Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dina van den Bergh

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dina van den Bergh

Geestelijke moeder in Raritan

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na haar huwelijk met Johannes Frelinghuysen emigreert Dina van den Bergh naar Amerika. In de wetenschap dat God haar aan de kandidaat tot de Heilige Dienst Johannes Frelinghuysen heeft verbonden. Haar dagboeken, die getuigen van innig geloofsleven en tere godsvrucht, liggen nog altijd in de Gardner Sage Library. „Wat een zoete voorsmaakjes van de hemel en de heerlijkheid heb ik mogen hebben.

Het was in 1993 dat ik enkele gastcolleges gaf aan het New Brunswick Theological Seminary in New Brunswick in de Verenigde Staten, over Anna Maria van Schuurman, Jodocus van Lodenstein en Balthasar Bekker: feminisme, piëtisme en rationalisme in de Nederlanden en mogelijke invloeden in Noord-Amerika. Tijdens mn verblijf daar wees dr. David Muyskens me op een manuscript dat zich in de schitterende Gardner Sage Library, de bibliotheek van genoemd seminarie, bevond. Nader onderzoek leerde dat de bibliotheek beschikte over een dagboek over het jaar 1747 en over het jaar 1749 van de hand van een Amsterdamse jonge vrouw, Dina van den Bergh (1725-1807). Door haar huwelijk met een Amerikaanse kandidaat tot de Heilige Dienst, Johannes Frelinghuysen, was ze naar New Jersey gekomen. In de aanpalende Alexander Library van de Rutgers Universiteit bevonden zich nog meer aantekeningen -sommige zwaar beschadigd- van dezelfde Dina. En enkele brieven, sommige in het Nederlands, andere in het Engels vertaald.
Met fotokopieën van de handschriften keerde ik terug naar Nederland, waar ik tot mijn grote verwondering in het Dokumentatieblad Nadere Reformatie  een artikel van F.A. van Lieburg aantrof over de Tienhovense predikant Gerardus van Schuylenburg (1681-1770), waarin ook de naam Dina van den Bergh genoemd werd. Van Lieburg was via een brief van Dina van den Bergh aan dominee Van Schuylenburg op haar spoor gekomen, maar het lukte hem niet haar identiteit vast te stellen. Uiteraard kon hij niet vermoeden dat haar spoor naar Amerika zou leiden! Overigens is deze brief volledig in overeenstemming met de in New Brunswick aangetroffen handschriften, het gaat duidelijk om dezelfde vrouw.

Tale Kanaäns
In de Gardner Sage Library lig ook een onuitgegeven manuscript van William Demarest, predikant van de Dutch Reformed Church van Ramapo: een Engelse vertaling van het dagboek van Dina van den Bergh over 1747. In 1993 is een vertaling in het Engels gepubliceerd door dr. Gerard Van Dyke (afkomstig uit Veenendaal) van de aantekeningen over 1746 en 1749, alsmede van het dagboek over 1747.
Beide bewerkers hadden te kampen met een gebrek aan kennis van het achttiende-eeuwse Nederlands en met vaak moeilijk leesbare gedeelten, die zij in hun vertalingen maar oversloegen. Dina schrijft, zoals ze ongetwijfeld ook gesproken heeft, in de tale Kanaäns, die grotendeels aan de Statenvertaling is ontleend. Opmerkelijk is dat ze wel de Heilige Schrift, maar geen schrijvers of boeken citeert. Naast de Bijbel en de psalmen, uiteraard in de berijming van Datheen, nemen vooral de Uytspanningen van Van Lodenstein en in veel mindere mate Een Nieuw Bundeltje Uitgekipte Geestelyke Gezangen een grote plaats in haar wijze van uitdrukken in. Het aanhalen van bijbelteksten, psalmen en gedichten gebeurt nauwelijks letterlijk, zodat wij mogen aannemen dat zij uit het hoofd citeert.
Het beeld dat deze jonge vrouw ons tekent van kerkelijk en bevindelijk Amsterdam, maar ook van de gespannen situatie in verband met de Franse inval in ons land gedurende de jaren 1746-1750, is uniek. Of er afbeeldingen van Dina van den Bergh bestaan, is niet bekend. Wij moeten het doen met een beschrijving, door Demarest weergegeven, van een zekere Mrs. Hageman, die Dina persoonlijk had ontmoet. „Zij was van een gemiddeld postuur, tamelijk donker van teint, en was donker van haar en ogen, onberispelijk en eenvoudig gekleed en door haar optreden nam zij mensen voor zich in, zodat iedereen wel van haar moest houden. Zij was vriendelijk en zachtmoedig van aard en innemend in de omgang, zodat zij met niemand moeilijkheden had.

