Heimwee naar een onbekende moeder
„Dat paradoxale gevoel wordt met het ouder worden alleen maar sterker
Ruim 35.000 buitenlandse kinderen groeiden op bij Nederlandse adoptieouders. Een op de drie is inmiddels volwassen. Hoe verwerken ze het feit dat ze ooit zijn afgestaan en ervaren ze het krijgen van eigen kinderen? „Elke dag denk ik wel aan mn biologische moeder, maar ze kan nooit de rol van ma vervullen.
Zelden stond Albert de Bruin erbij stil dat hij, net als zijn twee zussen, door zijn ouders was geadopteerd. „Terwijl mijn vader en moeder altijd heel open waren over onze achtergrond. We waren een gezin als elk ander gezin. Bij het ouder worden groeide wel het verlangen zijn geboorteland te zien. „Daar liggen toch je wortels.
In de verkeringstijd besprak hij die wens met zijn vriendin Marije, samen besloten ze na hun trouwen de reis te maken. Naarmate het idee vastere vormen aannam, drong bij Albert de vraag naar zijn afkomst zich onweerstaanbaar op. „Leeft mn moeder nog, waarom heeft ze me afgestaan, in wat voor omstandigheden verkeert ze nu? Ik wilde niet in mijn geboortestreek rondlopen met het gevoel: Zou zij het misschien zijn, of zij...?
Ik kom uit een fijn gezin, maar de vraag Wie ben ik? werd steeds sterker. Er is heel veel onbekend. Mn ouders stonden er voor honderd procent achter dat ik mn moeder ging zoeken. Die bevestiging was voor mij heel belangrijk. Ik kan heel goed met mijn moeder overweg en wilde haar geen pijn doen.
Verdoofd
De inwoner van Apeldoorn realiseerde zich goed dat de zoektocht lang kon duren. Zijn adoptiepapieren vermelden niet meer dan een adres in het dorpje Cisalak. „De kans dat mn moeder daar nog woonde, was klein. Mn vader heeft een brief naar het kindertehuis geschreven, maar dat leverde niets op.
Een collega met een Indonesische vrouw was bereid zijn schoonfamilie te vragen op onderzoek uit te gaan. De eerste poging verliep teleurstellend. In het dorpje op West-Java bestond zelfs de straat niet meer. De speurtocht leek daarmee ten einde, tot de familie te horen kreeg dat er een tweede Cisalak is. Tussen Jakarta en Bogor. „s Avonds laat kwamen ze eraan. Het huis waar ik geboren ben, stond er nog. Aan de vrouw die de deur opende, vroegen ze of ze een zoon had gehad die niet meer bij haar woonde. Dat bevestigde ze. Die mensen zijn toen vertrokken, om haar de gelegenheid te geven hun bezoek te verwerken. De volgende morgen kwamen ze terug, en lieten een foto van mij als baby zien. Die vrouw zei meteen: Dat is mijn Augustinus.
Een paar dagen later vroeg mn collega of we een avondje op bezoek kwamen. We waren amper twee weken verder, dus ik kon me niet voorstellen dat er al iets bekend was. Dat bleek wel het geval. Hij zei: Ik heb belangrijk nieuws voor je, je moeder is gevonden. Ik was helemaal verdoofd. Pas de volgende dag begon het te landen.
Klik
Reikhalzend zag hij uit naar een foto van zijn moeder. „Omdat het zo lang duurde, stelde mn collega voor om bij hen thuis een keer naar haar te bellen. Zijn vrouw kon dan tolken. Toen ik de stem van mijn moeder hoorde, had ik meteen het gevoel: Dit is een heel lieve vrouw, echt mn moeder.
Marije zat erbij en keek ernaar. „Zijn moeder sprak Maleis, Albert Nederlands, maar toch begrepen ze elkaar. Het was een emotioneel moment.
Eind 2004 kwam eindelijk de beloofde foto. De vrouw op het amateuristische kiekje zag er slecht uit. „Weken lang zijn we down geweest. Ineens heb je nog veel meer vragen.
In maart 2005 reisden ze naar Indonesië af. De eerste ontmoeting met Alberts moeder had plaats in een hotel, om te voorkomen dat de hele familie erbij zat. „Ineens staat er een heel klein Indonesisch vrouwtje voor je. Je weet: Dit is mijn moeder. De eerste tien minuten hebben we niet anders gedaan dan aan elkaar voelen. Marije had met ma een fotoboek van mn levensloop gemaakt. Dat hebben we samen doorgekeken. De klik die er tijdens het eerste telefoongesprek was, had ik opnieuw.
