Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een ingeloste ereschuld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een ingeloste ereschuld

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een deel van haar kameraden overleefde de oorlog niet. Om de herinnering aan hun werk levend te houden, schreef Loek Caspers een gedocumenteerd boek over het verzet op de Utrechtse Heuvelrug. „Verzetswerk is een vak, maar we hadden er geen opleiding voor, we kregen geen psychologische test, we ontvingen geen salaris.

Met de dodenherdenking en bevrijdingsdag voor de deur maakt oud-verzetsvrouw Loek Caspers (83) weer overuren. Lezingen voor Wapenbroeders en de Petroleum Wives Club, interviews, kransleggingen. De grote opdracht waartoe de gepensioneerde anesthesioloog zich geroepen voelde, is in ieder geval vervuld. Na zes eerdere boeken gaf ze in een uitvoerig werk een totaalbeeld van het verzet op de Utrechtse Heuvelrug, waarin ze zelf een actieve rol vervulde.
„Er zit tien jaar research in. Dagen heb ik in het Nationaal Archief en op het NIOD gezeten. Ik had al eerder over het onderwerp geschreven, maar toen waren veel archieven nog dicht. Daardoor weet je bepaalde dingen niet zeker. Over gruweldaden van oorlogsmisdadigers mag je niet uit het strafdossier citeren, zolang ze nog in leven zijn.
In mijn geval betrof dat die vreselijke Naumann. Zijn hele dossier heb ik op het Nationaal Archief doorgelezen, maar ik kon er aanvankelijk niets mee. Tot ik via via in contact kwam met iemand bij het Duitse pensioenfonds, die ook Duitse oud-militairen uitbetaalde. Die berichtte dat Naumann dood was. Met een fotokopie van dat bericht ben ik naar het Nationaal Archief gegaan. Toen kon ik dat wat ik in het dossier had gevonden, wel publiceren. Volkomen knots, maar zo zijn de regels.

Wat deed het schrijven van dit boek met u?
„Ik zou het liever niet gedaan hebben. Het vergt erg veel van je, maar ik ben een van de weinigen die nog leeft en mn hersens nog een beetje op een rijtje heeft. Bovendien is research een vak apart. Door mijn wetenschappelijke opleiding heb ik geleerd hoe je bronnenonderzoek moet doen.

Intussen viel de ene na de andere verzetskameraad weg.
„Klopt, ik heb bijna wekelijks een begrafenis. Dat is heel vervelend. Ik ben secretaris van de Nationale Federatieve Raad van het Voormalig Verzet Nederland. Bij het 50-jarig bestaan in 1997 hadden we nog 1600 leden. Vorig jaar zeshonderd, inmiddels is het aantal gezakt tot vijfhonderd.

Waardoor kwam u destijds in het verzet terecht?
„Ik had zwart haar, donkere ogen en was nog maar achttien jaar. Daardoor kon ik met een joods kind reizen dat zogenaamd mijn kleine broertje of zusje was. Dat verzoek kreeg ik in 43 van een vriend van onze familie. Kun je een kind van A naar B brengen? Een ander kind moet van C naar D. Dan gaat het vanzelf van kwaad tot erger. De mensen waar je de kinderen hebt gebracht, moeten bonkaarten hebben. Later kwam er het vervoer van wapens bij. Eerst was ik betrokken bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Daarna bij de Knokploeg Veenendaal, die werd geleid door George van Spronsen. Ik werd ook wel eens uitgeleend aan andere groepen. Veel berichten gaf ik door aan Klaas van Houten van de inlichtingengroep Albrecht, die met zijn mede-directielid Keuning van uitgeverij Zomer en Keuning de post Max vormde. Die post was een belangrijke schakel in het geallieerde spionagenetwerk rond Arnhem.

Kwam u uit een sterk Oranjegezind gezin?
„Niet speciaal. We waren net als het gemiddelde gezin in die tijd. Op Koninginnedag stak je de vlag uit.

Uw vader was hoofd van de School met de Bijbel in Driebergen. Hoe stond hij tegenover nazi-Duitsland?
„Voor de Duitsers hier kwamen, wisten wij al wat we konden verwachten. In 1934 kregen we nieuwe buren, Duitse joden. Die mensen vertelden ons wat ze in Duitsland hadden meegemaakt en hielden ons op de hoogte van wat familieleden en vrienden er ondervonden. Na de dood van Hindenburg zei mijn vader tegen mijn moeder: Let op, nou gaat het mis in Duitsland. Dat heb ik altijd onthouden. De wandaden van Hitler waren inmiddels genoegzaam bekend, maar als je hem een schoft noemde, kreeg je een boete. Vanwege het beledigen van een bevriend staatshoofd.

