daar helemaal verrukt van.
Het ôôd
Geboren in het naburige Ouddorp, verhuisde Tanis naar Havenhoofd toen hij drie maanden oud was. Het gehuchtje telt één straat met een paar zijstraatjes. Het ôôd, zoals Havenhoofd door de bevolking wordt genoemd, telt zon honderd huizen, die bevolkt worden door driehonderd inwoners. „Ik zal hier wel altijd blijven wonen. Ik zou nooit in een stad kunnen wennen. Toch verandert ook Havenhoofd. We hebben letterlijk en figuurlijk op een eilandje geleefd, maar wat in de stad leeft, komt hier ook. Het is een minder hechte gemeenschap dan eerst. We hebben elkaar niet meer nodig. Als christen kom je steeds meer in een uitzonderingspositie te staan, vertelt Tanis in onvervalst Goerees dialect.
De verzamelwoede zit de geboren en getogen eilander in het bloed: „Als kleine jongen liep ik altijd in de duinen en op het strand. Ik verzamelde eieren en botten van kleine dieren zoals katten en konijnen. Toen ik als jongetje wel eens mee ging varen, ontdekte ik dat er tijdens het vissen allerlei botten mee naar boven kwamen. Ik dacht: hé, ze vissen koeienbotten op! Dat vond ik reuze-interessant. Maar mijn vader nam nooit iets mee. Toen ik op mijn achttiende zelf ging vissen, besloot ik me helemaal toe te gaan leggen op het verzamelen van fossielen. Ik heb mijn verzameling eieren en botten aan een schooljuffrouw gegeven, die kon ze nog gebruiken voor haar lessen.
Veel collega-verzamelaars leggen zich in hun fossielencollectie vooral toe op één bepaalde diersoort, zoals de mammoet. Tanis niet: „Ik verzamel alles. De enige voorwaarde is dat het fossiel uit de Noordzee komt. Toch is deze voorwaarde voor Tanis geen wet van Meden en Perzen. „Ik zeg natuurlijk geen nee tegen een schedel van een muskusos uit Siberië. Dat is te verleidelijk.
Hebzucht
Volgens Tanis zijn er twee dingen nodig om een verzameling te starten: „Je moet een tic hebben en een zeker mate van hebzucht. Die tic heeft hij wel, daar is ook zijn vrouw van overtuigd. „Zij vindt het langzaamaan wel genoeg, lacht Tanis. „Maar daarnaast ben ik ook behoorlijk hebzuchtig. Ik heb dat lang niet toe willen geven, maar het is gewoon zo. Hebzucht en gedrevenheid liggen dicht bij elkaar. Een postzegelverzamelaar gaat uit zn dak voor een paar afwijkende zegels. Ik kan dat goed begrijpen; ik heb precies hetzelfde met fossielen.
De visser heeft een paar stukken van zijn verzameling in musea liggen. „Onder meer de schedel van een reusaart. Dat museum heeft er een speciale vitrine voor aangeschaft. Als ze een tentoonstelling willen houden met mijn fossielen, stem ik daarin toe. Hier zien tien mensen het, in zon museum zijn het er honderden. Het overgrote deel van de fossielenverzameling ligt echter opgeslagen in een uitbouw van het huis. Tanis laat de houten stellages in de aparte kamer zien. Rijen botten met de meest uiteenlopende vormen liggen opgesteld, keurig voorzien van een nummer. Sommige zijn niet groter dan enkele centimeters, maar het dijbeen van een mammoet is bijna manshoog. In de collectie bevinden zich ook dubbele exemplaren, vertelt Tanis. „Ik doe veel dezelfde vondsten, zoals paardenbotjes. Soms vis ik er wel vijftig tot honderd in één keer op.
250 miljoen jaar
Het gebeurt geregeld dat wetenschappers bij Tanis langskomen om onderzoek te verrichten op fossielen. „Dan mogen ze de fossielen gerust meenemen om te onderzoeken. Al zijn het tweehonderd stukjes. Ik vind het aardig om de wetenschap een dienst te bewijzen. Toch kleeft er ook een bezwaar aan diezelfde wetenschap, vindt de visser uit Goeree: „Ze gaan bijna allemaal uit van de evolutietheorie. Dat is toch een bezwaar, ook gevoelsmatig. Veel van de fossielen die ik heb, komen uit het Pleistoceen. De gangbare gedachte is dat het Pleistoceen een periode was van 2,5 miljoen jaar geleden tot ongeveer tienduizend jaar terug. Ik heb zelfs stukken in mijn verzameling die ouder dan 250 miljoen jaar geschat worden.
