Organist-componist Cor Vos: „Ik speel nu weinig orgelliteratuur meer, maar het liefst psalmbewerkingen
Gedrevenheid is componist Cor Vos uit Zeist niet vreemd: „Doe toch rustig aan, zegt mijn vrouw soms. Maar als het erin zit, dan moet het er ook uit. Naar aanleiding van Vos zeventigste verjaardag verscheen onlangs een bundel met twaalf koraalvoorspelen, die alle eerder verschenen in Terdege.
Cor Vos zag in 1932 het levenslicht in Besoyen, een plaatsje in Brabant dat inmiddels is opgegaan in Waalwijk. Twee jaar later verhuisde hij met zijn ouders naar Zeist. Hier doorliep hij de lagere school en vervolgens ging hij naar de mulo. „Vanaf mijn veertiende werkte ik enkele jaren als jongste bediende in Utrecht en daarna kwam ik op kantoor bij Van Wees & Weiss, een toen vermaard textielconcern in mijn woonplaats. Ik heb hier gewerkt tot de firma eind jaren zeventig failliet ging.
Bij Vos thuis stond vroeger een harmonium, waar zn moeder regelmatig op speelde. Cor zelf kreeg rond zn twaalfde belangstelling voor muziek. „Mijn vier jaar oudere broer heeft me het notenschrift bijgebracht, wat hem trouwens de grootste moeite kostte. Daarna ging ik op les bij Anton van Ooik, in die tijd de bekendste organist van Zeist. Uiteindelijk heb ik het diploma Kerkelijk Orgelspel A van de Nederlandse Organisten Vereniging behaald.
Op zijn vijftiende had Cor al flinke vorderingen gemaakt. Zijn vader vond daarom dat er een nieuw instrument nodig was. „Autos waren er nog weinig, dus per bus en te voet ondernamen we de toen omslachtige reis naar Amersfoort, naar orgelhandel Van den Burg. Daar zagen we een pedalion, een harmonium met twee klavieren en pedaal. Mijn vader vond het prachtig. Hij zei: Het wordt dat orgel, of anders niets. Van den Burg had het eigenlijk voor zijn zoon gebouwd, maar ging toen toch maar overstag.
Het instrument heeft het knagen des tijds prima doorstaan; nog altijd staat het bij Vos in de woonkamer.
Tweeling
Zijn eerste dienst begeleidde Vos op zijn zestiende in de hervormde gemeente van Huis ter Heide, een plaatsje vlak bij Zeist. In 1956 kreeg hij een benoeming als organist in de Zuiderkerk. Later was hij organist van de Bergwegkerk en de Rehobothkerk, die eveneens in Zeist stonden. „In 1973 heb ik om persoonlijke redenen voor het organistschap bedankt. Sindsdien ben ik nog wel regelmatig gastorganist geweest.
Het organistschap stelde Vos soms voor lastige situaties. „Ooit moest ik bijvoorbeeld een doopdienst begeleiden, in een kerk waar ik vanaf de orgelbank geen zicht had op het liturgisch centrum. Per abuis was me niet gezegd hoeveel kinderen er gedoopt zouden worden. Ik besloot daarom maar goed te luisteren naar het aantal echtparen dat de doopvragen beantwoordde. Het waren er twee. Dus nadat de dominee twee keer de doopformule had uitgesproken, die hij twee keer met amen besloot, zette ik Psalm 134 vers 3 in. Tot mijn schrik werd er meteen op het belletje gedrukt, en toen ik stopte, werd er een derde kind gedoopt. Wat bleek achteraf? Het ene echtpaar had een tweeling gekregen.
Kerstzangavonden
Vos heeft weinig op met mensen die het kerkelijk orgelspel op een oppervlakkige manier bekritiseren. „Vaak geven ze er blijk van zelf onkundig te zijn. Ook heb ik me erg gestoord aan de kritiek op het orgelspel van Bas de Vroome tijdens de uitvaartdienst van prins Claus. Ik had de critici zelf wel eens willen horen als ze zon tweeduizend mensen van uiteenlopend pluimage moesten begeleiden bij het zingen van een volstrekt onbekende melodie.
