Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een breuklijn in de schepping

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een breuklijn in de schepping

Dr. J. Hoek„Het onderscheid tussen homofilie en homoseksualiteit blijft een hulpconstructie, een noodoplossing"

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij participeerde in een synodale commissie en in een groep van hervormd gereformeerden die zich bezonnen op homoseksualiteit. In de publicaties die eruit voortkwamen, stond dr. J. Hoek met zijn visie alleen. Tegelijk bepleit hij een veel grotere aandacht voor homofielen in de gemeente. „We zullen met twee woorden moeten spreken.

Het aantal theologen binnen de gereformeerde gezindte dat zich heeft verdiept in homofilie, is op een hand te tellen. Onder hen neemt dr. J. Hoek, directeur van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond, een prominente plaats in. Voor meerdere publicaties over het onderwerp leverde hij een bijdrage. In kerkelijk verband via het rapport Verwarring en herkenning, opgesteld door een hervormde synodale commissie die zich boog over homoseksualiteit. Een uitermate bont gezelschap.
„Om recht te doen aan de breedte van de Nederlandse Hervormde Kerk moest ook een bonder in die commissie participeren. Daarvoor heeft men mij benaderd. Ik heb erin toegestemd vanuit mijn visie op hervormd zijn. Als je meent dat je in die Hervormde Kerk predikant kunt zijn, moet je ook bereid zijn in zon commissie zitting te nemen. Eenvoudig was het niet. Het ging er soms zeer fel toe. Hoe durf je dit standpunt nog te verdedigen, hiermee beschadig je andere mensen. Uiteindelijk is na veel geworstel besloten om niet te proberen de standpunten naar elkaar toe te praten, maar ze naast elkaar neer te zetten, als een staalkaart van opvattingen.

Homoseksualiteit en kerk
Een voor Hoek heel wat bevredigender uitgave was het boek Homofilie en de christelijke gemeente, verschenen in de serie Praktisch en pastoraal van uitgeverij Groen. Daarvoor schreef hij het hoofdstuk over de bijbels-theologische vragen rond homoseksualiteit. Zoals hij dat ook deed voor het boekje Homoseksualiteit en Kerk – Om de voortgang van het gesprek, geschreven door scribenten uit de breedte van de Gereformeerde Bond.
Het was niet toevallig dat keer op keer de Veendaalse predikant werd aangezocht. Met zijn vrouw, de arts Alie Hoek-van Kooten, hield hij tal van lezingen over medisch-ethische zaken. Dat resulteerde onder meer in een boekje over huwelijk en gezin. Van daaruit kwamen allerlei vragen over seksualiteit op het echtpaar af. „Ook homoseksualiteit kwam aan de orde. Zodra je daar dan iets over schrijft, krijg je meer persoonlijk reacties, in de vorm van telefoontjes en brieven.
In Groenekan, zijn eerste gemeente, was de hervormd-gereformeerde predikant al met de problematiek rond homoseksualiteit geconfronteerd. „Ik had daar te maken met twee homofielen, kerkelijk zeer meelevend, die elke zondag samen op de galerij zaten. Ze hadden geen officiële relatie, maar trokken veel samen op. Daar kwamen ze openlijk voor uit, met de kanttekening dat het geen relatie in seksuele zin was.

Angst
In Veenendaal, zijn tweede gemeente, had dr. Hoek in het gemeentepastoraat nauwelijks met homofilie te maken. „Als ik ermee geconfronteerd werd, was het in een sfeer van anonimiteit. Een brief in de bus, een telefoontje van iemand die zijn naam niet bekend wilde maken. Meest mensen die zeiden: Ik durf hiermee niet naar mijn eigen predikant te gaan, daarom bel ik u. Achter die telefoontjes en brieven ging zonder uitzondering een geweldig stuk nood schuil. De worsteling met de homoseksuele gevoelens, de angst dat de geaardheid openbaar zou komen.

