Bezoek van een gezin wilde zwijnen
„Als de zeug gromt, verstarren de biggen ter plekke"
Vanonder een vliegden bij een open plek in het bos zien redacteur en fotograaf een groep wilde zwijnen uit het groen tevoorschijn komen. De dieren maken diepe indruk. Als ze weer verdwenen zijn, licht boswacher Jan Heikens hun gedrag toe. Met hem kunt u ook zelf mee op wildexcursie.
Het deed me sterk denken aan het verstoppertje spelen van vroeger. „Wie niet weg is, wordt gezien. Ik ben volgens mij nog nooit zo goed weg geweest. Wat een plekje. Aan de rand van een open plek in het bos staat een vliegden. De onderste, afhangende takken zijn nog verdicht met losse takken, zodat er een tralievlechtwerk is ontstaan met een klein kijkgat.
Via de achterkant kan ik de hut binnenkomen. Het kost me de nodige schrammen, maar als ik eenmaal zit, heb ik een fantastische observatiepost. Ik overzie de hele open plek en ik ben van mijn eigen onzichtbaarheid overtuigd. Donkergroene kleren en laarzen aan en een pet op het hoofd. Wie zal mij hier zien? En ik zie alles.
Voorlopig is dat vooral de overkant van de open plek in het bos. Door hevige winden schudden de boomtoppen heen en weer. Wat een onrust in de natuur. Het zou gaan regenen, maar nog steeds is het droog. Hoe lang nog? Boven de boomtoppen de luchten, al even onrustig in kleur en beweging. Als ik me niet vergis, hoor ik in de verte gerommel van onweer. Zou mijn hut daartegen wel bestand zijn?
Een paar minuten later keert plotseling de rust weer terug. Het lawaai houdt op. De toppen komen tot stilstand en de lucht trekt open en wordt stukje bij beetje weer blauw. Dat valt je op, als je nergens anders heen kunt kijken.
Overlopers
Op weg naar deze plek kwamen we verschillende wissels tegen. Wel drie of vier. De min of meer vaste paden voor de wilde zwijnen in het bos. En als het goed is, moeten ze straks vlak langs mijn kijkgat komen. Maar waarvandaan? Het kan van links, het kan ook van rechts, en het kan zelfs van achteren. Die laatste gedachte vind ik niet de plezierigste. Zeker niet als het opnieuw donker wordt, de wind weer opsteekt en de geluiden om me heen weer zo hard aanzwellen, dat ik alle geluidscontrole over de omgeving kwijt ben. En als die varkens door de wind en de beginnende regen nu ook het spoor van hun wissel eens kwijtraken. En als ze dan van achteren komen. Wie garandeert me, dat ze langs mijn schuilplaats lopen en niet dwars erdoorheen? Ik kijk achterom. Veel dekking heb ik daar niet. En voor me is het vlechtwerk van de dennentakken. Ik voel me een gevangene in mn mooie schuilplaats.
Gelukkig wordt het weer wat lichter en rustiger. Ik heb nooit geweten, dat die afwisselingen in de natuur elkaar zo snel opvolgen. Maar ik ben er wel blij mee. Juist als ik begin te denken, dat de familie Zwijn waarschijnlijk op de koffie is bij oom en tante in een genabuurd bos, hoor ik wat links van me. Vaag zie ik zwarte vlekken in de bosrand. Die vlekken komen hoorbaar en zichtbaar dichterbij en nemen inderdaad de contouren aan van wilde zwijnen. Twee of drie? Het zijn er drie die uit de dekking voorzichtig te voorschijn komen. Alsof het verkenners zijn. Zwarte zwijnen, maar nog niet groot. Het zijn de jongen van vorig jaar, overlopers worden ze genoemd. Even gauw als ze kwamen, verdwijnen ze weer in de dekking. Maar ik heb ze gezien! Drie stuks op een afstand van een meter of vijf. En ik heb het gevoeld ook in mn bloed. Blijkbaar was de spanning toch zo onverwacht, dat ik het knopje van mn camera-in-de-aanslag niet eens heb ingedrukt. Ik heb dus geen bewijs van het bezoek. En ik verwijt het mezelf niet eens, want dat schouwspel zo vlak voor mn netvliezen was bepaald niet alledaags.