Anderzijds vindt Vos dat het kerkelijk orgelspel in onze gezindte vaak veel te wensen overlaat. „De organist zit er om de gemeente te begeleiden, maar soms lijkt het omgekeerde het geval. Al te vaak hoor je zoetgevooisde klanken of frivole deuntjes in gavotte-stijl, zowel voor als tijdens de dienst. Of de organist vervalt tot een bulderend voorspel en denkt dan dat hij de gemeente daarmee sticht. Ik word er in ieder geval niet door gesticht, integendeel! Bij veelvuldig tremulantgebruik denk ik wel eens: Is dit nog kerkmuziek?
Ook over de kerkelijke ontwikkelingen maakt de musicus zich zorgen. „Geen doordeweekse samenkomst of er moet tegenwoordig wel koorzang bij zijn. En al die kerstzangavonden... Een predikant zei ooit: Je kunt wel Ere zij God zingen, maar doe dat dan in juli, anders is het alleen maar sfeer. In mijn jeugdjaren waarschuwde men in Daniël, het landelijk jeugdblad van de Gereformeerde Gemeenten, nog tegen het bezoeken van de Mattheüs Passion. Tegenwoordig wordt deze muziek in dat blad besproken.
Jan Zwart
Vos gaf van zijn achttiende tot zijn vijfenzestigste orgelles. Eerst alleen aan buurtkinderen, later aan steeds meer mensen uit Zeist en omgeving. Zijn eerste concert gaf hij op zijn twintigste in de Oude Kerk in Zeist. „In de jaren erna is er nog een aantal gevolgd, overigens niet al te veel. Aan mijn concerten stelde ik ook enkele voorwaarden: ik wilde geen applaus en ook niet dat er een toegangsprijs werd gevraagd. Een kerk mag niet tot een huis van koophandel worden gemaakt.
Mijn laatste concert gaf ik in 1992 in Canada. Zonder dat ik het wist, was dat precies veertig jaar na het eerste concert. Ik ontdekte dat pas achteraf, toen ik de programmas met elkaar vergeleek. Het was nog even de bedoeling dat ik afgelopen zomer een concert zou geven, maar daar heb ik om gezondheidsredenen van afgezien.
Tijdens zijn concerten speelde Vos grote componisten zoals Bach en Buxtehude, maar soms ook werken die makkelijker in het gehoor liggen, bijvoorbeeld die van Jan Zwart en Feike Asma. „De Zwart-school ligt me niet in alle opzichten, maar je moet je soms wat aanpassen aan je publiek.
Volgens de Zeister organist-componist zijn er in onze gezindte te veel mensen die zichzelf als topartiest beschouwen. „Ze zetten zichzelf met een advertentie in het RD om zo bekendheid te krijgen en geven soms al na vijf jaar hun eerste jubileumconcert. De echt grote organisten, daar hoor je bij ons niet zoveel over. Dan denk ik aan mensen als Piet Kee, Johann Th. Lemckert, Bram Beekman en Charles J. de Wolff.
Bute
In 1953, een maand na de watersnood, ging Cor Vos in militaire dienst. Hij werd gelegerd in het plaatsje Eefde, vlakbij Zutphen. In die periode leerde hij zijn aanstaande vrouw kennen. Ze gaven elkaar op 6 januari 1955 het ja-woord en zijn dus inmiddels bijna 48 jaar getrouwd. Hun huwelijk werd bekroond met drie dochters.
Na zijn trouwdag begon Vos met componeren. Tijdens een bezoek aan zijn schoonouders maakte hij kennis met Cornelis J. Bute, de blinde organist van de Zutphense Walburgkerk, die toen al bejaard was. „Eind jaren vijftig had ik juist mijn eerste grotere werk klaar: Triptiek over Psalm 135. Ik speelde het Bute voor en hij vond het mooi. Dat was natuurlijk een grote stimulans om door te gaan. Later heeft hij me nog heel wat wijze lessen gegeven.
In 1962 verscheen de bewerking van Psalm 135 in druk. Als blijk van waardering droeg hij de compositie op aan Bute. Diens bedankbrief heeft Vos nog altijd in zijn bezit.