Amsterdam
Over de afkomst van Dina van den Bergh (1725-1807) is nauwelijks iets bekend. Het doopregister van Amsterdam noemt haar naam niet. In Amerika heet ze Dina van Bergh, zelf ondertekent ze haar ondertrouwakte van 21 februari 1750 als Dina van den Bergh.
Vermoedelijk zag ze op de tiende februari in Amsterdam het levenslicht als dochter van een welgestelde Amsterdamse koopman, Louis (?) Van Bergh, die zijn fortuin verkregen had in de handel met Oost-Indië. De veertienjarige Dina protesteert tegen het kaartspel van haar vader en zijn vrienden en bereikt daarmee dat er niet meer gespeeld wordt. Zelf zegt ze dat de Heere haar in haar jeugd „uit het midden van een boze wereld had uitgetrokken en door zoveel wonderen en hoge wegen doorgeleid.
Blijkbaar heeft ze in februari 1742 een benauwde tijd doorgemaakt. Vijf jaar later zegt ze dat zij toen, op de eerste februari 1742, ruimte gekregen had voor haar ziel. Acht jaar later stelt ze haar verloofde Johannes Frelinghuysen voor die dag als een gedenkdag te onderhouden.
Als zeventienjarig meisje koestert Dina „een tedere lust om voor de Heere op aarde iets te mogen doen. De Heere „kwam haar voor door haar te zeggen dat Hij haar zou brengen tot een volk waarvan zij de spraak niet kende. In 1749, het jaar van het huwelijksaanzoek, herinnert zij zich dat de Heere indertijd gezegd had dat Hij „werk voor haar had op aarde en dat dit door middel van een huwelijk mogelijk gemaakt zou worden.
Een in Amerika onbekende brief aan de piëtistische ds. Van Schuylenburg te Tienhoven (Utrecht), gedateerd 22 september 1744 (Dina is dan 19 jaar), laat ons niet alleen zien dat zij gedurende een periode van ongeveer twee jaar verlamd is geweest, maar ook dat de Heere haar door een wonder gered en genezen heeft. Op 30 september van datzelfde jaar is ze weer in staat om naar de kerk te gaan. De dienst wordt dan geleid door de Amsterdamse predikant Johannes Temmink, die zij „haar hartelijk geliefde vader in Christus noemt. Ds. Temmink is niet zoals Van Schuylenburg een voetiaan. Hij behoort tot de ernstige coccejanen, maar is duidelijk een bevindelijk, rechtzinnig en irenisch predikant, die niet zomaar bij de een of andere richting is in te delen.

Dagboeken
In haar dagboeken doet Dina uitvoerig verslag van de kerkdiensten en de bijeenkomsten van de conventikels die zij bezoekt. De gehouden preken worden nauwkeurig weergegeven. Nergens noemt ze een naam van het kerkgebouw, wel de namen van de predikers. Men mag aannemen dat zij daar gaat waar ze voedsel voor haar ziel verwacht te krijgen.
Je krijgt de indruk dat Dina zich niet bezighield met kerkelijke geschillen of richtingen, maar zich daar thuisvoelde waar haars inziens schriftuurlijk en bevindelijk het Woord bediend werd. Ze kerkt bij voetianen en coccejanen, bij voorstanders en tegenstanders van Von Zinzendorf. Zij beschrijft haar geestelijke ervaringen, zowel thuis in het eenzame of verborgene als onder de kerkdiensten ondervonden. Ook verhaalt ze haar bevindingen in de regelmatig op dinsdag gehouden bidstond met haar vriendinnen en onder de oefeningen, de bijeenkomsten tot onderlinge stichting, waar oefenaars de uitleg van een Schriftgedeelte verzorgden. Zelfs de tochtjes naar buiten, die zij met godvruchtige vriendinnen maakt, of het logeren op een buitenplaats te Loenen aan de Vecht staan in dit teken, Alles wat zij meemaakt, ook de uiterlijke schoonheid van de natuur of van kunstwerken, hebben voor haar een innerlijke, geestelijke betekenis.
Dina is een nederige, ootmoedige vrouw, die beseft dat zij ellendig en ontrouw is, dat ze te strijden heeft met een lichaam der zonde en dat het slechts door genade is dat de Heere Zich over haar heeft ontfermd. Ze heeft te strijden tegen een driftig karakter, zoals blijkt uit de manier waarop ze een ondergeschikte behandelt. Zij kent zware en zondige driften, waarover zij niet alleen verdriet heeft, maar waarvoor zij bovenal de vergeving Gods behoeft.

