Tweelingen in genade en ambt
Ds. P. Blok: „De HEERE is wonderlijk en doet nog wonderen"
Ze groeiden op in een onkerkelijk gezin, maar werden door God gegrepen. Eerst Marien Blok, toen de elf jaar jongere Piet. Beiden werden predikant in de Gereformeerde Gemeenten. Marien is allang overleden, zijn broer is hoogbejaard. Nog altijd denkt de emeritus-predikant met heimwee terug aan de broederband. „Marinus had een heilig charisma.
„Thuis draaide alles om muziek. Marien had na zijn trouwen zijn muziekinstrumenten bij ons achtergelaten. Er was wat met hem gebeurd, hij ging in t zwart lopen. De laatste keer haalde hij zijn trompet tevoorschijn, kwam na vijf minuten snikkend thuis, gooide zn instrument in de kast en zei: Moeder, het kán niet meer! De muziektent staat er nog steeds in ons geboortedorp Middelharnis. Toen Marinus het niet langer meer kon uithouden met zijn trompet, begrepen zijn makkers er niets van. Meespelen!, commandeerden ze. Maar hij liep weg. Een ander wist wat er aan mijn broer veranderd was: Hij leest tegenwoordig ouwe schrievers. Marien wist niet eens wat dat waren. Ze lagen thuis op zolder, weet je. Oude Bijbels en prekenboeken van godzalige oudvaders, die moeder geërfd had. Er werd nooit naar gekeken. Tot God in zijn leven kwam. Toen kroop Marien door de bladzijden heen. Later schreef hij vaak brieven naar huis. Die zeiden ons toen weinig. Als moeder vertelde dat er weer een brief gekomen was, zei ik: Hetzelfde zeker weer, hè? Dat we bekeerd moeten worden.
Ik kan natuurlijk niet het levensverhaal van Marien vertellen. Wie daarover meer wil weten, moet het boek van W.B. Kranendonk lezen. Daarin is zijn leven getekend, zijn bekering, zijn roeping. Dat is in geen hoek geschied. In mijn boek Uit de opperzaal deel 2 heb ik ook veel over ons gezin en over mijn broer geschreven. Ik kan nu alleen maar wat aanstippen uit de persoonlijke omgang die wij hadden. Broers naar het vlees, maar ook in de genade en in het ambtelijke leven. God is een wonderlijk God. Ja toch? Hij heeft omgezien naar hen die nooit naar Hém hebben omgezien.
Werkzaamheden
Het ouderlijk gezin Blok leefde niet bij de waarheid. „Maar is het een wijdverbreide misvatting dat ik een zus zou zijn van de filmactrice Hetty Blok. Moeder groeide op in een gereformeerde omgeving, maar was ongedoopt. Ze bezocht af en toe de kerk. Vader was hervormd gedoopt, maar had met de kerkgang gebroken. Van lieverlee ging moeder ook niet meer. Zo groeiden we op, zonder God.
Toch bleef moeder ons erop wijzen dat we bekeerd moesten worden. Wonderlijk was ook dat er mensen waren die werkzaamheden hadden met ons gezin, dat uit dertien kinderen bestond. Reeds voor moeders geboorte waren geoefende kinderen van God erbij bepaald dat er uit ons geslacht geboren zouden worden die de Heere zou toebrengen en een plaats in Zijn kerk zou geven.
Afgezonderd
„Mijn broer werd in 1909 geboren. Hij was op een na de oudste, ik de middelste. Toen ik twaalf was, is hij getrouwd. In die tijd kwam ik niet in de kerk. Nooit. Maar al leeft een mens buiten het Woord, hij leeft niet buiten de openbaring van Gods alwetendheid. Dezen, de wet niet hebbende, zijn zichzelven een wet, zoals Romeinen 2 vers 14 zegt. Ik heb altijd een rem in mijn leven gehad. De Heere bewaarde me voor uitbrekende zonden. Als het over de zonden ging, was ik innerlijk overtuigd: dat kan niet. Als God grenzen trok, zonder dat ik in die tijd met Zijn Woord leefde. Niet meedoen met de wereld, afgezonderd.
Ook al leefde men toen buitenkerkelijk, het was toch een heel ander leven dan tegenwoordig. In mijn kinderjaren was er de klassenstrijd; die kweekte een antigodsdienstig gevoel. Toch had ik al heel jong indrukken van dood en eeuwigheid. Vanaf mijn derde jaar. Later kwamen ze in mijn gedachten terug. k Heb ook altijd de dood bij me gehad. Zelfs al liep ik maar naar school.
