Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Amsterdamse woonvloot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Amsterdamse woonvloot

Eric Blaauw: „Veel bootbewoners hebben een haat-liefdeverhouding met hun schip

13 minuten leestijd

Op tal van plaatsen in Amsterdam zijn ze te vinden: woonboten in alle soorten en maten, naar schatting zon 2500 in totaal. De tijd dat ze vooral werden bewoond door alternatieve maatschappijhervormers, is voorbij. Wat de huidige bewoners aan elkaar verbindt, is vrijheidsdrang. „Al is zon schip in sommige opzichten een kooi.

Het ambitieuze nieuwbouwproject op het Westerdokseiland vordert gestaag. De hoge complexen zien aan de ene kant uit op het IJ, aan de andere zijde op het Westerdok, waar heden en historie elkaar kussen. In de oude binnenhaven ligt een lange rij bejaarde binnenvaartschepen, zij aan zij. Aan de kade verbonden door steile trapjes, die naar nieuwe steigers voeren. Sommige woonbootbewoners hebben van hun steiger een minituin gemaakt.
Dat de Vertrouwen een onderhoudsbeurt nodig heeft, is zelfs voor een leek te zien. De Zeeuwse zandklipper, van oorsprong een zeilschip, dateert volgens de vermelding op de stuurhut uit 1898. Langs een smal trapje gaat eigenaar Eric Blaauw me via de voormalige roef voor naar het oude laadruim, dat hij met echtgenote Joke omvormde tot woonkamer. Ze slaagden erin de sfeer van het schip te behouden. De bezoeker waant zich in het openluchtmuseum. Joke kookt op butagas, de kachel loopt op diesel, het AGA-fornuis op cokes.
Klaar is het schip nog steeds niet. „Er moet nog een kilometer afdeklat in. Begin nooit aan een woonboot als je niet van klussen houdt. Je blijft bezig. Voor het geld hoef je het ook niet te doen. De kosten zijn hoger dan die van een huis aan de wal. In principe hoor je ieder jaar het ijzerwerk te onderhouden, om de drie jaar moet het schip uit het water voor een grote beurt.

Zandhaas
Blaauw trof de uitgebrande zandhaas in 1980 aan in een haven langs de IJssel bij Gouderak. Voor 15.000 gulden wisselde het karkas van eigenaar. „Ik werkte in die tijd als docent Engels op een school in Haarlem. Een collega van me had een binnenschip omgebouwd, en ik dacht: Dat kan ik ook.
In een zijkanaal bij Spaarndam nam de Amsterdammer de restauratie van de Zeeuwse klipper ter hand. „Ik had fietsgereedschap tot sleuteltje 17, dat is langzaam uitgebreid. We woonden in het vooronder, heel primitief, maar dat maakte ons niet uit. Er zat geen motor meer in het schip, die hebben we ook ingebouwd. Dat was een enorme klus.
Belangrijkste reden voor de ingrijpende stap was voor het echtpaar de geluidshinder in hun Amsterdamse bovenwoning.
„Van alle kanten hoorden we lawaai, zegt Joke. „Daar werden we helemaal gek van. We hadden allebei een baan, dus er was best geld voor iets beters, maar daar kon de gemeente ons niet aan helpen.

Roerdompstraat
Een bijkomend motief was voor Blaauw de drang naar vrijheid. „We zijn altijd fanatieke kampeerders geweest. Met een schip kun je een beetje scharrelen, dat was tenminste ons idee. We varen er zo nu en dan mee naar Frankrijk. Al ras kwam ik erachter dat ik dat kon vergeten, omdat-ie net effe te breed is voor de Franse sluizen.
In plaats van naar het zuiden koerste de nieuwbakken schipper naar het oosten, om in Zwolle een fornuis op te halen. „Daar zijn we acht jaar blijven hangen. Er lag een kluitje schepen, voor een deel uit Spaarndam. Heel gezellig. Het was een dorpje op zich, ideaal voor kleine kinderen. Toen die voldoende op maat waren om Amsterdam leuk te vinden, zijn we hiernaartoe gekomen. Dat was in 89.
Tot vorig jaar lagen ze in het IJ. „Die plek is opgeheven, daarom zijn we hiernaartoe gejaagd. Het is nog steeds wennen. „Als ik daar s morgens met mn bakkie koffie in het stuurhuis ging zitten, zag ik van alles langs varen. Passeerde een forse boot, dan deinde het schip op en neer. Je had nog een vleugje zeemansleven. Dat is hier weg. Dit is een soort jachthaventje met grote schepen. Op maat gesorteerd, niet op kennissen en vriendschap, zoals in het IJ.
„We wonen hier aan de Roerdompstraat, constateert Joke.

