Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doopsgezind in Nederland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doopsgezind in Nederland

Ds. A.A. Thimm: „Vrijzinnig kun je ons niet noemen, eerder bevindelijk"

10 minuten leestijd

De Nederlandse doopsgezinden hielden vast aan het vredesgetuigenis en de afwijzing van de eed. Verder bleef er weinig over van de menistische erfenis van stichter Menno Simonsz. Inmiddels lijkt een ommekeer gaande. „Onze voorganger prof. dr. Sjouke Voolstra heeft enorm gepleit voor het oude gedachtegoed.

De Frankestraat is te vinden in het oude centrum van Haarlem. Bijna in de schaduw van de Grote- of Sint Bavokerk. In dit hart van de stad klopt een ander hart: dat van de Doopsgezinde Gemeente. Achter de oude gevel op nummer 24 staat de doopsgezinde kerk.
Het gebouw wordt omringd door bijgebouwen: de administratie, de bibliotheek en de kosterij. Het complex beslaat een aanzienlijk deel van de beide straten. Het Mekka van de doopsgezinden? Dominee Herman S.J. Heijn lacht. „Hier is de menistenhemel, zegt men. Of dit hèt centrum van de kerk is? Amsterdam beweert hetzelfde. Wij houden het op Haarlem. Zijn collega ds. A.A. Thimm (72) knikt instemmend.
Ds. Heijn (50) is een van de circa tachtig predikanten van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit. In 1988 werd hij voorganger van een gecombineerde gemeente in Amersfoort, waarin remonstranten en vrijzinnigen participeerden. In 1994 verbond hij zich aan de Verenigde Protestantse Kerk in België, met als standplaats Antwerpen. Vijf jaar later volgde hij ds.Thimm op als predikant te Haarlem. Beiden zijn het eens met de intro op de website van de Doopsgezinde Gemeente: Een diversiteit van mensen, geloven en interpretaties. Maar wel met één ideaal: een dynamische kerk zijn, midden in de maatschappij. En met één gemeenschappelijke Inspirator: Jezus Christus, Die gestalte geeft aan het Woord van God.

Bewogen leven
Ds. Thimm is in 1961 als predikant begonnen in het Duitse Kaiserslautern. In 1968 werd hij docent aan de Doopsgezinde Bijbelschool in Zwitserland; van 1977 tot 1982 was hij predikant te Krommenie. De laatste zeventien jaar diende hij de Haarlemse gemeente, die nu circa achthonderd leden telt. Hoewel op dit ogenblik ongeveer zestig jongeren actief zijn in het jongerencentrum van de gemeente, gaat de vergrijzing deze stadsgemeente niet voorbij. Voor de Tweede Wereldoorlog telde die nog zon vijfduizend leden. Haarlem is de grootste gemeente van het kerkverband. Wereldwijd is bij de doopsgezinden overigens sprake van sterke groei. In Ethiopië nam de laatste 25 jaar het aantal leden toe van 35.000 tot 235.000. Er staan wereldwijd meer dan anderhalf miljoen doopsgezinden geregistreerd. Tweederde woont inmiddels in de derde wereldlanden.
Het leven van ds. Thimm kun je zeker niet onbewogen noemen. Zijn lichte accent doet een geboortestreek over de grenzen vermoeden. „Dat was Reimerswalde, een dorpje onder Danzig, tegenwoordig Pools gebied. Mijn vader was daar boer. Nu is er in dit dorpje nauwelijks meer een huis te vinden. Eigenlijk bestaat het niet meer. Ik behoor tot de laatste generatie doopsgezinden die in het gebied rond Danzig geboren is. De bevolking bestond in hoofdzaak uit boeren: luthersen, die kleine boerderijtjes hadden, en wij, bemiddelde landbouwers. Ik heb daar de eerste jaren van mn leven doorgebracht. Tot ik op elfjarige leeftijd moest vluchten. De Russen hadden Berlijn bereikt.
Het gebied waar ik woonde, kwam klem te zitten tussen Russen en Duitsers. De Duitsers staken bijna alle boerderijen in brand, om te voorkomen dat die in Russische handen zouden vallen. Met mijn moeder, ons gezin en de hele familie zijn we via de Oostzee naar Denemarken gevlucht. Vader was in het Duitse leger. Vanwege zijn anti-nazihouding mocht hij kiezen: de gevangenis in, of het leger. Hij koos het laatste. We weten niet eens wanneer hij overleden is. Gesneuveld? Door ziekte, ontbering of uitputting gestorven? Het zijn onbeantwoorde vragen.

