Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mijn kind op judo?!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mijn kind op judo?!

6 minuten leestijd

Judo telt wereldwijd miljoenen beoefenaars. Ook binnen de reformatorische gezindte neemt de belangstelling voor deze van oorsprong Japanse vechtsport toe. Judo wordt vaak geadviseerd bij kinderen met motorische, sociale of emotionele problemen. Wat zijn de ontstaansgeschiedenis en uitgangspunten van deze sport? En welke plaats kan judo innemen binnen de christelijke opvoeding?

Judo zoals we het nu kennen, is ontstaan aan het eind van de 19e eeuw. De eeuwenoude Japanse krijgskunst was tot dan toe sterk gericht op het vernietigen van de tegenstander, met of zonder wapens. Jigoro Kano (1860-1938), grondlegger van judo, ontwikkelde een systeem dat niet gebaseerd was op de vernietiging, maar het onder controle krijgen van de tegenstander. Hij maakte gebruik van de technieken uit het jiu-jitsu, maar liet de gevaarlijke technieken weg en ontwikkelde nieuwe. Hij noemde zijn nieuwe systeem judo. Het woord judo bestaat uit twee delen, JU (= meegeven) en DO (= weg), en betekent in het Japans zachte weg.
Judo is een tweekampspel. De bedoeling is je tegenstander door een worp op zn rug te gooien. Dit kan op verschillende manieren, met onder andere een heup-, arm-, been- of schouderworp. Om de beheersingsgraad van de verschillende technieken aan te geven, kent judo een systeem van gekleurde banden. Je begint met de witte band, gevolgd door geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart. Geoefende judokas kunnen na het behalen van hun zwarte band of 1e dan hun technieken nog verfijnen tot de 12e dan.

Lichaam en geest
Toen Jigoro Kano in 1877 judo creëerde, was zijn doel mensen gezonder te maken en hen een gevoel van welbehagen te bezorgen. In de folders van de diverse sportscholen kom je deze doelstellingen tegen. De lichamelijke en psychische ontwikkeling van kinderen zou door judo positief gestimuleerd worden:
- Motorisch: Judo doet een groot beroep op het concentratievermogen en de evenwichtsfunctie van kinderen. Alle aspecten van het bewegen komen in judo tot uiting: rennen, draaien, keren, vallen. Het is daardoor een uitermate geschikte sport voor kinderen met een motorische achterstand, maar ook voor kinderen die hun energie kwijt moeten.
- Sociaal: Judo is bij uitstek een sociale sport. Judokas zijn volledig op elkaar aangewezen en hebben elkaar nodig om de diverse technieken te oefenen en de vereiste vaardigheden aan te leren. Bovendien oefenen kinderen op judo in een veilige omgeving met belangrijke sociale vaardigheden als winnen en verliezen, slagen en falen, vallen en opstaan.
- Emotioneel: Judo vereist kalmte en zelfbeheersing en kan daarmee een therapeutische functie vervullen bij verschillende psychosomatische klachten. Agressieve, zenuwachtige en verlegen kinderen kunnen door judo meer greep krijgen op hun gevoelens. De judotechnieken bieden goede mogelijkheden om agressie onder controle te krijgen en meer zelfvertrouwen op te bouwen.
- Moreel: De judogewoontes zijn sterk doordrongen van het respect voor de ander en de zorg voor de ander, ook de kleinere of minder sterke. Hulpvaardigheid, correctie, discipline, beleefdheid en geweldloosheid zijn belangrijke morele kwaliteiten die ontwikkeld worden.

Harmonie
De opsomming van alle positieve effecten van judo kan nog zo uitgebreid zijn, het mag ons er niet van weerhouden ons in alle eerlijkheid af te vragen of oosterse vecht- en verdedigingssporten passen binnen een opvoeding naar christelijke normen. Om die vraag te kunnen beantwoorden, is het goed om onderscheid te maken tussen sporten die afgeleid zijn van heidense filosofieën en sporten waarbij die relatie niet aanwezig is. Binnen een aantal Japanse en Chinese vechtsporten, zoals Aikido en Kung Fu, wordt gebruik gemaakt van rituelen die oorspronkelijk bedoeld zijn om innerlijke bevrijding en transcendentie te bewerkstellingen en de geest in aanraking te brengen met Tao of Zen. Judo en jiu-jitsu zijn daarentegen niet bedoeld om de mens in aanraking te brengen met het goddelijke, maar in harmonie met zichzelf. Vanuit algemeen pedagogisch oogpunt is deze doelstelling te rechtvaardigen. Als christenopvoeder zal ons handelen echter tekortschieten als we kinderen alleen maar leren met zichzelf in het reine te komen. Kinderen dienen er eerst en vooral van doordrongen te worden dat de verbroken harmonie met onze Schepper hersteld moet en kan worden.

Middel of doel?
De vraag of judo een legitieme plek verdient in de christelijke opvoeding kan niet losgemaakt worden van de beoordeling van sport en spel in het algemeen. Het beoefenen van judo is niet wezenlijk anders dan bijvoorbeeld paardrijden, schaken of vioolspelen. Ook voor deze bezigheden geldt dat het ontspanningselement niet ondergeschikt mag raken aan competitie en rivaliteit. Scoren, uitblinken en de beste willen zijn mogen voor ons of onze kinderen nooit de belangrijkste drijfveren zijn. Gaven als sportiviteit, creativiteit of muzikaliteit ontaarden dan in afgoderij en houden ons zo af van „de enige ware God, Die Zich in Zijn Woord geopenbaard heeft (H.C. antw. 95). Met inachtneming van deze bijbelse norm kan judo voor een aantal kinderen een prima middel zijn bij het overwinnen van problemen en het ontwikkelen van een stabiele persoonlijkheid.


Karel voelt zich heel gewichtig in judopak
Justus en Dorien maken zich zorgen om hun jongste zoon. In tegenstelling tot de andere kinderen in hun gezin raakt de 7-jarige Karel snel van streek en ziet hij op tegen onbekende situaties. Karel heeft een jaar extra in groep 2 gezeten en heeft nu in groep 3 weinig echte vriendjes. Bij het buitenspelen staat hij vaak aan de kant. De juf van Karel is tevreden over zijn leerprestaties, maar geeft aan dat Karel veel bevestiging nodig heeft.
Als Dorien de zorgen rond Karel met de schoolarts bespreekt, adviseert deze Karel op een judoclub te doen. De ouders hebben aanvankelijk hun bedenkingen tegen dit advies, maar besluiten informatie in te winnen bij de plaatselijke sportschool. Justus en Dorien hebben een gesprek met de judoleraar, waarin ze aftasten of deze sport past binnen de opvoeding die zij voorstaan. Om de sfeer op de club te proeven, worden ze uitgenodigd om met hun zoon een proefles bij te wonen. Karel is meteen erg enthousiast en voelt zich heel gewichtig als hij een paar weken later in zijn eigen judopak als een echte judoka aan zijn eerste lessen begint. Karel is aanvankelijk nog erg afwachtend op de mat, maar hij ontwikkelt gaandeweg wat meer zelfvertrouwen en initiatief. Bovendien beleeft hij veel plezier aan zijn wekelijkse judo-uurtje op donderdagavond. Tijdens de laatste contactavond in groep 3 geeft de juf aan dat Karel in de klas minder snel in paniek raakt en regelmatig meespeelt op het plein.

De auteur is orthopedagoog/GZ-psycholoog en werkt parttime bij de afdeling Hulpverlening van Driestar educatief.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 juli 2005

Terdege | 85 Pagina's

Mijn kind op judo?!

Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 juli 2005

Terdege | 85 Pagina's