Procedure
Officieel moeten er weer twaalf plekken aan het IJ beschikbaar komen, maar de gemeente weigert die te verdelen. Reden voor Blaauw om met enkele lotgenoten een procedure aan te spannen. Op dat gebied is hij door de wol geverfd. Binnen de Landelijke Woonboten Organisatie (LWO), waarvan hij bestuurslid is, ontwikkelde hij zich tot juridisch specialist. De voormalige roef doet dienst als kantoortje, de zelfgemaakte wandkasten staan vol ordners. „Gisteren ben ik voor mensen naar de rechtbank van Roermond geweest. Ik geef ook heel veel telefonisch advies. Al jaren ben ik er bijna fulltime mee bezig, aan het onderhoud van mijn eigen schip kom ik niet toe.
Net als vrijwel alle gemeenten lijdt Amsterdam volgens Blaauw aan een woonbotenfobie. „De jaren door zie je een onnavolgbaar beleid, dat erop gericht is de schepen uit te bannen. Allerlei administratieve redenen worden gebruikt om mensen met bestuursdwang weg te jagen. Een lijn is er niet in te ontdekken. Het beleid wisselt ook nog eens per stadsdeel, en binnen de stadsdelen per plek. Waarom de overheid zo raar doet, is me nooit duidelijk geworden. Volgens de officiële cijfers had Amsterdam in 1988 ruim 2600 woonboten, in 1994 waren dat er nog maar 2256. In de tussentijd was het officiële beleid erop gericht de ongebreidelde groei van het aantal woonschepen tegen te gaan.

Zelfvoorzienend
Voor socioloog Dick Pels, die promoveerde op een dissertatie over de politieke geschiedenis van de begrippen macht en eigendom, is het interessante kost. „Vooral in het verleden was er een voortdurende strijd tussen enerzijds de bootbewoners, anderzijds de gemeente en de havendienst. Die zagen ons als een zootje ongeregeld. Wettelijk stonden we gelijk aan woonwagenbewoners.
In de loop der jaren zag Pels de waterpopulatie geleidelijk veranderen. „Toen ik dit schip kocht, waren bijna alle bootbewoners alternativos. Dat is voorbij. De ouwe, strijdlustige hippies vormen nu een minderheid. Je proeft de sfeer van de jaren zestig en zeventig nog wel bij het Amsterdams Boten Comité. Dat is altijd een beetje querulant gebleven.
De voormalige hoogleraar verloor zijn wilde haren, maar behield de wens om zelfvoorzienend te zijn. „Dat is voor mij altijd belangrijk geweest. Ik regel hier mn eigen zaken. Wil ik weg, dan kan dat. Dat paste helemaal bij het vrijheidsideaal van de jaren zestig, al ontdekte ik al snel dat de vrijheid op zon schip aan harde grenzen is gebonden. In sommige opzichten is het een kooi.

Salonbakdekkruiser
Sinds 1979 bewoont de wetenschapper, momenteel werkzaam als zelfstandig publicist, de salonbakdekkruiser Nymphaea. Het monumentale motorjacht werd in 1917 gebouwd in opdracht van de Rotterdamse reder Albert Goudriaan. In 1941 pikte de Duitse Kriegsmarine het in, na de oorlog deed het schip onder de naam Onrust dienst als inspectie- en hulpvaartuig betonning bij het loodswezen van Den Helder.
Over de periode 1950-1960 zijn alleen geruchten bekend. Het dertig meter lange vaartuig zou dienst hebben gedaan als honk voor een groep Zeeverkenners, bordeel en antiekwinkel. Daarna probeerden een handelaar in kachels, een bouwkundige, een makelaar en een lerares tevergeefs het verval te keren.
In 79 nam Pels de fakkel over. Met vrienden en deskundige liefhebbers zette hij zich in de Houthaven aan de restauratie van de salonbakdekkruiser. „Het was inmiddels een wrak. Zeven jaar besteedde hij al zijn vrije tijd aan het schip, dat hij van buiten grotendeels in de oorspronkelijke staat herstelde. Tien jaar geleden verving hij de motoren, in 2001 volgde opnieuw een ingrijpende renovatie. „Vaak heb ik gedacht: Dit red ik niet. Of: Ik heb er geen zin meer in. Aan de andere kant was het handwerk een goed tegenwicht tegen alle intellectuele arbeid. Op zon schip ben je gedwongen ook lichamelijk bezig te zijn.