Later volgden diverse andere uitgaven, bij verschillende muziekuitgevers. Vanaf 1990 verschenen er ook met enige regelmaat composities van zijn hand in Terdege, vertelt Vos: „Ik had de redactie een paar psalmbewerkingen toegestuurd, om te zien of ze er belangstelling voor hadden. Dat bleek inderdaad zo te zijn. In 1999 heb ik een aantal van deze bewerkingen op cd gezet in de Grote Kerk van Elburg.
Voorjaar 2002 besloot uitgeverij Willemsen ter gelegenheid van Vos zeventigste verjaardag twaalf Terdege-composities te publiceren. Het is een prima verzorgde uitgave geworden. Op de voorzijde prijkt een foto van de Zutphense Walburgkerk, een gebouw waaraan Vos goede herinneringen heeft.
Carillon
Ook al bestaan er tegenwoordig handige computerprogrammas, Vos schrijft zijn werken nog op ambachtelijke wijze, met pen en papier. „Hoe een compositie ontstaat? Dat is lastig te zeggen. Het gaat iedere keer anders. Ik hoor veel muziek in mijn hoofd en dat probeer ik dan op een goede manier op papier te krijgen. Doe toch rustig aan, zegt mijn vrouw soms. Maar als het erin zit, dan moet het er ook uit. Soms ben ik zo klaar, soms ben ik er een hele tijd mee bezig. s Winters werk ik er meer aan dan s zomers.
Een van Vos opvallendste composities was niet bestemd voor orgel, maar voor carillon. „Ik heb hem geschreven naar aanleiding van een prijsvraag van de muziekschool van Barneveld. Na inzending hoorde ik dat dit werk zeker in de prijzen gevallen zou zijn, maar dat de prijsvraag alleen bestemd was voor leerlingen van de muziekschool. Uiteindelijk heb ik uit handen van de burgemeester van Barneveld een certificaat van waardering gekregen, en mocht ik horen hoe mijn compositie op het carillon van de Oude Barneveldse Kerk werd gespeeld.
Psalm 17
Wat is Vos diepste motief bij het maken van zijn psalmbewerkingen? Dat blijkt een lastig punt. „Ik was al bang dat die vraag zou komen. Helaas kan ik niet zeggen dat ik altijd werk tot eer van God, want een mens zoekt zo vaak zichzelf. Ik schrijf muziek omdat ik het mooi vind om te doen. En ik hoop me zo toch dienstbaar te maken aan organist en eredienst.
Inmiddels ben ik zeventig jaar. Als je aan het begin staat, denk je dat je een lange periode voor je hebt. Nu zeg ik: Waar is de tijd gebleven? Vroeger heb ik wat mn best gedaan om die moeilijke orgelwerken erin te krijgen, maar soms denk ik: Waar heb ik het allemaal voor gedaan? De grote levensvraag is of het wèl is met onze ziel. Ik speel nu weinig orgelliteratuur meer, maar het liefst psalmbewerkingen.
Even later loopt Cor Vos naar het pedalion in de hoek van de kamer. „Hier is het allemaal gebeurd, zegt hij, „het studeren, het lesgeven, het componeren. Hij gaat op de orgelbank zitten en slaat een van zijn composities op, een fugatisch voorspel over Psalm 17:3: Ik zet mijn treden in Uw spoor. Trefzeker zet hij wat registers open, waarna hij begint te spelen. Nog altijd heeft zijn pedalion een prima klank. De bewerking is rustig en evenwichtig, en wordt op ingetogen wijze ten gehore gebracht. Een waardig muzikaal besluit van het bezoek.
Twaalf koraalbewerkingen
T.g.v. de 70e verjaardag van Cor Vos verscheen bij Muziekuitgeverij J.C. Willemsen in Huizen de bundel Twaalf koraalbewerkingen. Hierin staan bewerkingen in notenschrift van de Psalmen 1, 22, 49, 52:7, 65:1, 66, 84, 93, 99 en 116, de Tien Geboden des Heeren en de Lofzang van Maria. De muziek heeft eerder in Terdege gestaan. Nr. 1129; € 7,95.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 2003
Terdege | 84 Pagina's