Kindergepiep
„De contacten met Marinus zijn heel sterk geworden nadat de Heere in zijn leven was gekomen. Wij correspondeerden veel met elkaar. Toen de Heere ook naar mij omzag, kreeg ik veel onderwijs uit die brieven. Hij heeft mij in die weg heel sterk begeleid. Op mijn 27e heeft hij mij gedoopt in de Gereformeerde Gemeente in Alblasserdam. Ik was toen lid van de bedrijfsstaf bij zuivelfabriek De Graafstroom in Bleskensgraaf.
Toen ik 26 jaar was, bezocht ik de gezelschappen. Daar was een oude, geoefende christin, die zei: Laat mij alleen maar luisteren, ik weet niet wat ik moet zeggen. Toen ik wat had mogen vertellen, zei ze: Als ik dat kindergepiep hoor, wordt het weer warm van binnen.
In 1955 werd ik toegelaten tot de theologiestudie in Rotterdam. De Heere had mij tot het ambt geroepen met de woorden Zo ga heen in Mijn wijngaard. In 1959 bevestigde Marien mij in Dirksland. Uit 56 beroepen was dit de gemeente die de Heere mij wees. Na 21 jaar werd ik aan Capelle aan den IJssel verbonden en zes jaar later aan Kootwijkerbroek.
Niet vijandig
„Ik denk terug aan de tijd dat ik kandidaat was en de Heere Dirksland op mijn hart had gebonden. We bezochten samen de Generale Synode in Utrecht. Tijdens de pauze wandelden we wat. Marien zei: Ik ga straks mijn laatste werk aan je doen. Ik heb je gedoopt, je hebt belijdenis bij mij gedaan en ik heb je getrouwd. En nu mag ik je binnenkort tot predikant bevestigen. Het is nu af. Ik wilde dat niet geloven. Ja jôh, als je bij je hart bent, wil je naar huis, zei ik.
Vijandig waren ze bij ons thuis niet. Toen Marien eens in Middelharnis moest preken, ging het hele gezin naar hem luisteren. Niet uit behoefte, je kent dat wel. Het was natuurlijk heel wat dat je broer op de preekstoel stond. De broers en zussen hadden zelfs een beetje achting voor hem, ze zagen toch wel tegen hem op. Ze lieten ons in onze waarde, toen wij beiden predikant waren.
Tegen nu mijn oudste broer zei ik eens: Ik moet in Nieuwe Tonge preken, ga je mee? Hij vroeg: Moet ik dan een donker pak aan? Nee, dat hoefde niet. Hij ging mee. Na afloop vroeg moeder aan hem: Was je niet jaloers op je broer? Er kwam een eerlijk antwoord: Nee moeder, maar ik was wel groos op hem.
Leesbare brief
„Toen ik in Dirksland stond, ging vader ook naar de kerk, op de fiets uit Middelharnis. Moeder is later tot bekering gekomen. Ze is gedoopt toen ze 76 jaar was. Dat was wel heel aangrijpend, zowel voor haar als voor mij. Dat begrijp je wel. Op het eind van haar leven was ze in geestelijk opzicht een leesbare brief.
Ik zou eens het Heilig Avondmaal bedienen in Middelharnis. In de voorbereidingsweek, op een zomerdag, dacht ik: k Ga eens bij moeder kijken. Ik zag haar op het tuinpad lopen. Mij zag ze niet. Ze liep viermaal hetzelfde stukje heen en weer. Moeder, wat bent u aan het doen? Ze zei: Ik heb van de hemel onderwijs gehad. Uit Hooglied 1 vers 14: Mijn duive, zijnde in de kloven der steenrotsen, in het verborgene ener steile plaats, toon Mij uw gedaante, doe Mij uw stem horen; want uw stem is zoet, en uw gedaante is liefelijk. Ik heb een goddelijk recht ontvangen voor het Avondmaal. En nu ben ik aan het oefenen, de afstand van huis naar de kerk. Dan weet ik dat ik het lopend halen kan. Dat is gebeurd.
Toen moeder stierf, was ik als zendingsdeputaat op visitatiereis in Nigeria. Ik kreeg er bericht van. Op haar sterfbed kreeg ze een heel dierbare ontsluiting van de Tweede Persoon: Ik heb u in Mijn beide handpalmen gegraveerd. Ze is ruim heengegaan.
De Heere deed wonderen en Hij doet ze vandaag de dag nog. Maar het is donker in de kerk. Waarom? Omdat er zo weinig zakelijke kennis van Christus is. De kerk moet met een geopenbaarde Middelaar de dood in, maar tegenwoordig blijven ze met de geopenbaarde Middelaar nog in leven. Toch werkt de Heere nog, ook onder de jeugd. Er is alleen veel meer beïnvloeding van buitenaf dan voorheen. Hier op Flakkee bijvoorbeeld was vroeger geen recreatie, of heel weinig. Dat is nu zo heel anders. Die recreatie heeft de mens niet dichter, maar wel verder van God afgebracht in uitwendige zin. Ondanks dat geldt het tot de jongste dag: Ik ben met ulieden. Ja toch?