Slingerbak
Veel bootbewoners hebben volgens de Amsterdamse socioloog een haat-liefdeverhouding met hun schip. „Jarenlang heb ik zitten krabben aan die mahoniehouten buitenpanelen. Als de lak begint te slijten, moet alles er weer af.
„En om de drie jaar heb je de operatie werf, vult partner Baukje aan. „Dan moet hij van onderen worden schoongespoten en geschilderd. Dat laten we in een dorpje in Friesland doen.
Tussendoor gaan geregeld dingen kapot. „Dat geeft altijd een zekere stress, erkent Pels, „vooral wanneer je vaart. Dan begeef je je in een wereld met allerlei gevaren. Onderweg gebeuren altijd rare, enge dingen, daar kun je gif op innemen. Dit is geen eenvoudig schip om mee te varen. Het is een heel lange sigaar, en daardoor een ontzettende slingerbak.
Als de Nymphaea niet door het land kruist, ligt hij aan de Zoutkeetsgracht, nabij het Westerdok. Nieuwe Europese regels maken het binnenkort noodzakelijk de toiletvoorziening aan te passen. „Liggen we aan de wal, dan moeten we op het riool gaan lozen. Dat doen we nu op de gracht. Ik vind die Europese richtlijn wat overdreven. De grachten zijn schoner dan ooit, net zag ik nog een grote krab. Dat was tien jaar terug ondenkbaar, maar goed, het moet.

Hemelbed
Voor de ligplaats betaalt het paar, net als alle andere Amsterdamse bootbewoners, precariobelasting. Koken doen ze op butagasflessen, die vanwege veiligheidsvoorschriften in een kist aan de wal staan. Daarvandaan voert een lange leiding het gas naar het keukentje. „Vanwege de beperkte ruimte hadden we een klein gasstel nodig, lacht Baukje. „Daar hebben we stad en land voor afgezocht. Uiteindelijk vonden we een geschikt exemplaar in Italië.
Een doorsnee huis wordt het nooit, stelt de filosofe vast, terwijl ze een dienblad met drie mokken koffie vanuit de keuken via een steil trapje naar de salon transporteert. „Het heeft een speciale sfeer, die voor mij helemaal als thuis aanvoelt, maar die je in geen enkele woning aan de wal vindt. Aan weerszijden van Dick zn studeerkamer heb je machinekamers, in de vloer van mijn kamer zitten luiken om bij de schroefassen te kunnen. In de oude eigenaarshut, nu onze slaapkamer, zie je nog de restanten van het hemelbed van het echtpaar Goudriaan.
De relatie met de walbewoners van de Zoutkeetsgracht was de eerste jaren gespannen. „Ze zagen ons als mensen die hun gracht inpikten. Inmiddels is de verhouding goed. „Met een paar andere woonbooteigenaren in de gracht gaan we zo nu en dan een dag varen, naar Pampus bijvoorbeeld. Dan nemen we ook mensen van de wal mee. We proberen daar een traditie van te maken, al lukt dat niet helemaal. Een enthousiaste buurman die altijd meedeed, zat drie jaar in Indonesië. Nu hij terug is, moeten we de draad weer zien op te pakken.

Polen
Ooit overwoog Pels te verkassen naar het Westerdok, maar daar zag hij vanwege alle sores van af. „We zitten hier nog net in het stadsdeel Westerpark, het Westerdok valt onder Centrum. Niets is in Amsterdam moeilijker dan met een boot van het ene stadsdeel naar het andere verhuizen.
Zoals het er nu uitziet, zal pas sprake zijn van een verhuizing als lichamelijk ongemak hem dwingt weer walbewoner te worden. „In een rolstoel kun je het hier wel schudden, beseft Baukje. Hoewel hij de gedachte aan een gedwongen vertrek het liefst van zich afzet, denkt de eigenaar van de Nymphaea wel na over de toekomst van het schip. „Ik ga hem niet voor een euro aan een museum verkopen, daarvoor heb ik er te veel eigen geld in gestopt. Wel hecht ik eraan dat een volgende eigenaar het schip in deze conditie laat of zelfs nog verbetert. Hij mag niet nog eens verpauperen. Dit is historisch Nederlands erfgoed, dat bewaard moet blijven.
Eric Blaauw heeft dezelfde wens voor zijn Vertrouwen. „Door drukte ben ik een paar jaar niet aan onderhoud toe gekomen, dat kun je duidelijk zien. Dit jaar moet het er wel van komen. Desnoods schakelen we Polen in voor het aflakken. Het krabben en bikken doe ik zelf. Ik wil met eigen ogen zien hoe het met het ijzer zit.