Geen burgerrecht
Hoewel hij nog maar elf jaar was, staan sommige beelden uit de vluchtelingenperiode nog helder op zijn netvlies. „We zijn met enkele schepen gevlucht. Sommige werden beschoten en zonken. Ook het schip waarop ik zat, de Hercules, werd getorpedeerd en was na drie torpedoaanvallen zinkende. Toch bleven we gespaard. Van mei 1945 tot oktober 1948 zat ik achter hoog prikkeldraad. Elke dag mochten we een blikje laten vullen met soep. Meer was er niet. De winters waren koud en er was geen verwarming. We hadden geen dekens, die maakten we van oude kranten. Schoenen? Waren er niet. We maakten van boomstammen een soort klompen. Van verzorging was geen sprake, we moesten zien te overleven. Voor de moeder van mijn vader was dat niet weggelegd. Wij kwamen in Denemarken aan op 1 mei en vijf dagen later overleed zij. Na een half jaar stierf mijn broer. Alleen de sterksten bleven in leven.
Na de Tweede Wereldoorlog is niet één doopsgezinde naar Polen teruggekeerd, op een oude dame na. De enkeling die niet is gevlucht, trouwde met een Poolse en werd rooms-katholiek. De doopsgezinde gemeenschap is ter ziele. Poolse doopsgezinden hadden net als de joden geen burgerrecht en waren daardoor werkzaam in de handel of het boerenbedrijf. Bekende handelshuizen werden door doopsgezinden gedreven. Zij behielden ook hun eigen taal: het plat-duutsch. Reeds eerder waren de doopsgezinden mikpunt van vervolging. Bij de Russische revolutie van 1917 is veertig procent door communisten vermoord.

Begraafplaats
In het gebied rond Danzig, het tegenwoordige Gdansk, herinneren enkele resten aan het eens zo bloeiende doopsgezinde leven. Ds. Heijn: „Er zijn nog oude kerkjes, vermaningen zoals wij die noemen. Die zijn niet meer in doopsgezinde handen. Roomsen, Oud-katholieken en Pinkstergemeenten kerken daar nu. Ook zijn er mennonietenbegraafplaatsen. Het menistenkerkhof van Montauerweide bijvoorbeeld. Dat is geadopteerd door gymnasiasten uit Rujewo. Zij onderhouden deze begraafplaats.
Je ziet daar veel Hollandse namen, zoals Klaassen, Van Dijk, Jansen en Regier. De doopsgezinden hebben in Polen oude papieren: sinds 1540 was het gebied rond Danzig een toevluchtsoord voor Hollandse en Friese doopsgezinden, de tweede generatie na de gebeurtenissen in Münster met Jan van Leiden. Toen werden de mennonieten vervolgd, gemarteld en gedood. De Poolse roomsen zijn altijd tolerant geweest ten opzichte van het volk van Menno. In ruil voor een gastvrij en veilig verblijf hebben die de delta rond het gebied van de Weichsel drooggelegd en ontgonnen. Toen rond 1772 Frederik de Grote dit gebied innam, wilde hij die lange, sterke kerels graag in zijn leger hebben, maar de behoudende doopsgezinden zijn tegen elke vorm van het dragen van wapens. Wie geen dienst in het leger wilde nemen, vertrok naar Oekraïne.

Knotje
Op de vraag of het niet gebruiken van wapens nog steeds een van de kenmerken is van zijn geloofsgemeenschap, antwoordt ds. Heijn bevestigend. „Als kind mocht ik absoluut geen militair speelgoed hebben: geen geweertje, geen soldatenautootjes. Mijn vriendjes hadden ze volop. Ik herinner me dat ik kleine potjes verf kocht en mijn autootjes in militaire kleuren schilderde. Toen mijn ouders dat zagen, hebben ze daar niet moeilijk over gedaan.
Hoewel het vredesgetuigenis voor doopsgezinden heel belangrijk blijft, is het al of niet dragen van wapens in Europa vrijgesteld. Mijn salaris als predikant in Amersfoort was voor een deel afkomstig uit een fonds dat was nagelaten door een doopsgezinde generaal…
Met het niet willen afleggen van de eed is het anders gesteld. Dat doet een doopsgezinde niet, waar ook ter wereld. Zweert ganselijk niet, zegt Jezus. Wie zijn wij dat we Zijn gebod naast ons zouden neerleggen? We hebben ook lang tradities vastgehouden. In mijn jeugd waren bijna alle dames gekleed in rok en droegen ze het haar in een knotje. Dat zien we nog in sommige bijeenkomsten.

Eed
Ds. Thimm vindt het onbegrijpelijk dat men in bijbelgetrouwe, bevindelijke kringen geen probleem heeft met de eed. „De Heidelbergse Catechismus kan dan wel vinden dat de eed mag worden afgelegd als de overheid dat vordert, maar staat de overheid dan boven God? Ik zou de uiterste consequentie daarvan willen illustreren uit de kerkgeschiedenis. Tieleman Jansz. van Bracht verhaalt in zijn doopsgezinde martelarenboek over een doopsgezinde die achterna werd gezeten. Hij sloeg op de vlucht over het ijs, terwijl de gerechtsdienaar achter hem aan zat. De doper haalde de overkant, maar zijn belager zakte door het ijs en zou jammerlijk zijn verdronken, als die doper niet was teruggekomen en hem met gevaar voor eigen leven had gered.
Uit dank dat zijn leven was gered, wilde de wetsdienaar hem laten lopen. Wat gebeurde? Aan de overkant stond de burgemeester, die het hele schouwspel had gezien. Hij gelastte de man om de doper alsnog te arresteren. Toen de gerechtsdienaar dat wilde weigeren, zei de burgemeester dat hij met een eed had gezworen de overheid te gehoorzamen. Het gevolg was dat de doper alsnog ter dood werd gebracht.

