Rasverteller J.J. Frinsel: „Een goed kerstverhaal is vandaag gebeurd
Bij Kerst hoort een kerstverhaal. Ieder jaar is het weer zoeken geblazen naar een goede vertelling. Het moet niet te lang, te ouderwets of te voorspelbaar zijn, het moet spannend worden verteld en de kerstboodschap brengen. Schrijver-verteller J.J. Frinsel heeft inmiddels 35 kerstverhalen op zijn naam staan. „Het vervult me iedere keer weer met huiver als ik van God moet vertellen of schrijven.
De boodschap van Kerst is een goede boodschap. Het is een blijde boodschap, die al eeuwen wordt verteld. Het is steeds weer dezelfde boodschap. J.J. Frinsel kan het alleen maar beamen. „Inderdaad komt het altijd weer op hetzelfde neer. Maar dat is zondags in de kerk ook het geval. Toch weten predikanten het kerstevangelie met de nodige variatie te brengen. De kern is altijd weer het wonderlijke, dat God in Zijn schepping indaalt, en wel zo machteloos, dat Hij op Zijn rug liggend de herders in de ogen kijkt. Dat is toch verbazingwekkend! Dat grijpt mij steeds weer aan. Daarom is het voor mij niet moeilijk om een verhaal te bedenken waarin mensen datzelfde wonder ontdekken en daarover net zo verbaasd zijn als ik. Dat is wat ik probeer ze te laten beleven.
Frinsel was 25 jaar lang directeur van de vereniging Tot Heil des Volks. Het betekende een totale omslag in zijn leven. Voor die tijd verdiende hij zijn brood als werktuigbouwkundig constructeur.
Vanwaar die omslag in uw leven?
„Dat heeft te maken met je hele levensloop. Ik ben ongelovig groot gebracht, in de Amsterdamse Jordaan. Bij ons thuis waren ze zo rood als karmozijn. Echte proleten. Per ongeluk kwam ik op een christelijk kleuterschooltje terecht. Daar hoorde ik als kind voor het eerst van het evangelie. Dat mosterdzaadje is al vroeg gevallen. Later ben ik op zoek geweest naar de kleuterjuf die mij van de Heere Jezus vertelde. Na een uitzending van de EO, waarin ik van haar vertelde, belde ze me op en hebben we elkaar ontmoet. Dat was voor mij een wonder.
Toen Frinsel tot geloof kwam, wilde hij het evangelie uitdragen. Hij wist zich een verloren zondaar, voor wie de Heere Jezus gekomen was. Ook voor hem. Hij kwam in het interkerkelijk evangelisatiewerk terecht. Daar leerde hij zijn vrouw kennen. Aanvankelijk kreeg hij in het jeugdwerk een teken- en figuurzaagclub. „Ik was echter niet zo handig. Vertellen ging mij het beste af.
Die gave had hij te danken aan zijn hoofdonderwijzer Braaksma. „Die man moest zo af en toe eens even de klas uit. Hij pikte dan iemand uit die voor de klas moest komen en een verhaal vertellen. Met knikkende knieën gehoorzaamde je dan. Je deed wat de meester zei. Op een gegeven moment was ik de pineut. Mijn verhaaltje lag voor t opscheppen. Kort daarvoor had ik een avontuurtje beleefd met een vriendje. Dat ging in geuren en kleuren. Het was muisstil.
Zijn vertelkunst kreeg al snel binnen bepaalde kring bekendheid. In de kerk moest hij een kerstverhaal vertellen. Later schreef hij het op en stuurde het naar een uitgever. Die vroeg hem of hij er niet wat meer van kon maken. En zo verscheen zijn eerste zondagsschoolboekje bij Meinema: Een avontuur in school.
Aanleiding
Naast zijn baan als directeur van de vereniging Tot Heil des Volks hield Frinsel zich bezig met evangeliseren en schrijven. Met schrijven wil hij de boodschap van het evangelie brengen. Bij Meinema verschenen diverse bundeltjes met verhalen, waaronder Rondom de Westertoren en Het geheim van de gesmeerde scharnieren. De laatste, die Frinsel eigenlijk een aardigheidje noemt omdat het een jongensdetective is zonder evangelieboodschap, heeft ooit als vervolgverhaal in Terdege gestaan. Den Hertog kocht het fonds van Meinema op. Bij die uitgever verschijnen sindsdien zijn verhalen en een vertel-cd.