Gezien de omvang van uw wijkgemeente in Veenendaal moet ook daar een aantal homofielen hebben gezeten.
„Dat is zo, maar ik ben ze in het pastoraat niet tegengekomen. Dat laat zien hoe hoog de drempel is om ermee voor de dag te komen. Er is geen reden om aan te nemen dat homofilie in de gereformeerde gezindte minder voorkomt dan daarbuiten. Volgens deskundigen heeft een op de twintig mensen een homofiele geaardheid. Zelfs als het percentage lager ligt, moet je er van uitgaan dat elke gemeente meerdere, soms zelfs tientallen homofielen telt.

Waarom wordt dat niet openlijk erkend, al was het maar in de ambtelijke voorbede?
„Dan kan ik bij mezelf beginnen. Ik heb meerdere keren over het onderwerp geschreven en als gemeentepredikant de nood van homofielen regelmatig in het gebed benoemd, heel concreet, maar achteraf zeg ik: nog te weinig. Als predikanten zouden we meer moeten nadenken over onze voorbeden. De zieken en de rouwdragenden vergeten we geen enkele zondag, maar er zijn mensen met andere noden die er ook behoefte aan hebben dat ze genoemd worden. In een leerdienst of tijdens een gemeenteavond kan het onderwerp breder aan de orde komen. Als dat meer gebeurde, kon de schroom van homofiele gemeenteleden om naar de pastorie te gaan, wel eens afnemen.

Is dat wellicht juist de reden om homofilie dood te zwijgen? Als ze naar de pastorie komen, zit het probleem ineens levensgroot in de studeerkamer.
„Ik zou het zeer kwalijk vinden wanneer dat de achterliggende reden van het gebrek aan aandacht voor homofielen is. Als predikant, herder van een kudde, weet je dat een aantal gemeenteleden worstelt met een homofiele geaardheid. Dan hoort het bij je verantwoordelijkheid om je daarop te oriënteren, door er wat over te lezen of er eens met collegas over te praten.
Je kunt de zaak niet afdoen met de opmerking dat je geen ethicus bent. Als mensen met pastorale nood bij je aankloppen, zul je leiding moeten geven. In de eerste plaats door te luisteren. Wanneer je als predikant gelukkig getrouwd bent, komen je woorden snel goedkoop over als je tegen een homofiel of lesbisch gemeentelid zegt dat voor hem of haar geen andere weg openstaat dan die van de onthouding. Het is helemaal geen zwaktebod wanneer blijkt dat je het ongelooflijk moeilijk vindt om dat te zeggen.
Maakt het voor de bijbelse beoordeling iets uit of je homofilie als aangeboren geaardheid of als verworven gerichtheid ziet?
„Professor Douma spreekt over creatuurlijke ontaarding. Dat lijkt me een goede term. Er is sprake van een breuklijn in de schepping. Homofilie vloeit niet voort uit Genesis 1 maar uit Genesis 3. De geleerden spreken elkaar tegen als het gaat om de vraag of homofilie aangeboren of verworven is. Bijbels-ethisch gezien vind ik die vraag niet zo relevant. Als je homofilie als geaardheid ziet, wil dat nog niet zeggen dat die als normaal moet worden beschouwd. Ook voor de benadering in pastoraat en hulpverlening zie ik geen verschil. De Heere God is machtig zowel een geaardheid als een gerichtheid te veranderen, maar Hij doet dat niet altijd.

Het boekje Homoseksualiteit en Kerk maakte duidelijk dat ook in hervormd-gereformeerde kring zeer divers over homofilie wordt gedacht. Had u dat verwacht?
„Om eerlijk te zijn niet. Ik had verwacht dat we het in die gespreksgroep zouden hebben over de pastorale implicaties van het standpunt van Douma en Velema, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen het homofiel zijn en de homoseksuele praxis. Met alle aanvechtingen daaromheen.
Al heel gauw werd echter duidelijk dat we ook in die kring niet op één lijn zaten. Dat vond ik nog aangrijpender dan de verscheidenheid binnen de brede synodale commissie. Daar wist ik dat we in de visie op de Bijbel mijlenver van elkaar af stonden. Maar als je op basis van artikel 2 tot en met 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, over het gezag van de Heilige Schrift, met elkaar gaat praten, verwacht je niet dat je zo verschillend uitkomt. Het was voor mij een onthutsende ervaring. Ik meende in die synodale commissie namens de gehele hervormd-gereformeerde kring te hebben gesproken. Dat bleek niet het geval te zijn.