Tanis gelooft niet in die datering, maar kan niet ontkennen dat er wel degelijk sprake is van een evolutieproces. „De grens ligt bij soorten. Binnen veel dieren van dezelfde soort zie je grote verschillen. De wolharige mammoet was een echte olifant, maar zag er heel anders uit dan de olifanten die wij nu kennen. En ook bij de mens zien we die evolutie terug. Een Aboriginal is anders dan een Nederlander. God heeft de koolmees en de roodborst zoals wij die kennen niet zo geschapen. Ik geloof dat God een aantal basistypen heeft geschapen, elke soort naar zijn aard. Zo staat het in Genesis 1.
Skelet
„Je ziet altijd degeneratie als je naar de omgeving kijkt. Er is binnen de evolutie nooit een overgang naar een hogere stap. Zodra er iets aan de genen verandert, is het foute boel, zegt Tanis. Met andere woorden: het is niet logisch dat een paard ontstaan is vanuit een vis, omdat daarvoor de genen compleet op hun kop moeten. Maar daarnaast gelooft Tanis wel dat soorten zich aan milieuomstandigheden kunnen aanpassen. „Het skelet van een bruine beer en dat van een ijsbeer zijn identiek. Misschien was het bij de schepping wel dezelfde beer. Zo bezien is in God geloven meer voor de hand liggend en wetenschappelijk logischer dan de evolutietheorie. Die theorie is geen knieval voor de wetenschap, maar het gevolg van niet in de God van de schepping willen geloven. Want als je in de schepping gelooft, schept dat andere verplichtingen. Dan zul je ook in God moeten geloven, en dat heeft te veel consequenties voor de meeste mensen.
Tanis breekt zich er dan ook het hoofd niet over hoe het kan dat sommige stukken in zijn collectie miljoenen jaren oud zouden zijn. „Waarom zou God geen oude aarde gemaakt kunnen hebben? Adam en Eva waren toch ook geen babys toen ze op de wereld kwamen? Opvallend is ook dat Tanis de stukken uit zijn collectie die volgens geleerden 250 miljoen jaar oud zouden zijn gewoon tussen het Pleistoceen-materiaal heeft gevonden, dus: onmogelijk ouder dan 2,5 miljoen jaar. „Het enige dat je kunt zeggen, is dat zwaar gefossiliseerde dieren dieper opgevist worden. Ik zie de zondvloed als een ideale omstandigheid voor fossilisatie. Toch blijft dan de vraag hoe dieren als olifanten en mammoeten in de Noordzee terechtgekomen zijn. Tanis: „Ik denk dat de Noordzee vroeger land was. We vissen ook vaak veenbonken op; die zijn ook niet door de lucht komen vliegen. De dieren waarvan ik fossielen opvis, zijn misschien bij de zondvloed verdronken.
V1
De Noordzee-visser krijgt, naast vis en fossielen, ook andere zaken in zijn netten. Geregeld duikt er materiaal uit de Tweede Wereldoorlog op. „We vissen nogal eens stukken van vliegtuigen, bommen, granaten en meer van zulk spul op. Een collega had een keer een V1 in zijn netten. Toen ze het gevaarte teruggooiden, ontplofte het. Daarnaast haalt de Zuid-Hollander veel aardewerk uit de donkere diepten en „ontzettend veel houten gebruiksvoorwerpen van schepen. En stenen. Veel stenen, van uiteenlopende vorm, kleur en grootte. Tanis heeft in zijn tuin met de mooiste exemplaren een rotspartijtje gevormd.
De bevlogen eilander is door zijn werk op zee niet vaak thuis te vinden. De tijd die hij thuis is, in de weekenden, gaat dan ook grotendeels op aan gezin en hobby. Zijn vijf kinderen („allemaal jongens, de jongste is twee en de oudste twaalf) zijn nog te jong om hevig geïnteresseerd te zijn in de verzameling van pa. Maar Tanis hoopt dat dat nog komt.
Speciale baden
Dat de verzamelhobby veel tijd en ruimte kost, is in elk geval wel duidelijk. Voordat een fossiel zijn plaatsje heeft gekregen op een van de grote stellages in de uitbouw achter het huis gaat er een grote schoonmaakprocedure aan vooraf. „Die botten zijn ontzettend zout; ze hebben vreselijk lang in de zee gelegen, vertelt Tanis. „Door speciale baden haal ik het zout eruit, waardoor de botten lang goed blijven op het droge.
De visser is trots op zijn verzameling, maar ziet er ook de onvolkomenheden van in: „Het had veel imposanter kunnen zijn, als ik vaker stukken van collega-verzamelaars aan zou schaffen die echt zeldzaam zijn. Mammoetkaken en grote botten doen het altijd goed, maar echt zeldzaam is bijvoorbeeld een gefossiliseerd scheenbeen van een zuidelijke olifant. Of een bekken. Daar heb ik best een treinreisje naar Hongarije voor over, maar ik heb hier een vrouw en vijf kinderen. Als het iets dichterbij huis kan, zal de visser echter niet aarzelen. „Als er vanuit Brussel iemand belt met een dijbeen van een wild zwijn, stap ik meteen in de auto.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 augustus 2001
Terdege | 80 Pagina's