Gaat het schrijven u net zo gemakkelijk af als het vertellen?
„Vertellen is favoriet. Tot schrijven ben ik gekomen omdat ik ooit een verhaal wilde hebben voor een zondagsschoolbijeenkomst. Van het een kwam het ander.
Inmiddels telt zijn oeuvre iets meer dan 30 boeken en 35 kerstverhalen. Menig bundeltje verscheen als Oogstpublicatie. De Oogst is het tijdschrift van de vereniging Tot Heil des Volks. Daarin wordt maandelijks geschreven over nieuws uit de projecten van Tot Heil des Volks, het bevat artikelen over actuele geestelijke en maatschappelijke ontwikkelingen en biedt zendingsnieuws uit de hele wereld. Tot Heil des Volks is een organisatie die al ruim 140 jaar bestaat. Ze houdt zich bezig met de aanpak van hedendaagse problemen als verslavingszorg, evangelische hulp aan homofielen en evangelisatie onder prostituees. Een van de tradities van de vereniging is de jaarlijkse kerstfeestviering. Het feest wordt gewoonlijk in de Amsterdamse Jordaan gevierd, de laatste jaren in de sfeervolle Noorderkerk. Het kerstverhaal van oud-directeur J.J. Frinsel is een vast onderdeel van het programma. „Een traditioneel feest voor mensen uit een moderne tijd, die net als mensen van alle tijden de Verlosser nodig hebben. Die Zaligmaker wordt op de kerstfeestviering en in al het werk van de vereniging Tot Heil des Volks bekendgemaakt. Hij kwam om zalig te maken op aard.
Actueel
Frinsel is ongeveer tien jaar lang gereformeerd geweest. Toen hij echter op bepaalde dingen afweek van de gevestigde leer, was hij in die kringen niet langer welkom. Zijn visie op de doop en de geestesgaven betekenden een breuk met de Gereformeerde Kerken. Hij vond een thuis in de Pinkstergemeente. „Ik ben wel altijd een gereformeerde Pinksterman gebleven. Binnen de Pinkstergemeenten zullen ze mij nauwelijks erkennen als een Pinksterevangelist, daar ben ik te gereformeerd voor. Ik hoor eigenlijk nergens bij. Wel ben ik in hart en nieren gereformeerd gebleven.
Frinsel vervult door het hele land spreekbeurten. „Van hervormde evangelisaties, waar ze uitsluitend psalmen zingen, tot in Baptistengemeenten toe.
Wat is een goed verhaal?
„Je moet het verhaal volgen. Neem bijvoorbeeld mijn feuilleton dat nu in het Reformatorisch Dagblad staat: Storm over Jeruzalem. Allereerst moeten daarin de historische gegevens juist zijn. Daarnaast wil je de mensen je verhaal laten beleven. Daarom moet je eigenlijk zelf in het verhaal zitten.
Kun je een goed verhaal ook slecht vertellen?
Frinsel: „Dan kun je het beter niet vertellen. Je vertelt goed wanneer de mensen ook zelf in het verhaal zitten. Dat geldt ook voor mezelf. Ik vertel niet ergens over, ik ben het zelf. Het is als het ware een soort eenmanstoneel. Als in het verhaal iemand over het dak kruipt, dan kruip ik ook over de tafel. Als in het verhaal een jongen met zijn pet staat te hengelen over de rand van een Amsterdamse brug, dan vertel je dat niet met je handen in de zakken. Je bent op zon moment die jongen.
Op de vraag waar hij op let als hij een verhaal vertelt of schrijft, zegt Frinsel dat hij zich dat in wezen niet afvraagt. „Ik ben geen gestructureerd figuur die vooraf een plan maakt. Mijn zoon is dat wel. Die weet het allemaal zo te structureren en te onderbouwen. Dat bewonder ik. Zo ben ik niet. Ik ben meer iemand van het vullesbakkenras. Als ik talent heb, zal het wel natuurtalent zijn. Omdat mijn vrouw het graag wilde, ben ik lid geworden van een schrijversvereniging. Uit mezelf zou ik dat nooit hebben gedaan. Ik heb ook geen schrijverscursus gevolgd. Eigenlijk heb ik nergens voor geleerd. Ik heb zelfs niet de pretentie dat ik kan schrijven. Het vervult me iedere keer weer met huiver als ik van God moet spreken of schrijven. Ik moet me vaak schamen.