Hoe is dat mogelijk, bij mensen die aangaven dat ze in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en van harte staande in de gereformeerde traditie met dit vraagstuk bezig wilden zijn?
„Het heeft te maken met het verschil in visie op de verhouding van Woord en Geest. De ene opvatting is dat de Heilige Geest ons in de loop der eeuwen steeds meer zicht geeft op implicaties van het Woord, op de toepassing ervan in de eigentijdse situatie. De andere opvatting gaat ervan uit dat de Geest op een gegeven moment wissels kan passeren en bochten omslaan die in de Bijbel nog niet zijn aangekondigd.
Het eerste onderschrijf ik van harte. Vanuit de bijbelse lijnen mag je stippellijnen doortrekken. Maar die moeten dan wel in het verlengde van de bijbelse lijnen liggen. Je mag naar mijn overtuiging niet opvattingen die op gespannen voet staan met het bijbels getuigenis legitimeren met een beroep op de Heilige Geest, Die in de tijd nieuwe wegen zou schrijven. Als het gaat om het gezag van de Schrift, is dit een principieel punt. Daar scheiden de wegen. Dat is in de commissie dan ook het geval geweest. Ik kon niet zien dat in de voortgang van de openbaring van het Oude naar het Nieuwe Testament een ontwikkeling naar acceptatie van de homoseksuele relatie op gang komt.

De meeste bijbelteksten over homoseksualiteit staan in het kader van volledige seksuele verwording en homoprostitutie. Welke betekenis kent u daaraan toe?
„Laten we aan die constatering het volle pond geven. Dat mag in onze kring wel wat meer gebeuren. Ik heb er moeite mee als de homoseksuele relatie van twee mensen, die deze relatie willen beleven in liefde en trouw, op één hoop wordt gegooid met de situatie in Sodom. De teksten over homoseksualiteit staan vrijwel allemaal in het kader van een heidens levenspatroon, waarin sprake is van prostitutie en promiscuïteit. Wat dat betreft kunnen homofielen met een vaste relatie zeggen: Dit gaat niet over ons.
Zelf heb ik me voor de ethische beoordeling van homoseksualiteit in eerste instantie altijd gericht op de grote lijn van het Schriftgetuigenis. Dan moet je beginnen bij de schepping: Genesis 1 en 2. Wat heeft de Heere God daar over zijn scheppingsbedoelen geopenbaard? Na Genesis 3 zie je heel veel verwording ontstaan, maar Christus grijpt terug op hoe het van den beginne is geweest. Dat wordt verder uitgewerkt in de apostolische vermaningen, waarbij de verhouding van man en vrouw op het hoge niveau van de verhouding tussen Christus en Zijn gemeente wordt gesteld.
De doorgaande lijn van het bijbels getuigenis leert dat het Gods bedoeling is dat man en vrouw in het huwelijksverbond met elkaar leven. Die hoofdlijn vanuit de schepping laat niet het alternatief van de homoseksuele relatie toe. De teksten die vervolgens expliciet over homoseksualiteit gaan, laten vooral zien hoe ver het kan gaan op dit terrein, zoals ook op andere terreinen, in de doorwerking van de zonde. Dat geldt overigens niet voor alle teksten. In Romeinen 1 uit Paulus niet alleen zijn heilige verontwaardiging over de toestanden in het Romeinse rijk, maar geeft hij ook aan dat de homoseksualiteit een ontaarding is vergeleken met de schepping. De levende God wordt ingewisseld voor afgoden en de natuurlijke weg van seksualiteit wordt ingewisseld voor een tegennatuurlijke weg. Hij wijst daarmee niet alleen de homoseksuele praktijk af, maar ook het principe.