Ton Elfferich: „Ambtenaren die binnen een of andere dienst ergens tegenaan lopen, verzinnen maar wat
Door een echtscheiding belandde Ton Elfferich in 1988 op een grote woonark aan het Zeeburgerpad. Al snel wilde hij er niet meer weg. De it-specialist werd voortrekker van de Woonarkgroep Zeeburg. „De problemen blijven bestaan omdat het de bewoners aan kennis ontbreekt en de overheid aan goede wil.

Als hij bezoekers duidelijk wil maken wat hem trekt in wonen op het water, neemt Ton Elfferich ze mee naar de hoger gelegen woonkeuken. Een laag raam ziet uit op het water. „Ga even zitten. Kijk, daar heb je een meerkoet. Een andere keer zie je een vis opduiken, er gebeurt altijd wel wat in dat kleine kader. Water is heel simpel en heeft tegelijk iets heel speciaals.
Het raam aan de andere zijde van de keuken biedt uitzicht op een steigertuintje, dat wordt bijgehouden door zijn Japanse vrouw. Daarachter ligt een bedrijventerrein. „Dit is zeker niet het mooiste punt van Amsterdam, maar juist daardoor heeft deze locatie ook voordelen. Er zitten hier geen luxe mensen op je dak te kijken, die vinden dat je eigenlijk in de weg ligt. Het bedrijfsleven is juist blij met ons. We zorgen s avonds en s nachts voor een zekere sociale controle.
De maatschappelijke variatie onder de arkbewoners aan het Zeeburgerpad is groot. „Naast me woont een Russische zakenman, verderop een journalist, daarna krijg je een sociaal werker, een trambestuurder... Het kan van alles zijn. De pakweg honderd arkelingen zijn verenigd in de Woonarkgroep Zeeburg, waarin Elfferich een spilfunctie heeft.

Dommigheid
In tegenstelling tot Eric Blaauw van de Landelijke Woonboten Organisatie heeft de voormalige stafmedewerker van Hewlett Packard niet de indruk dat de gemeente alle waterbewoners weg wil treiteren. „Het is vooral een kwestie van dommigheid. Aan de wal is alles keurig uitgekristalliseerd en in wetten vastgelegd, op het water is dat veel minder het geval. Daar weten ambtenaren niet goed raad mee. Te meer omdat er heel veel partijen zijn, wat voortdurend de vraag oproept: Wiens of welk regime geldt nu eigenlijk? Door die onduidelijkheid komt een merkwaardige creativiteit vrij. Ambtenaren die binnen een of andere dienst ergens tegenaan lopen, verzinnen maar wat.
De organisatorische versplintering onder de woonbootbewoners is volgens Elfferich het gevolg van de beleidsverschillen tussen stadsdelen en het onderscheid in problematiek. „Die van de arkbewoners aan de Diemerzeedijk en in de Kom is totaal anders dan die van de mensen hier. Aan de Diemerzeedijk liggen ze in water van Rijkswaterstaat aan een dijk die van Zeeburg is. In de Kom liggen mensen die een plaats hebben gehuurd van een jachthavenbeheerder, waarvan de gemeente zegt dat die dat eigenlijk niet mocht doen. In de Houthavens is de situatie nog weer anders. Dat verklaart het ontstaan van al die verschillende clubjes.
De problemen blijven bestaan omdat het de bewoners aan kennis ontbreekt en de overheid aan goede wil. Zou een groepje deskundigen een paar dagen bij elkaar gaan zitten, dan waren we eruit, maar dat lijkt onmogelijk. Sinds ik hier woon, wordt gediscussieerd over het vervangen van de precariobelasting door erfpacht. Na twintig jaar is de knoop nog steeds niet doorgehakt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 september 2008

Terdege | 92 Pagina's

De Amsterdamse woonvloot

Bekijk de hele uitgave van woensdag 3 september 2008

Terdege | 92 Pagina's