Getuigenis
„Zo hebben mijn broer en ik mogen arbeiden in de wijngaard en werd het waar wat de Heere aan het voorgeslacht had beloofd. Daar is getuigenis van geweest. Bijvoorbeeld toen vaders moeder overleed. Op die begrafenis ontmoette ik oom Kobus. Ik had die man nooit eerder gezien. Hij was ouderling bij een groepje van oud-gereformeerde signatuur in Pernis. Hij kwam naast me zitten en we kregen een aangenaam gesprek.
Jaren later sprak ik voor het eerst als student op Tweede Paasdag in Poortugaal. Over de Emmaüsgangers, die ongelovigen en tragen van hart. Na afloop komt een man de consistoriekamer binnen. Hij kon vanwege een keeloperatie niet praten, maar haalde een leitje uit zijn zak en schreef daar heel persoonlijke vragen op. Ik herkende die man niet; de operatie had hem getekend en verzwakt. Een dag later kwam ik op de Binnenweg in Rotterdam de vrouw van oom Kobus tegen. Ik vroeg haar hoe het met hem ging. Gisteren is hij nog bij je in de kerk geweest! zei ze verwonderd.
Nog dezelfde avond nam ik de bus naar Pernis. Toen schreef hij op zn leitje dat hij al dertig jaar geleden werkzaamheden had met ons geslacht. De Heere had hem erbij bepaald dat zij alle tezamen tweelingen zullen voortbrengen. Hij kon het begrip tweelingen niet thuisbrengen. Maar toen jij sprak over Gij ongelovigen en tragen van hart, liet de Heere me zien wat Hij dertig jaar geleden beloofd had over het nageslacht, zei hij met tranen in zijn ogen. Marinus en ik, tweelingen in genade en ambt. En de oudste zoon van Marien dient als predikant de Gereformeerde Gemeente te Ermelo.
Heilig charisma
„Marien kreeg een beroep naar Rijssen toen hij in Rotterdam-Centrum stond. s Nachts was ik daarmee bezig: Heere, hij mag niet weg, ik kan hem niet missen. Toen kwam de Heere over en Hij sprak: Eén is uw Meester! Ik mocht hem laten gaan. De avond daarna zat ik bij hem in de auto. Ik vroeg of hij naar Rijssen moest. Hij ontweek mijn vraag, zei alleen: Hoe weet jij dat nou? Een week later nam hij het beroep aan. Dat was heel ingrijpend voor mij.
Het verschil in karakter tussen mn broer en mij? Hij was veel vriendelijker dan ik. En veel gunnender. Er is een les bij. Moet je eens luisteren, jongen. Moeder kwam eens bij broer Marinus op bezoek. Ik was toen nog niet zo lang predikant in Dirksland. We hadden heel veel contact met elkaar. Toen vroeg moeder aan hem: Hoe gaat het met dat jochie in Dirksland? Weet je wat hij zei? Luister. Dat jochie, moeder, heeft meer godzaligheid in zijn pink dan ik in mn hele lichaam! En weet je wat ik over mijn broer tegen moeder zei? Dit: Ik wou dat ik éénderde van zijn geest had! Zo zagen wij elkaar, de een de ander uitnemender achtende dan zichzelf. Marinus had een heilig charisma. Als er eens iets van de hemel in zijn hart was, blonk zijn aangezicht.
Ds. Marinus Blok (1909-1961) was predikant in Zeist (1945-1949), Rotterdam-Centrum (1949-1956) en Rijssen (1956-1961). Van zijn hand verschenen artikelen in De Saambinder, Daniël en Kerkbode Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam. Na zijn dood werden een prekenbundel en een meditatiebundel uitgegeven. Hij was lid van de commissie tot hulpverlening in bijzondere noden, curator-voorzitter van de Theologische School en deputaat emerituskas.
Ds. Pieter Blok (geb. 1920) diende de gemeenten Dirksland, Capelle aan den IJssel en Kootwijkerbroek. Was onder andere voorzitter zendingsdeputaatschap, curator-secretaris van de Theologische School, secretaris Cursus Godsdienstonderwijs, had zitting in de deputaatschappen Bijbelverspreiding, Jeugdzorg en Bijzondere noden, was voorzitter landelijke zendingscommissies, Gereformeerde Bijbelstichting, Scholenbond Flakkee en lid van de Generale Synode van 1962 tot 1999. Is auteur van meer dan 30 boeken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 mei 2006
Terdege | 92 Pagina's