Zelfs vrijzinnige theologen erkennen dat. Hoe verklaart u dat zich gereformeerd noemende theologen deze teksten iets anders willen laten zeggen?
„Bij sommigen zal dat voortkomen uit bewogenheid met homofiele medemensen die ze op hun pad tegenkomen. Ze erkennen dat een homoseksuele relatie tegen Gods bedoeling in gaat, maar in de gebrokenheid van het leven ontkom je volgens hen niet aan compromissen. Als noodmaatregel, om te voorkomen dat mensen de wanhoop nabij raken en misschien wel suïcide plegen. Die lijn was te zien in de bijdrage van ds. A. Kool aan het boekje Homoseksualiteit en kerk. Ik kan die pastorale benadering begrijpen, maar ik denk niet dat die verantwoord is. Ik denk ook niet dat je er de homofiele medemens wezenlijk mee helpt.
Nog gevaarlijker vind ik de lijn, die ook in de gereformeerde theologie opkomt, dat er sprake is van voortgaande openbaring. Dat de Heilige Geest ons nu verder leidt dan de gemeente van het Nieuwe Testament. Daarmee is de Schrift niet langer de enige norm, wat het einde van de klassieke gereformeerde theologie betekent.

U sluit in uw visie nauw aan bij prof. Douma, die een onderscheid heeft gemaakt tussen homofilie en homoseksualiteit. Hoe houdbaar is dat onderscheid, principieel en praktisch?
„Ik vind het een legitiem onderscheid. Je zegt daarmee dat een homofiele gelovige er met zijn geaardheid mag zijn. Het is niet zo dat hij of zij in zonde leeft, zolang die geaardheid niet verdwenen is. Mensen die oprecht geloven, kunnen nog steeds zo zijn. Daar moet je ruimte voor scheppen. Dat is voor Douma reden geweest om het genoemde onderscheid aan te brengen. Waarbij we wel moeten bedenken dat die constructie voortkomt uit ethische afwegingen. Het is geen bijbels gegeven, waarmee we de zaak bevredigend hebben opgelost. Het blijft een hulpconstructie, een noodoplossing.
Gelovige mensen die zelf homofiel zijn, beseffen dat het best. Omdat de Bijbel het richtsnoer voor hun leven is, ervaren ze van binnenuit dat ze geen seksuele relatie kunnen hebben, maar ze hebben wel te worstelen met hun gevoelens. Hoe ga je daar dan mee om? Daarin staan een homoseksuele en een heteroseksuele christen overigens voor een deel naast elkaar. Beide hebben in doen en denken te maken met de strijd tegen verworden seksualiteit.

Met dit verschil dat een christen-homofiel zegt: Ik mag niet eens verliefd worden?
„Daar ligt een geweldig dilemma. Elk mens heeft behoefte aan een diepe verbondenheid met de ander. Dat is een schepselmatig gegeven. Het is niet goed dat de mens alleen zij. Dat ook de homofiele mens de behoefte aan partnerschap gevoelt, is op zichzelf niet verkeerd. Je moet een duidelijk onderscheid maken tussen het schepselmatige en het zondige verlangen naar een relatie. Ik besef dat dat verschil in de praktijk niet gemakkelijk hanteerbaar is. Het geboeid zijn door de ander, de gestalte van de ander en de bekoring van de ander beleeft een homofiel op homoseksuele wijze. Je hebt het gevoel dat je op een smal koord balanceert. Toch vind ik het geen theoretisch onderscheid.
Als getrouwde man mag ik niet mijn gevoelens ten aanzien van een andere vrouw de vrije loop laten. Dat neemt niet weg dat ik een andere vrouw leuk kan vinden, zonder dat ik daarmee zondig. Het feit dat je als man een vrouw charmant kan vinden, en omgekeerd, geeft een bepaalde prikkel in het omgaan met elkaar als mensen. Het laat iets zien van de in de schepping gegeven tweezijdigheid van de mens. Als een homofiel dezelfde gevoelens heeft ten opzichte van een andere man, denk ik niet dat dat zondig is.
Deze benadering lijkt me iets realistischer dan het standpunt: Je mag het wel zijn, maar niet doen, punt uit. Seksualiteit is een component die het gehele leven bepaalt. Als de Heere God het bij een van Zijn kinderen zo leidt dat die moet leven met de doorn van de homoseksualiteit in het vlees, die niet wordt weggenomen, moet hij of zij toch ergens ruimte vinden om mens te kunnen zijn. Dat is mijn motivatie om op zoek te gaan naar het schepselmatige achter het zondige, al kan ik dat niet op formule brengen.

