Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Honderd jaar Ot en Sien

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Honderd jaar Ot en Sien

8 minuten leestijd

De wereld van Ot en Sien, getekend door Cornelis Jetses, kwam honderd jaar geleden tot leven in een serie leesboekjes voor het onderwijs. Wie de originele tekeningen en tekst in het Nationaal Onderwijsmuseum bekijkt, ondergaat een stuk nostalgie. Toch was de serie Nog bij moeder voor die tijd juist vernieuwend door de gewone, alledaagse belevenissen van twee ondernemende kleuters. Het was toen een van de weinige leesboekjes waarin het kind als kind werd uitgebeeld.

Ot en Sien ontdekken spelenderwijs de besloten, veilige wereld, van eigen huis en tuin. Ze zien buiten slakken en spinnen; ze schuilen in een ton en horen de regen tikken; ze spelen met een wasrek op de bleek; ze scheppen zand; ze leren hinkelen en touwtje springen; ze knippen poppetjes uit oude kranten en maken brillen van bladstelen.
Vanuit eigen huis en straat begint de ontdekking van de wereld om hen heen. Er komt een man met een aap door de straat, een koopman met kersen vent langs de deur, ze lopen mee met het draaiorgel en komen bij de school van Trui, het zusje van Ot. De twee buurkinderen leven in een beschermde wereld, met Moe als centrale figuur op de achtergrond. Zij beschermt, troost en geeft raad.

Succes
De leesboekjes met de aansprekende illustraties werden op de scholen enthousiast ontvangen. Kinderen en onderwijzers lazen ze gretig en recensenten waren vol lof. De tekst werd bejubeld als „onovertroffen aangepast aan het kindergemoed. „Zo weinig lettergrepen per woord, zulke geringe wederwaardigheden en toch ontstaan uit bijna niets authentieke spanning en ontroering. Een vrijwel even belangrijke rol voor het succes speelden de aansprekende tekeningen en aquarellen van illustrator Cornelis Jetses, die naadloos bij de tekst aansloten.
Tientallen jaren lang werd het lesmateriaal door de scholen afgenomen. Grootouders en kleinkinderen leerden lezen uit dezelfde boekjes, die tot ver na de Tweede Wereldoorlog in het onderwijs werden gebruikt.
De leesboekjes werden vooral op openbare scholen gebruikt; het bijzonder onderwijs hield meestal vast aan eigen publicaties. Toch werd in confessionele kring de waarde van de leesboekjes ingezien. Ouders kregen het advies de boekjes aan te schaffen wanneer ze hun kinderen tijdens de donkere wintermaanden nuttig en aangenaam wilden bezighouden.
De bedenker van de leesboekjes was Hinricus Scheepstra, leraar Nederlands en pedagogiek aan de Rijkskweekschool in Groningen. Hij vond dat veel schoolboekjes voor kinderen saai en weinig aantrekkelijk waren en dat ze vervangen moesten worden door betere, die meer op het gewone, alledaagse leven waren afgestemd.
Die mening werd gedeeld door de in die tijd bekende pedagoog Jan Ligthart, hoofd van een volksschool in Den Haag. Hij vond dat kinderen zich niet hoefden te vermoeien met het aanleren van allerlei nutteloze weetjes, maar was voorstander van een grotere persoonlijke vrijheid in het onderwijs, zodat de leerling een grotere zelfstandigheid en verantwoordelijkheid kon aanleren.