Voelde uw vader zich betrokken op het joodse volk?
„Helemaal niet, over het joodse volk werd nooit gepraat. Die buren van ons waren de enige joden in heel Driebergen. In beginsel was mijn vader ook allerminst pro-Engels. De Boerenoorlog had veel kwaad bloed gezet. Mijn moeder mocht als klein meisje bloemen aanbieden aan Paul Kruger, die naar Nederland kwam. Ik heb nog altijd de sjerp die ze bij die gelegenheid droeg. We verslonden de boeken van L. Penning en waren zeer begaan met de arme Boeren in Zuid-Afrika. Engelsen kon je niet vertrouwen. De ommekeer in denken ontstond toen Hitler aan de macht kwam.

Zaten uw ouders ook in het verzet?
„We hadden vaak joden en andere onderduikers in huis en er waren regelmatig illegale vergaderingen. Dat sprak voor hen voor zich. Mijn grootvader in Zeist had vanaf oktober 42 een joodse vrouw in huis, terwijl hij pal naast de bekende jodenjager Drost woonde. Die heeft onvoorstelbaar veel joden opgespoord, maar de onderduiker van mijn grootvader hebben ze nooit gevonden. Er is twee keer huiszoeking gedaan, maar hij had een goede schuilplaats gemaakt. Dat kon in die oude huizen. Wij hadden thuis ook een schuilplaats, in een loze ruimte achter een zijwand op zolder. In zon betonnen appartement lukt dat niet. Toen ik hier kwam wonen, dacht ik: Als er oorlog komt, waar kan ik dan wegkruipen?

Wist uw vader van uw activiteiten?
„Wel dat ik iets deed, niet wat ik deed. Als je niks weet, kun je ook niks vertellen. Dat hadden wij al snel in de gaten. Het laatste jaar ben ik niet meer thuis geweest. Toen zwierf ik van adres naar adres.

U zat toen niet meer op school?
„Nee, daar had je geen tijd voor. Vanaf Dolle Dinsdag waren de scholen bovendien gesloten. Elke dag fietste ik mijn route. Volgens mijn persoonsbewijs heette ik Elsa Marijke Reiers, later Yvonne van Dam, en was ik kraamverpleegster. Dat gaf me een alibi.

Wat was de diepste motivatie voor uw verzet?
„Dat weet ik niet. Ik was razend dat de Duitsers ons land overlopen hadden, veel verder dacht ik niet. Zit je eenmaal in het verzet, dan kun je niet meer stoppen. Je laat je vrienden niet in de steek en mensen rekenen op je.

Meerdere verzetskameraden sneuvelden voor hun ideaal.
„Dat was verschrikkelijk. Vooral de represailles na de aanslag waarbij Rauter gewond raakte. Vijf jongens die toen gefusilleerd zijn, kende ik. Door een stommiteit kwamen ze om het leven. Veel dingen die verkeerd zijn gegaan, waren het gevolg van stommiteiten. Verzetswerk is een vak, maar we hadden er geen opleiding voor, we kregen geen psychologische test, we ontvingen geen salaris. Al doende leerde je. Dan doe je soms domme dingen.

Welke mensen binnen het verzet hebben de meeste indruk op u gemaakt?
„Dat kan ik niet zeggen. Je doet de dingen met elkaar. Het is net als met elk ander werk.

Na de oorlog werden wel verschillende soorten onderscheidingen uitgereikt?
„Houd erover op.

U hebt moeite met die onderscheidingen?
„Er zijn mensen die er prijs op stellen, en dat respecteer ik. Zelf vond ik dat werk niet meer dan mijn plicht, daar hoef ik geen onderscheiding voor te hebben. Ik ben geen padvinder die voor een medaille liep. Het lijkt me normaal dat je je tegen je vijand verzet. En ik had toevallig de mogelijkheid. Was mijn vader een werkeloze drommel geweest, dan had ik op mn twaalfde een dienstje gezocht en was ik nooit in het verzet beland.