Onder meer in gereformeerd vrijgemaakte kring gaan stemmen op dat een homofiele relatie mogelijk moet zijn, zolang maar geen sprake is van daadwerkelijke seksuele gemeenschap.
„Die kant wil ik niet op. Je redeneert dan heel sterk vanuit de moraal die op de heteroseksualiteit is gericht. Daarin beschouwen we de verkeringstijd als een periode waarin je, op weg naar het huwelijk, steeds nader tot elkaar komt, ook lichamelijk, maar de coïtus dient te worden bewaard voor het huwelijk. Wil je dat naar analogie toepassen op een homofiele relatie, dan loop je vast, want daar ontbreekt het perspectief van het huwelijk. Ik sluit in mijn denken aan bij mensen als ds. J. Noordam en wijlen ds. J. Windig. Met name Windig heeft erop gewezen dat wij in onze cultuur vriendschap te veel koppelen aan seksualiteit. Het moet toch mogelijk zijn om een hechte vriendschap te ontwikkelen, zonder een seksuele relatie en alle uitingen die daarbij horen.

Hoe beoordeelt u in dit licht lotgenotencontact van christen-homofielen?
„Ik sta daar op zichzelf positief tegenover, mits helderheid bestaat over de uitgangspunten. Dus niet zoals in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, waar men in het midden laat of een relatie aanvaardbaar is of niet. Dan heb je van meet af aan onhelderheid. Dat voorbeeld moet ons echter niet afschrikken. Homofiele gemeenteleden hebben vaak ongelooflijk te lijden onder eenzaamheid. Ze zouden een uitlaatklep moeten hebben in de vorm van een groep waar ze kunnen spreken met mensen die in dezelfde situatie verkeren. Onder goede pastorale begeleiding.

Waarom is daar in de gereformeerde gezindte nog nooit van gekomen?
„Voor het geheel van de gereformeerde gezindte kan ik dat niet beoordelen. Binnen de kring van de Gereformeerde Bond is er meer dan eens over gesproken is, maar je botst dan tegen de principiële verschillen in opvatting. Vanuit de gezamelijke pastorale verantwoordelijkheid die we op dit gebied hebben, zou ik ervoor willen pleiten om binnen de gereformeerde gezindte de handen ineen te slaan met allen die zich vinden in de opvatting dat de Bijbel een homoseksuele relatie afwijst.

Welke taak ziet u weggelegd voor de plaatselijke gemeente?
„Ik zou het prachtig vinden als er zon rijpheid was dat homofielen openlijk over hun geaardheid zouden kunnen spreken, en dat ze zich door hun mede-gemeenteleden gedragen zouden weten. Vanuit het besef dat wij allen in de gebrokenheid van het leven staan en dat wij allen, zij het op verschillende manieren, te maken hebben met de gevolgen en de doorwerking van de zondeval. Ik vrees dat de meeste gemeenten op dit punt nog een hele weg hebben te gaan.
Binnen mijn eigen kerk komt daar nog iets bij. De discussie rond het Samen-op-Wegproces spitst zich onder meer toe op de inzegening van alternatieve relaties. Principieel ben ik het van harte met de critici eens, maar pastoraal worden door de verwoording soms grote brokken gemaakt. Homofiele gemeenteleden die gewetensvol willen leven, bij het licht van de Heilige Schrift, voelen zich de zondaar bij uitstek. We zullen altijd met twee woorden moeten spreken. Wanneer we, volkomen terecht, de inzegening van het homohuwelijk afwijzen, moeten we tegelijk aangeven wat wij onze homofiele gemeenteleden wel hebben te bieden.

Volgende keer: Ouders van een lesbische dochter.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 juli 2003

Terdege | 84 Pagina's

Een breuklijn in de schepping

Bekijk de hele uitgave van woensdag 2 juli 2003

Terdege | 84 Pagina's