Argwanend
Dan hoor ik opeens gegrom en geknor vlakbij. Weer aan de linkerkant. Daar gaat de adrenaline weer. De ineengedoken houding die ik nu al zo lang heb ingenomen, zou me onder normale omstandigheden al lang kramp op allerlei plekken hebben bezorgd. Nu heb ik het niet eens in de gaten. Daar zijn ze weer, de drie zwarte verkenners. Blijkbaar hebben ze het sein veilig aan de achterhoede afgegeven, want daar komt ook het gegrom uit de struiken te voorschijn, een grote zeug met een stuk of vijf, zes biggen. Ik kan ze zo gauw niet allemaal tellen. En wat een kleintjes zijn erbij. Die zien nog geen gevaar en vinden het heerlijk even op het zand te lopen en te wroeten. Maar moeder is er niet gerust op. Ze gromt herhaaldelijk en steekt haar kop in de lucht. Is het de wind die haar onrustig maakt? Of ruikt ze toch dat er op enkele meters afstand iemand met het klamme zweet in zn handen en op zn rug zit? Ze kan me niet zien, maar ruiken is ook zien bij die beesten.
Het speelkwartier voor de biggen duurt niet lang. Ik hoor het wel aan de zeug, die wil de dekking van het bos weer in. En ja hoor, een groot en diep gegrom wordt gehoorzaamd door de biggen en de overlopers. Het kleinste biggetje is de laatste die de zandbak verlaat. Lichtbruin gestreept, je moet goed kijken om hem op het zand scherp te zien. Daar gaan ze, de bosrand in, en ze verdwijnen in het lichtgroene bos als zwarte vlekken. Die komen vanavond niet meer terug. Maar we hebben ze gezien, als het ware gesproken, en de bewijzen zijn geleverd, zij het niet door mij. Soms denk je dat wilde zwijnen niet zo wild meer zijn. Zo vlak bij een weg of een woonwijk. Zo vaak in de nabijheid van mensen. Maar deze wilde zwijnen waren echt. Echt natuur. Zo schuw, zo argwanend, zo veilig dicht bij hun dekking. Opwindend om ze van zo dichtbij te zien. Maar ik kan me ook goed voorstellen dat moeder zwijn knap gevaarlijk kan worden als zij een van haar kinderen bedreigd ziet worden. Dan heeft ze vader zwijn echt niet nodig om haar grommend ongenoegen om te zetten in een aanval.
Geen verkenners
Voorlichter Jan Heikens, boswachter van Staatsbosbeheer, kon ter plekke natuurlijk niet praten over wat we waarnamen (de beesten zouden je meteen horen), maar achteraf levert hij graag zijn commentaar.
„Wilde zwijnen leven in een rotte, een familieverband. Soms is die groep wel 40 varkens groot. De vader, de keiler of beer, bemoeit zich niet zo met het gezinsverband. Jonge keilers van een jaar of twee worden geacht voor zichzelf te zorgen en de rotte te verlaten. Als je drie van die zwarte varkens ziet komen, allemaal even groot, dan zijn dat waarschijnlijk nestgenoten. Dat zijn de jongen van vorig jaar. We noemen ze overlopers. Waarschijnlijk zijn er wel meer geweest, maar er worden er veel doodgereden, de stropers doen hun minne werk, ziekte wil ook nog wel eens een dodelijk slachtoffer maken en jaarlijks houdt de beheersjacht het aantal dieren op een verantwoord peil.
We spreken van een big bij een zwijntje van 0 tot 12 maanden. Een wild zwijn blijft in de rotte tot zn dood. Daarom kunnen die families zo groot worden.