U schrijft in uw boek heel summier over uw eigen rol.
„Vindt u? Ik sta er al meer dan genoeg in. Vergeleken met anderen heb ik een goed leven gehad. Ik ben niet doodgeschoten, ik heb niet in een kamp gezeten. Belangrijk zijn voor mij de mensen die zijn omgekomen. Het schrijven van dit boek was het inlossen van een soort ereschuld. De dingen staan nu zwart op wit. Daarmee neem je bij nabestaanden ook vragen weg. Neem de familie Van der Aa in Doorn, waar twee marconisten zaten. Die zijn ontdekt, mevrouw Van der Aa en haar dochter Jacky zijn in Ravensbrück omgekomen. Een kleinzoon zat nog altijd met de vraag: Door wie is mijn grootmoeder verraden? Was het de bakker, de postbode, de tuinman?
Ik wist dat de marconisten kort voor de inval het geluid van een vliegtuigje hadden gehoord. Via connecties kwam ik bij iemand die alles weet van zenders. Die wist te vertellen dat het destijds al mogelijk was om vanuit een vliegtuig een illegale zender te peilen. Bij de presentatie van mijn boek was deze expert aanwezig en ontmoette hij de kleinzoon van mevrouw Van der Aa. Voor de laatste was het verhaal nu eindelijk rond.

Hebt u door de oorlog een sterke betrokkenheid op het joodse volk gekregen?
„Nee, die heb ik nooit gehad en zal ik ook nooit krijgen. Ik heb nu veel Palestijnse vrienden. Het is een schandaal dat Israël zich nooit aan de resoluties van de Verenigde Naties houdt. Dat betekent niet dat ik spijt heb van mijn werk dat ik voor joden heb gedaan. Elk mens in nood verdient hulp en bescherming. Ik ben altijd heel onafhankelijk geweest in mijn opvattingen. Politiek ben ik een republikein. Dat past niet zo binnen een organisatie van oud-verzetsmensen, maar dergelijke verschillen moeten mogelijk zijn. Een republiek past voor mij meer bij een democratie dan een monarchie.

Hebben de verzetservaringen uw verdere leven gestempeld?
„Na de oorlog ging ik niet om met mensen die fout waren geweest en ik was nog steeds heel zwijgzaam. Dat was een tweede natuur geworden. Langzaam slijten die dingen. Wel merk ik dat mei voor mij nog steeds een emotionele maand is. Vooral 4 mei blijft een moeilijke dag. Het verlies van vrienden gaat je niet in de kouwe kleren zitten.
Meestal leg ik in Driebergen een krans, dit jaar voor het laatst. De vereniging van oud-verzetsmensen voor Zeist en omstreken wordt opgeheven. We hebben nog tien stemgerechtigde leden, daarvan zit de helft in een verpleeghuis. Daarmee kun je geen vereniging draaiend houden. De Nationale Federatieve Raad wordt uiterlijk 2010 opgeheven. Vorig jaar liepen met de Veteranendag in het defilé nog vijf mensen van het voormalige verzet mee. Ik was een van die vijf. De anderen kunnen niet meer zo ver in stevig tempo lopen. Zij reden mee in oude legerautos.

Heeft de oorlog uw levensovertuiging veranderd?
„Dat geloof ik niet. Over een aantal dingen dacht ik voor de oorlog al anders dan mijn ouders. Wel is mijn denken over rangen en standen veranderd. Na de oorlog heb ik nooit meer tegen een hotemetoot opgekeken. Het gaat mij erom wat mensen doen, niet wat hun banksaldo is. Ik was eens bij de onthulling van een monument, waar iemand me op de tweede rij had gezet. Een vriend die me zag, riep: Hé, je zit verkeerd, kom mee naar achteren. Daar zitten de échte verzetsmensen. Dat is de realiteit.

Hoe beoordeelt u de huidige samenleving?
„Ik mis solidariteit. In de oorlog deelde je je laatste boterham. Dat is er tegenwoordig niet meer bij. De grofheid, de onverschilligheid, het gebrek aan respect, daar heb ik heel veel moeite mee.

N.a.v. Vechten voor vrijheid - Oorlog en verzet op de Utrechtse Heuvelrug, door Loek Caspers; uitg. Verloren, Hilversum; 312 blz.; € 19,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 april 2008

Terdege | 100 Pagina's

Een ingeloste ereschuld

Bekijk de hele uitgave van woensdag 30 april 2008

Terdege | 100 Pagina's