Rustiger
Uiterlijk zag zijn moeder er onvergelijkbaar veel beter uit dan op de foto. „Ik ben geboren uit de relatie die ze had met een gehuwde man, die tijdens de zwangerschap is verongelukt. Ze is daarna getrouwd met een Chinese man. Die zei eerst dat hij me wilde accepteren als kind, maar twee dagen na mijn geboorte bracht hij me naar een kindertehuis.
Mijn moeder heeft bij hem twee dochtertjes gekregen, daarna zijn ze uit elkaar gegaan. Ze heeft mijn verdwijning nooit kunnen verwerken, altijd had ze migraine. Daarom zag ze er zo slecht uit. Na mijn telefoontje was ze voor het eerst zonder migraine. In de week dat we er waren, zag je haar met de dag meer eigenwaarde krijgen. Dit is mijn kind, mijn zoon. Mn halfzusjes wonen nog bij hun vader, een schatrijke zakenman, die mn moeder aan haar lot over laat.
Sinds hij zijn moeder heeft gevonden, realiseert de Apeldoorner zich dat hij alle jaren ervoor met een latente onrust heeft geleefd. „Ik ben rustiger en evenwichtiger geworden. Vroeger kon ik slecht met problemen omgaan, dat is voorbij.
Vreemd idee
De relatie met zijn ouders is niet veranderd. „Daar ben ik ook nooit bang voor geweest. Ze hebben ons heel veel meegegeven. Mijn Indonesische moeder verbindt me met mijn wortels, ik ben haar vlees en bloed. Elke dag denk ik wel aan haar, maar ze kan nooit de rol van ma vervullen. De verhouding met mijn ouders is eerder nog beter geworden. Ik besef nu hoe open ze altijd waren. Veel adoptiekinderen hebben andere ervaringen. Dat ontdekte ik toen we lid werden van de Adoptievereniging van de Gereformeerde Gezindte. Tussen veel volwassen adoptiekinderen en hun ouders bestaan spanningen, omdat die ouders nooit open over de adoptie zijn geweest. Soms zelfs de adoptiepapieren nooit hebben laten zien. Daar kan ik me niets bij voorstellen.
In 2006 ontving het jonge echtpaar het eerste kind, een zoon. Albert heeft niet de indruk dat hij die gebeurtenis anders heeft ervaren dan de doorsnee Nederlander die voor het eerst vader wordt. „Waarschijnlijk omdat ik mn moeder had gevonden en weet waarom ze me heeft afgestaan. Wel zei ik tegen Marije, toen Jorick vijf weken was: Ik maakte op die leeftijd al de reis naar Nederland. Dat blijft een vreemd idee.
Hecht gezin
Voor de in Libanon geboren Elisabeth Kraamer-Verschuure is de kans dat ze haar biologische moeder vindt uitgesloten. „Tijdens de burgeroorlog in de jaren zeventig zijn er veel kinderen geboren uit buitenechtelijke relaties. Binnen de Arabische maatschappij worden die niet getolereerd. Libanese moeders hebben hun kind in volledige anonimiteit gebaard en afgestaan voor adoptie. Als de biologische moeder nu opgespoord zou kunnen worden, zou zij moeten onderduiken. Er bestaat een kans dat zij door haar eigen familie wordt vermoord.
Haar oudere broer Wim was al eerder aangenomen door haar adoptieouders. Twee jaar na de komst van Elisabeth kregen die nog een eigen kind. De inwoonster van Kloetinge heeft nooit enig verschil geproefd. „Je wist dat ons jongste broertje van henzelf was, maar hij werd nooit voorgetrokken. Alleen de buitenwacht maakte soms onderscheid.
Na zijn geboorte vroeg iemand aan mn ouders: Wat gaan jullie nu met die andere kinderen doen? Toen Aart zijn eerste zoon kreeg, zei iemand tegen mn vader: Leuk dat je nu een stamhouder hebt. Hij begreep niet eens wat die man bedoelde en zei: Die heb ik al, Wim heeft ook een zoon. We zijn altijd een hecht gezin geweest. Ik had het niet beter kunnen treffen. Met mijn moeder heb ik een band die veel meiden met hun eigen moeder niet hebben.