De zwijnen die we het eerst uit het bos zagen komen, kun je geen verkenners noemen. Elk zwijn zal eerst de luchtjes en de geluiden verkennen voordat hij uit de dekking komt. Je ziet ze komen, met de kop in de wind, zodat de wind in de snuit blaast. Die overlopers lieten zich als eersten zien omdat ze best zin hadden om te gaan wroeten naar wormen, meikevers, larven enzovoort. En ze komen sneller vooruit dan moeder zwijn met haar kinderen.
Als de varkens grommen, is dat zeker niet vanwege een beetje wind en regen. Hoe ruiger, hoe mooier...
De boom in
„Gekscherend wordt wel eens gezegd dat de biggetjes hun pyjama nog aan hebben. Zo lijkt het ook. Ze hebben een prachtige schutkleur, die met vier maanden verdwijnt. De biggen zijn niet allemaal even groot. Ze krijgen ook niet allemaal even veel melk van de zeug. De zeug kan ook niet meer biggen hebben dat ze tepels heeft en wie dagelijks zn plekje achteraan heeft, krijgt zeker niet de meeste voeding. Die biggen zijn wel heel gehoorzaam. Als de zeug gromt, verstarren ze ter plekke. Je kunt ze dan gewoon oppakken, als je wilt.
Als de zeug onvoldoende voeding heeft voor een big, kan ze haar eigen big zomaar opeten. Kannibalisme noemen we dat. Zo verdwijnen de zwakke biggen uit de rotte.
De zwijnen die we zagen, zijn geen pepermuntvarkens, die altijd gevoerd worden en gewend zijn aan mensen. Het is echt wild. De zeug kan best een luchtje van jullie hebben opgevangen met die draaiende winden. En mensengeur is voor een zwijn verschrikkelijk. Het is in de grond der zaak een oerdier en daar moet je respect voor hebben. Zeker als er biggetjes zijn.
Ze kunnen echt gevaarlijk zijn, maar dat wordt wel eens wat overdreven om mensen op een afstand te houden. Een collega echter reed onlangs met zn fiets onverwacht in op een zeug met biggen. Hij had geen andere keus dan een boom in te klimmen en te wachten tot mevrouw eindelijk vertrok met haar kroost.
Afgeschoten
„In een bepaald gebied kun je een bepaalde hoeveelheid wilde zwijnen hebben. Er moet een zeker evenwicht zijn met het andere wild en er moet voldoende voedsel zijn. Op een gegeven moment mobiliseren we al onze collegas in de drie aaneengesloten gebieden, samen goed voor 10.000 hectare. Op verschillende plaatsen gaan we tegelijk een telling houden van de zwijnen. Uiteindelijk mogen er 300 overblijven. Dat bepaalt hoeveel er gericht afgeschoten mogen worden. Daar komt een specifieke toewijzing voor. Er zijn strenge beheersregels aan de jacht gesteld. Zo mogen keilers van twee tot vijf jaar in elk geval niet geschoten worden. Wanneer we in Nederland van natuur en wild willen blijven genieten, zullen we dat toch moeten regelen. Het wilde zwijn heeft nu eenmaal geen natuurlijke vijanden. Vorige week probeerde een vos een jonge big te pakken, maar het lukte hem niet. Hij droop af, met de staart tussen zn poten.
Wildexcursies
Mensen die stil kunnen zijn, niet al te opzichtige kleren aan hebben en flesjes en potjes met luchtjes en geurtjes dichtlaten, kunnen deelnemen aan wildexcursies. Jan Heikens heeft er twee: Alleen voor vroege vogels (met gegarandeerd wild in zicht) en Speuren naar Sporen. Informatie via VVV, Stationsstraat 72, 7311 MH Apeldoorn, tel. 0900-1681636; www.vvvapeldoorn.nl.
Vergeet uw verrekijker niet!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 juli 2003
Terdege | 84 Pagina's