Eigen leefwereld
Beide mannen besloten samen dergelijke schoolboekjes te gaan schrijven voor het lager onderwijs. Zij vonden dat goed onderwijs moest beginnen met de leefwereld van het kind zelf en dat het zich daarna naar andere terreinen moest uitbreiden. Al snel bleek dat vooral Scheepstra op een aantrekkelijke manier voor kinderen kon schrijven. Het merendeel van de nog volgende uitgaven werd door hem geschreven, waarbij Ligthart in hoofdzaak als adviseur een rol speelde.
De leefwereld van het kind begint natuurlijk in het eigen huis. Vandaar de opzet van een nieuwe reeks Nog bij moeder, die in 1904/1905 bij Wolters in Groningen werd uitgegeven, met als hoofdfiguren Ot en Sien.
Met de nog vrij onbekende illustrator Cornelis Jetses zouden beide pedagogen voor een succesvolle serie zorgen. Jetses dochter Everdina, geboren in 1900, stond model voor Sien, het vriendinnetje en buurmeisje van Ot. Hij kon zich moeiteloos verplaatsen in de leefwereld van Ot en Sien omdat hij zelf in een eenvoudig arbeidershuisje in Groningen was opgegroeid.
Voor de vier deeltjes Nog bij moeder zou Jetses 234 illustraties maken. Hij liet weinig aan het toeval over en maakte vaak uitvoerige detailstudies, die ook te bewonderen zijn op de tentoonstelling in het Nationaal Onderwijsmuseum. Hij tekende Ot in kniebroek en buisje; Sien in een bont jurkje, met een schortje voor en een kam in het haar. De kinderen werden op alle mogelijke manieren uitgebeeld: springend in een plas, dansend bij een draaiorgel en omringd door nieuwsgierige volwassenen als ze verdwaald zijn.

Indische uitgave
Uitgeverij Wolters zag zoveel brood in de succesvolle leesseries van Ligthart en Scheepstra, dat besloten werd ze voor het Nederlandstalig onderwijs in Nederlands-Indië geschikt te maken. Het hoofd van een lagere school in Indië kreeg tot taak de verschillende uitgaven te verindischen. Ook Ot en Sien ondergingen een gedaantewisseling en de verhaaltjes speelden zich tegen een Indisch decor van weelderige plantengroei en koloniale landhuizen van planters en hoge ambtenaren.
Juist de vergelijking tussen de originele Hollandse versie en de Indische versie uit 1911 laat verrassende verschillen en overeenkomsten zien. Zo zijn poes en hobbelpaard dezelfde, maar verschillen kleding en huis duidelijk. De Hollandse Ot en Sien hebben het thuis niet rijk, in Indië behoren de kleuters duidelijk tot de betere stand. De kinderen spelen in lichte hansopjes bij een statig huis, in een zonovergoten tuin met tropische planten. Ma met haar boezelaar is veranderd in MaMa of Ma-maatje. Ze heeft haar verstelmand verruild voor een borduurwerkje en pa zit in een wit tropenpak onderuit gezakt in een rotan stoel op de veranda.
Het gezin wordt omringd door huishoudelijk personeel, terwijl de moeder in Holland zelf de was doet, het eten kookt en voor de kinderen zorgt. In Indië wordt Sien door een baboe gehaald als ze thuis moet komen en als de kinderen in de keuken komen, is kokkie juist naar de pasar.

Sfeer
De taak van de bewerker was omvangrijk, maar illustrator Jetses moest alle vier de deeltjes vrijwel opnieuw illustreren. De uitgever heeft zelfs nog overwogen om zijn befaamde tekenaar naar Nederlands-Indië te laten afreizen, maar heeft hier toch van afgezien. Wie de plaatjes van de Indische Ot en Sien bekijkt, zal zich verbazen dat Jetses een wereld heeft kunnen verbeelden die hij nooit met eigen ogen had gezien. Hij verdiepte zich in het Koloniaal Instituut in Amsterdam in de Indische sfeer, nam contact op met verlofgangers uit Indië en bezocht toneelverenigingen die Indische stukken opvoerden.
De aangepaste versie werd een groot succes in Nederlands-Indië, maar is in eigen land minder bekend geworden. Met de bezetting door Japan in 1942 en de chaotische periode die na de uitroeping van de Republiek Indonesia volgde, is jammer genoeg veel Nederlandstalig materiaal verloren gegaan.
Het Nederlandse populaire Boek van Ot en Sien werd ondertussen voortdurend herdrukt en was voor uitgever Wolters een belangrijke bron van inkomsten. Na dertig jaar waren de boekjes echter aan modernisering toe, wilden ze nog bij de tijd zijn. Aan illustrator Jetses werd begin jaren dertig gevraagd of hij de illustraties van de leesboekjes wilde moderniseren. Op de tentoonstelling zijn regelmatig de originele en gemoderniseerde tekeningen naast elkaar te zien. In de uitgave is Jetses erin geslaagd zijn tekeningen een totaal andere sfeer mee te geven. Ot draagt geen klompen meer maar schoenen, moeder draagt voortaan een jasschort over haar jurk en Sien draagt niet langer een wit schort. De kinderen slapen in een ledikantje in plaats van een bedstee. Ook het straatbeeld is drastisch gewijzigd. Paard en wagen zijn vervangen door een vrachtauto en op straat rijden fietsen en autos.