Genetische erfenis
Toch blijft er van binnen iets schrijnen. „Dat heeft elk adoptiekind: heimwee naar iemand die je nooit hebt gekend. Dat paradoxale gevoel wordt met het ouder worden alleen maar sterker. Gelukkig heb ik een optimistisch karakter. Dat heeft volgens mij met mn afkomst te maken. Een Libanees spreekwoord zegt: Als je een Libanees in het water gooit, komt hij met een vis boven.
De opvoeding door je adoptieouders stempelt je doen en laten, maar je karakter is grotendeels genetisch bepaald. Die genetische erfenis laat zich niet uitwissen. Opvallend vind ik altijd wat je leest van Mozes, ook een adoptiekind. Als hij volwassen is, trekt hij eropuit om te zien hoe zijn broeders het maken. Dat wordt bij ons meteen vergeestelijkt, maar daar ben ik het niet helemaal mee eens. Hij had de genen van zijn Hebreeuwse ouders. Je kunt een kind wel uit een andere cultuur halen, maar daarmee haal je de cultuur nog niet uit het kind! Dat merkte ik heel sterk toen ik in 2004 voor het eerst in Libanon was. Ik voelde me direct thuis.
De Libanese vrouw die heeft bemiddeld in onze adoptie woont nu in Amsterdam. We noemen haar Aunty en hebben regelmatig contact met haar. Als ik met Aunty praat, hebben we maar weinig woorden nodig. We voelen elkaar direct aan. Hetzelfde had ik met een Libanees meisje met wie ik een poosje heb gemaild. Je herkent het directe, het levendige, het impulsieve. Ik moet me ertoe dwingen om eerst te denken en dan te doen, zoals bij de Nederlandse cultuur past.
Dubbel
In 1999 trad ze in het huwelijk met Jan Kraamer, twee jaar later kreeg ze een meisje. „Daar had ik mn hele leven naar verlangd. Een eigen kind, echt iets van jezelf. Voor het eerst voelde ik wat een bloedband is. Als mijn ouders tegen me zeggen dat ze van mij net zo veel houden als van mn jongste broer, dan menen ze dat. Dat weet ik, maar zelf voel je het soms anders aan. Niet door hun gedrag, maar door je eigen gevoelens.
Ik heb altijd veel over mn biologische moeder gefantaseerd. Toen ik wist dat ik zwanger was, dacht ik meteen: Kon ik haar dit maar vertellen. Dat houd je voor jezelf, omdat je denkt dat je je eigen moeder ermee kwetst. Dat wilde ik niet, het is écht mn moeder. Ik vond het mooi om haar te vernoemen, dat sprak voor mij voor zich. Je blijft in alles heel dubbel. Dat geeft de onrust in het leven van bijna elk adoptiekind, totdat je je biologische moeder vindt. Je mama. In mijn geval is dat uitgesloten.
Wrok tegenover haar eigen moeder heeft ze nooit gevoeld. „Sinds ik zelf kinderen heb, weet ik nog beter dat je een kind nooit zomaar weggeeft. Daar komt bij dat ik altijd heb beseft dat de Heere mijn leven heeft geleid. Psalm 27 heeft mij vaak bemoedigd: Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. Dan overheerst de dankbaarheid, maar toch blijft er verdriet om het verlies van mijn onbekende moeder.
Nuchter
Belangrijk is voor de huismoeder uit Kloetinge, parttime instructeur in de reboundvoorziening van het Calvijn College in Krabbendijke, dat de omgeving de gevoelens van adoptiekinderen honoreert en er tegelijk nuchter mee omgaat. „Mijn ouders hebben het heel goed gedaan, gewoon vanuit een gezond verstand.
Ik heb wel eens mn vragen bij al de cursussen die adoptieouders tegenwoordig moeten volgen. Het is goed dat je iets weet van de gevoelens bij adoptiekinderen en van problemen die je kunt verwachten, maar dat kan ook tot krampachtigheid leiden. Ik zie om me heen te vaak dat elk probleem vanuit de adoptie wordt verklaard. Dat is heel ongezond, zowel voor de adoptieouders als voor de kinderen.
Mijn advies is: Gedraag je als een gewoon gezin en behandel een adoptiekind als elk ander kind. Zeg ook nooit als er grote problemen komen: De adoptie is mislukt. Als een natuurlijk kind het foute pad op gaat, zeg je ook niet: De geboorte is mislukt. Geen enkele volwassene heeft recht op een kind, ieder kind heeft wel recht op een vader en moeder. Hoe de omstandigheden ook zijn.