Voertuig
„Ik denk wel eens: Waarom schrijf ik eigenlijk? Ik schrijf, omdat ik ontdekt heb dat een verhaal een uitstekend voertuig is voor het evangelie. Dat vind je ook terug bij de Heere Jezus Christus. Wanneer Hij iets duidelijk moest maken, deed Hij dat via een verhaal, een gelijkenis. Heel actueel. Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien. Of je t voor je ogen ziet. Evengoed ontgaat het de mensen nog. Daarom vertel ik met een enorm verlangen. Ik wil doen wat Jezus zegt. Je hoort zo vaak zeggen dat Jezus onze Vriend is. Maar dat is Hij pas wanneer we doen wat Hij ons zegt. Dat is nogal wat! Je moet eens tegen iemand zeggen: Joh, je bent mijn vriend als je doet wat ik zeg. De eerste reactie is toch van: Kom nou! In het evangelie is dat een mysterie. Alles verlaten en Jezus volgen. Je vijanden liefhebben. Die elementen probeer ik in een verhaal in te brengen. In mijn eerste boekje met kerstverhalen, Sjakie, dat al heel lang niet meer verkrijgbaar is, vertel ik het verhaal De laatste, de eerste. Een eenvoudig, levensecht verhaal met een directe bijbelse boodschap.
Frinsel vertelt: „Meneer Meyer speelt op de piano... Stille nacht... heilige nacht... Als die woorden iets voor je betekenen, dan wordt het vanzelf vrede in je hart. Dan moet al dat koude, dat donkere en bittere op de vlucht. Dan golft er een diepe ontroering door je heen... tenminste, wanneer je Hém kent, van Wie die woorden spreken. Dan ga je iets begrijpen van die heerlijke boodschap van God... God, Die de hemel weggeeft aan de wereld, verloren in zonde en schuld. t Is zo wonderlijk mooi, zo onuitsprekelijk heerlijk. God komt als een kind... als hét kind dat de wereld redt! Hulpeloos kind... heilig kind... Jopie Karelse wordt erdoor geraakt. Hij was door malle Daantje van zijn voetstuk gestoten. Daan was niet als alle andere kinderen. Jopie kon die malle Daan wel. Toch kwam het weer goed tussen Jopie en Daan. Samen zongen ze kerstliederen. Ook Jopie zong: Hulpeloos kind... heilig kind. Ook Daan was zon hulpeloos kind. Hij zag blijde tranen in de ogen van Daan. Meneer Meyer zag het ook. Een diepe vreugde welt in hem op, als hij bedenkt hoeveel God wel van de mensen houden moet. Bedankt, Heere Jezus, denkt hij, dat U zo hulpeloos geworden bent... Voor mij... en voor Daantje... en voor Jopie... Wat zult U een kind als Daantje goed begrijpen... Want U bent ook door de mensen veracht geweest... Ze hebben U ook bespot... En met U had niemand gerekend. Jopies hart loopt over van blijdschap, dat die liefdevolle Heiland van malle Daantje ook zijn Heiland is.
Dat wonder raakt Frinsel ook nu weer. „Kijk, als je zo kinderen naar de kribbe van Bethlehem kunt meenemen, om daar te aanbidden, dat is toch het mooiste wat er is. Het verhaal zelf kun je ook hartje zomer vertellen. Dan is zon verhaal eveneens levensecht en in dit geval een beetje zielig. Maar je kunt er ook de kerstboodschap in kwijt. Daarin hoeven niet altijd de engelen of de herders aan bod te komen.
Eigenlijk kun je geen kerstverhaal vertellen als je zelf niet wederom geboren bent. Wil je een goed kerstverhaal vertellen, dan moet je eerst bij jezelf nagaan of Christus alles voor je betekent. Anders moet je er maar niet aan beginnen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 december 2001
Terdege | 164 Pagina's