Arbeiderskinderen
Op de tentoonstelling hangen naast de geromantiseerde platen van Ot en Sien fotos van het dagelijks leven van arbeiderskinderen. Het contrast is duidelijk. Voor veel kinderen was het leven niet zo rooskleurig als in de boekjes van Ligthart, Scheepstra en Jetses wordt voorgesteld. Weliswaar moesten rond 1900 kinderen van zes tot twaalf jaar naar school en mochten kinderen tot 12 jaar niet werken, maar kinderarbeid kwam nog steeds veel voor.
Het lijkt in de leesserie of kinderen uit die tijd altijd onbekommerd kind konden zijn, maar Ligthart wist uit eigen ervaring beter. Veel van zijn kinderen van de openbare school in een volksbuurt in Den Haag moesten na schooltijd werk bij een baas verrichten, liepen boodschappen of moesten thuis uren meehelpen. Ondernemers hadden zo goedkope arbeidskrachten, terwijl ouders de aanvulling op het karige gezinsinkomen goed konden gebruiken. De controle op kinderarbeid was ook minimaal. Twee inspecteurs waren belast met de controle in het hele land.
In de gemoderniseerde versie van 1935 is er opnieuw sprake van een ideaalbeeld. Nergens zijn in tekst en tekening de toen heersende crisis en massale werkloosheid terug te vinden.
Daarbij is wel duidelijk dat de ouders van Ot en Trui het ook niet bepaald breed hadden en zich wel het een en ander moesten ontzeggen. Trui kreeg niet zomaar een kaatsbal wanneer ze dat wilde, maar Moe naaide er een van wat lapjes. Het kaatste niet geweldig, maar Trui had er wel een. Het maakte de pret er niet minder om: de kinderen accepteerden de situatie zonder morren.

Moeder
De moeder van Ot had alle tijd voor haar kroost, terwijl veel arbeidersvrouwen de tijd en energie ontbrak om zich veel bezig te houden met hun kinderen. Moe werkte wel in het huishouden, waar alles nog met de hand gebeurde, maar had blijkbaar geen betaald huiswerk of een dienstje. Arbeidersvrouwen uit volksbuurten waren vaak wel gedwongen wat bij te verdienen om in het bestaansminimum van het gezin te voorzien.
Ot had het met zijn moeder getroffen. Zij had alle tijd om met hem en buurmeisje Sien een spelletje te doen, een liedje te zingen, een verhaal te vertellen of het kaatsenballen voor te doen.

U kunt de tentoonstelling Honderd jaar Ot en Sien, met originele illustraties van Jetses, t/m de eerste week van mei zien in het Nationaal Onderwijsmuseum, Nieuwemarkt 1a, Rotterdam, tel. 010-4045425. Van dinsdag t/m zaterdag, tussen 10.00 en 17.00 uur.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 februari 2005

Terdege | 92 Pagina's

Honderd jaar Ot en Sien

Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 februari 2005

Terdege | 92 Pagina's