Uitbedingen
Twee woorden uit haar vocabulaire wil ik vermelden. Zij is aan het uitbedingen: de Heere voorwaarden aan het stellen, ondanks ontvangen genade. En aan het vooruitlopen op wat de Heere op Zijn tijd zal doen.
Lichamelijk is Dina niet al te sterk. In haar jeugd heeft ze kinderverlamming gehad, waarvan de Heere haar op een wonderlijke wijze heeft genezen. Gedurende een verblijf in Utrecht (september 1747) krijgt ze hevige koortsaanvallen. De geraadpleegde arts, de hoogleraar Oosterdijk Schagt, laat haar ouders waarschuwen. Zelf ziet ze haar einde naderen: „Geen blijder boodschap dan dat ik heen zou gaan, want ik ben met God verzoend, ik stap met Jezus de eeuwigheid in. Dat blijkt echter niet Gods bedoeling te zijn. Ze krijgt de woorden: „Gij zult nog door vele beproevingen ingaan, uw werk is niet afgelopen.
Dat laatste wil ze soms vergeten, totdat zij door de Heere Zelf eraan herinnerd wordt. Dat is het geval in de ontmoeting en in de omgang met de jonge kandidaat Johannes Frelinghuysen, die haar ten huwelijk vraagt. Lange worstelingen volgen. Ze wil haar zoete vrijheid niet kwijt. Zij wil zonder banden de Heere zoeken en behagen. Is hier sprake van een vroomheid van de ongehuwde staat? In het gereformeerd protestantisme is dat zeldzaam geweest. Misschien is Geesje Pamans wel de grote uitzondering. In Dinas leven blijkt de wil des Heeren het laatste woord te hebben. Op 9 maart 1750 trouwen de in Raritan (New Jersey, USA) beroepen kandidaat Frelinghuysen en Dina in de Nieuwe Kerk te Amsterdam bij dominee Temmink.

Amerika
Een moeilijke reis is het geweest. Verschrikkelijke stormen dreigen het schip te vernietigen. De pompen kunnen het werk niet meer aan. Dina zit op een stoel, die aan de mast is vastgesjord, en zij bidt. Het schip maakt geen water meer als, zoals later blijkt, een zwaardvis zich in het open gat in de romp spietst en zo het lek dicht. De stoel waarin Dina heeft gezeten, wordt voortaan de Eben-Haëzerstoel genoemd en is door haar gedurende heel haar verdere leven gebruikt.
Het huwelijk van Dina en Johannes heeft niet lang geduurd. Na een ernstige ziekte overlijdt de jonge predikant in september 1754, op weg naar een kerkelijke bijeenkomst op Long Island. Dina en de kinderen Frederik (1753) en Eva (1754) blijven achter. Zij in aanvechtingen. Is haar roeping wel echt geweest?
Een oud-student van haar man, Jacob Rutsen Hardenbergh (1736-1790), afkomstig uit een zeer voorname familie, vraagt de weduwe ten huwelijk. De elf jaar oudere Dina weet niets anders te antwoorden dan: „Kind, waar denk je aan? Toch gaat ze op een herhaald huwelijksaanzoek in. Een huwelijk met deze aanstaande predikant zal immers de weg kunnen zijn, waarin de Heere Zijn vroegere belofte dat Hij „werk voor haar heeft vervult.
Hardenbergh, die later twee eredoctoraten zal ontvangen, is de man die strijdt voor een eigen Amerikaanse opleiding van de Nederduits Gereformeerde Kerk, die in New Brunswick wordt gevestigd. Ook in de Amerikaanse vrijheidsoorlog (1775-1783) speelt deze vriend van president George Washington een rol, samen met zijn vrouw Dina, inmiddels moeder van zijn negen kinderen.

Vooruitzicht
Van Dina van den Bergh is uit die jaren niet meer bekend dan dat de gemeenteleden in Raritan Juffrouw Hardenbergh op handen dragen en dat zij meestal op de zondagmiddag met de overblijvende kerkgangers de s morgens door haar man gehouden preek bespreekt. Na de dood van haar echtgenoot neemt Dina haar intrek bij haar zoon Jacob Rutsen in New Brunswick. Van daar uit correspondeert ze met haar kinderen. Uit de enkele brieven die bewaard zijn gebleven, blijkt hoe bezorgd zij is over het tijdelijk maar bovenal het geestelijk welzijn van haar kinderen. Ook heeft zij in deze jaren schriftelijke contacten met de leidende figuren van de kerk en de predikantsopleiding, waarbij zij niet schroomt die als een moeder in Israël te vermanen en te bemoedigen.
In een laatste brief uit 1803 aan haar dochter Rachel getuigt zij van de hoop die in haar is. „Wat een zoete voorsmaakjes van de hemel en de heerlijkheid heb ik mogen hebben en dan een gelovig vooruitzicht van een rust die overblijft, waar zonde en alle moeite en verdriet een einde zal hebben en eeuwige blijdschap in de genieting van God voor eeuwig zal worden geschonken.
Op 26 maart 1807 sterft Dina Hardenbergh-Van den Bergh, 81 jaar oud. Haar grafsteen staat nog steeds op het kerkhof van de First Reformed Church van New Brunswick.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 juli 2002

Terdege | 87 Pagina's

Dina van den Bergh

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 juli 2002

Terdege | 87 Pagina's