Verantwoordelijkheid
Sinds de geboorte van Hilde is haar eigen innerlijke onrust niet verdwenen, wel sterk gedempt. „Het gevoel dat je zweeft, verdwijnt door een eigen kind. Je hebt weer wortels. De geboorte van Anne-Ruth was wat dat betreft minder emotioneel. Die heb ik denk ik niet anders ervaren dan een gemiddelde Nederlandse moeder. Ik vond het heel leuk dat ze op Jan leek.
Bij de eerste bevalling had ik een soort prestatiedrang, heel vreemd. Ik moét het goed doen, want mijn eigen moeder heeft het ook goed gedaan. Tegelijkertijd besefte ik heel goed hoe moeilijk mijn biologische moeder het gehad moet hebben tijdens de bevalling, omdat ze wist dat ze haar kind moest afstaan.
Nog meer dan vroeger voel ik naar haar toe een bepaalde verantwoordelijkheid. Door haar ben ik hier gekomen en in een fijn gezin opgegroeid. In Libanon leven de mensen altijd met onrust. Ik ervaar een dubbele plicht om mijn leven in te richten naar Gods wil. Niet alleen tegenover mijn ouders, maar ook tegenover mijn biologische moeder. Straks ontmoet ik haar voor Gods troon. Mijn gebed is dat we samen aan de goede kant mogen staan. Wat zou mooier zijn dan dat! Dat is toch het doel van ons leven: de Heere grootmaken en straks voor eeuwig bij Hem zijn.
„We wilden niet tobben over alles wat mogelijk op ons pad zou komen
De drie kinderen die ze adopteerden, hebben nu zelf kinderen. Voor Berend en Leida de Bruin is het grootouderschap een dagelijkse vreugde. Een derde oma, in Indonesië, maakt die alleen maar rijker. „Vanaf het moment dat ik Albert kreeg, voelde ik me echt moeder, maar ik heb altijd beseft dat er nog een moeder was.
Binnen een jaar na hun trouwdag is voor Berend en Leida de Bruin duidelijk dat ze nooit eigen kinderen zullen hebben. Van meet af aan staat het echtpaar open voor adoptie. Na wat speurwerk komen ze in contact met het Bureau Interlandelijke Adoptie (BIA), het huidige Wereldkinderen.
In de kerkelijke kring waaruit ze afkomstig zijn, de Gereformeerde Gemeenten in Nederland op de Veluwe, komt adoptie in die jaren vrijwel niet voor. „Met grote schroom hebben we het onze ouders verteld. Tot onze verrassing reageerden ze heel positief. Met hun steun zijn we verder gegaan. Buiten onze ouders en een broer en zus wist vrijwel niemand ervan. In die tijd was adoptie een taboe-onderwerp, waar je niet over praatte.
Na een jarenlange procedure komt in 1979 eindelijk het lang verwachte bericht. In de boekenkast staat nog altijd het fotootje van het Indiase meisje dat hen werd toegekend. „Met een paar maanden zou ze er zijn. In die periode is ze overleden. We zaten enorm in de put en vroegen ons af of dit geen teken van de Heere was dat we moesten stoppen. Te meer omdat we bij het BIA helemaal vastliepen. Dat we toch zijn doorgegaan, is te danken aan de moeder van Berend. Die adviseerde ons eens te gaan praten met een echtpaar in Elspeet, dat ook kinderen had geadopteerd. Dat gesprek gaf ons moed om door te gaan.
Foto-album
Ze melden zich aan bij Stichting Mulia, een organisatie die destijds bemiddelde in de adoptie van kinderen uit Indonesië. „Toen ging het ineens heel snel. Op 17 augustus 1979 is Albert geboren, op 27 augustus werden we gebeld dat er een zoontje voor ons was, op 22 september kwam hij op Schiphol aan.
Nog geen anderhalf jaar later haalt De Bruin met zijn broer de zeven weken oude tweeling Gera en Nelly in Djakarta op. Voor Mulia is het traject met de komst van een kind afgerond. „Nu wordt van adoptieouders verwacht dat ze hun bevindingen bijhouden en kun je advies vragen, destijds moest je jezelf zien te redden. Culturele kennis over Indonesië hebben we opgedaan door boeken uit de bibliotheek.