Intense bijbelstudie
Doopsgezinden staan vandaag over het algemeen bekend als vrijzinnig tot zeer vrijzinnig. Ook wordt hen het etiket elitair opgeplakt. Ds. Heijn: „Je moet onderscheid maken tussen stads- en plattelandsdoopsgezinden. In Haarlem was onze gemeente in de achttiende eeuw regentesk. Die cultuur hebben wij nog steeds, zij het anders dan vroeger. Heel wat leden horen tot de bovenlaag van de bevolking.
Vrijzinnig? Wij vinden ons heel bijbels georiënteerd. In gemeenten van vrijzinnige of remonstrantse snit kan de prediking bestaan uit bijvoorbeeld een gedicht, of men vraagt aandacht voor een muziekstuk of een literair onderwerp. Ons uitgangspunt is de Bijbel. We zijn wel met de tijd meegegaan, maar dat is juist nu de discussie in de doopsgezinde wereld. Er is veel teloor gegaan. Onze voorganger prof. dr. Sjouke Voolstra heeft enorm gepleit voor het oude gedachtegoed.
Ds. Thimm heeft dezelfde mening: „Onze meest behoudende gemeente is Ouddorp. Daar stond men lang onder invloed van het conservatisme, belichaamd in één sterke man, de onlangs overleden broeder Bosland. Vrijzinnig kun je ons niet noemen, eerder bevindelijk. Via intense bijbelstudie en exegese zijn heel wat doperse gedachten weer tot leven gekomen, zowel op ons seminarie, dat sinds kort verbonden is aan de Vrije Universiteit, als in de gemeenten. Menno wees op de Bijbel, op het christocentrisch lezen van de Bijbel met consequenties voor het dagelijkse leven. Dat willen wij ook. Niets meer en niets minder.

Vader van de doopsgezinden
Menno Simonsz werd in januari 1496 in Witmarsum (Friesland) geboren. Hij begon zijn pastoraat als vicaris te Pingjum in 1524 en werd na zeven jaar in zijn geboorteplaats tot pastoor benoemd. Zijn leven kenmerkte zich door diepe ernst en zachtmoedigheid. Daarnaast was hij bijzonder ijverig. Hij legde een grote studiezin aan de dag. Door het lezen van de Bijbel kwam hij tot het inzicht dat de roomse leer niet de ware was. In 1536 kwam de ommekeer in zijn leven, toen hij besloot om zijn priesterambt neer te leggen. In die tijd roerden de zogenaamde Wederdopers zich. Deze beweging ging met zo veel uitwassen gepaard, dat Menno zich aangetrokken voelde tot de vredelievende dopersen. Na zijn huwelijk wijdde hij zich aan het doorgeven van zijn inzichten in de Heilige Schrift door het Fundamentboec te schrijven, zijn belangrijkste werk. Hierin gaf hij een overzicht van de geloofsleer, waarin hij sterk de noodzaak van een persoonlijke vroomheid en de waarachtige bekering benadrukte. Ook nam hij in dit boek stelling tegen de kinderdoop.
Door zijn optreden stelde hij zich bloot aan de gevaren van de inquisitie. Toch verbreidde hij het Woord, niet meer gebonden aan een plaatselijke gemeente, maar als rondreizend prediker. Hij trok door grote delen van Groningen en Friesland, bezocht Holland, preekte in veel plaatsen in Oost-Friesland en streek in 1554 neer in de omgeving van Lübeck, waar hij betrekkelijk veilig was. Hij wekte zijn volgelingen op tot gehoorzaamheid aan de overheden, maar wees een overheidsambt af, evenals het afleggen van de eed, het dragen van wapens en het dienstdoen in het leger. Hij bevorderde een leven dat in het teken staat van liefde en lijdzaamheid, in de verwachting van de spoedige wederkomst des Heeren. Op 31 januari 1561 kwam in Wüsterfelde bij Lübeck zijn levenseinde. Honderdtwintig jaar na zijn dood werden zijn verzamelde geschriften uitgegeven onder de titel Opera omnia

Dit boek vond ook onder gereformeerden in die tijd veel aftrek. Dr. H.W. Meihuizen noemt Menno in zijn in 1961 verschenen biografie een ijveraar voor het herstel van de nieuwtestamentische gemeente. De Doopsgezinde Broederschap, opgegaan in de Algemene Doopsgezinde Sociëteit, beschouwt hem als grondlegger van deze gemeenschap. (Voor meer informatie: zie www.vdgh.org.).

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 juni 2006

Terdege | 84 Pagina's

Doopsgezind in Nederland

Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 juni 2006

Terdege | 84 Pagina's