Achteraf ziet de Apeldoornse moeder ook positieve kanten aan het gebrek aan kennis. „Daardoor ging ik heel onbevangen met de kinderen om. Vanaf het begin hebben we ze de ruimte gegeven zichzelf te zijn. Ze hebben alle drie een foto-album, dat is helemaal kapot gebladerd. Op de eerste bladzijde staat het vliegtuig waarmee ze kwamen. Jullie zijn bij een bruine mama geboren, vertelde ik. Die kon niet voor jullie zorgen, daarom zijn jullie bij ons gekomen. We leerden ze ook voor hun moeder te bidden. Ze heeft je in liefde afgestaan, zei ik. Niet dat Mulia ons dat had verteld, het kán niet anders. Je geeft je kindje niet zomaar weg. Vanaf het eerste moment dat ik Albert, Gera en Nelly kreeg, voelde ik me echt moeder, maar ik heb altijd beseft dat er nog een moeder was. Daar kon ik heel gemakkelijk over praten, omdat ik onvoorwaardelijk van onze kinderen houd.
Uitvergroten
Overdag doen alle kinderen het prima, Albert is de eerste jaren s nachts onrustig. „Toen hij vertelde dat hij zijn moeder wilde zoeken, kwam die periode bij ons terug. De band tussen die twee is nooit doorgesneden. Zn moeder heeft al die jaren om Albert gebeden, Albert om zn moeder.
De problemen waarover het echtpaar op bijeenkomsten van de Adoptievereniging te horen krijgt, herkennen ze niet. „Op een gegeven moment gingen we er niet altijd meer naartoe. Niet om de kop in het zand te steken, maar we wilden niet tobben over alles wat mogelijk op ons pad zou komen. Als er eens iets met de kinderen was, of ze reageerden op een bepaalde manier, dan hebben we ook nooit de link met adoptie gelegd. Daarmee vergroot je de problemen alleen maar. Overigens zijn we wel van mening dat de vereniging zeer veel en nuttig werk doet.
Voor alle kinderen legt het Apeldoornse echtpaar geld apart, waarmee ze op termijn een reis naar hun geboorteland kunnen maken. Als ze er behoefte aan hebben. En volwassen zijn. „Tegenwoordig is het in om al vroeg naar je roots te gaan zoeken, licht De Bruin toe. „Ook adoptieouders stimuleren dat. Wij hebben daar vragen bij. Een kind moet er zelf aan toe zijn. Toen Albert ermee kwam, stonden wij er helemaal achter. De meisjes hebben die behoefte vooralsnog niet, dat vinden we ook prima. Er moet voor de kinderen ruimte zijn om hun moeder te zoeken, er moet ook de ruimte zijn om dat niet te doen. Je kunt dingen lospeuteren waar ze niet aan toe zijn.
Pannenlappen
Kennissen gingen ervan uit dat het voor Leida slikken was dat Albert zijn natuurlijke moeder wilde leren kennen. „Terwijl ik alleen maar heel blij ben dat hij haar heeft gevonden. Aan de band tussen ons is niets veranderd. Voor we op Schiphol afscheid namen, zei hij: Mam, hoe het ook uitpakt, tussen jou en mij komt niks. Dat ís ook zo. We zijn er alleen maar rijker van geworden. Een belangrijk puzzelstuk is op zn plek gevallen.
Inmiddels heeft het Apeldoornse echtpaar vijf kleinkinderen. Ze voelen zich onbevangen opa en oma. „Waarschijnlijk omdat we de kinderen altijd echt als onze kinderen hebben ervaren. Daarin heeft ook de houding van onze ouders een grote rol gespeeld. Ze hebben onze kinderen altijd als eigen kleinkinderen beschouwd. Voor de rest van de familie was het niet anders. Neefjes en nichtjes beseften niet eens dat Albert, Gera en Nelly geadopteerd zijn.
Toen Berend zn moeder van 86 vertelde dat Albert zijn moeder had gevonden, was haar reactie: Dat is toch prachtig, nou hebben we aan de andere kant van de wereld ook nog familie. Alle nieuwelingen in de familie krijgen van haar een set zelfgehaakte pannenlappen. Alberts moeder heeft ze ook gehad. Toen hij bij zijn oma afscheid nam voor hij naar Indonesië ging, drukte ze die in zijn handen. Die moet je aan je moeder geven. Voor haar hoorde ze er al helemaal bij!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 9 juli 2008
Terdege | 92 Pagina's