Weduwe buiten de pastorie
D.L. de Gier-Segers: „Dat ik alleen moest verhuizen, was heel moeilijk''
Een halve eeuw stond haar man in het ambt; meer dan 35 jaar was hij betrokken bij de opleiding van toekomstige predikanten. Na het overlijden van ds. K. de Gier was zijn vrouw niet alleen haar echtgenoot, maar ook zijn werkomgeving kwijt. „Een predikantsweduwe komt min of meer buiten het kerkelijk leven te staan. Voor het eerst verhuisde ze alleen. „Ik heb het echt als Gods voorzienigheid gezien dat ik dit appartement kreeg.''
Mevrouw D.L. de Gier-Segers (81) is nog vitaal. „Het is een voorrecht dat ik mijn man zelf heb kunnen verzorgen. Pas een paar dagen voor zijn overlijden kreeg ik hulp van een nachtzuster.
De ziekte van haar man, die hem op 82-jarige leeftijd emeritaat deed aanvragen, nam haar in beslag. „Daardoor viel het wegvallen van het pastorieleven me niet zwaar.
Naar Vuren
De stap naar het emeritaat zette de Haagse predikant noodgedwongen. „Hij vond emeritaat aanvragen zo moeilijk, maar door zijn ziekte was het onafwendbaar. Van de kerkenraad mochten we in de pastorie blijven, maar het huis werd voor mij te groot om bij te houden. Ik dacht aan een appartement in Den Haag, maar mijn man vond dat te benauwend. Hij had claustrofobie, al had hij dat altijd wat verborgen gehouden. Zijn schoenen deed hij het liefst uit, en aan de hoge boorden van vroeger had hij een hekel; dat was hem allemaal te beklemmend. Hij zag het dan ook niet zitten om in een appartementengebouw te gaan wonen.
Toen opperde ik dat we naar Vuren zouden gaan. Daar hadden we jaren eerder van zijn broer een onbewoonbaar verklaard huisje gekocht dat tegen de buitenkant van de Waaldijk stond. Mijn man hield niet van vakanties die alleen uit ontspanning bestonden. Hij ging echter wel graag elke zomer naar zijn geboortestreek. Dan verbleven we een aantal dagen in dat oude huis en preekte hij een zondag in Gorinchem. Ook de kinderen vonden het er heerlijk.
Tijdens het hoogwater begin 1995 is het huis ondergelopen. Daarna werd de dijk verbreed en verhoogd. Ons huis mocht blijven staan omdat het zo oud was, maar door het zware vrachtverkeer ontstond instortingsgevaar. Daarom mochten we de woning vervangen, hoewel er eigenlijk buitendijks niet gebouwd mocht worden. Het nieuwe huis kwam anderhalve meter hoger te staan.
Daar zijn we na het emeritaat in 1997 gaan wonen. Ze zeggen wel eens: Je moet niet teruggaan naar je geboorteplaats, want je vindt er niet wat je er achtergelaten hebt. Maar mn man heeft het in Vuren bijzonder naar zijn zin gehad. Zo lang als hij dat nog kon, fietste hij langs de rivier.
Alleen verhuisd
In 1999 is ds. De Gier overleden. Op aandrang van haar vijf kinderen verhuisde mevrouw De Gier in oktober 2003 naar Moerkapelle. „Ik heb het echt als Gods voorzienigheid gezien dat ik dit appartement kreeg, op loopafstand van de kerk, dicht bij de meeste kinderen. Eerst heb ik een ander appartement bekeken, maar dat was het niet. Toen wees de makelaar op dit gebouw, verderop in de straat. Er was nog één appartement vrij.
De woning op de eerste etage van Moerstaete ziet uit op de oude dorpskerk van Moerkapelle. „Ik heb het hier naar mn zin, maar dat ik alleen moest verhuizen, heb ik heel moeilijk gevonden. In Vuren waren er nog zoveel herinneringen aan mn man. Hier zijn die er niet. Ik droomde soms dat we weer in ons oude huis onder aan de dijk woonden, of dat ik de ganzen hoorde die daar achter ons huis zwommen.
Gesloten
Een predikantsweduwe komt gedeeltelijk naast het kerkelijk leven te staan. Het pastorieleven, als centraal punt in een gemeente, valt weg. „Predikantsvrouwen horen en zien veel, maar de mate waarin ze bij het kerkelijk leven betrokken zijn, verschilt wel. Mijn man was erg gesloten, over zijn innerlijk leven, maar ook over kerkelijke zaken. Ik merkte aan zijn reacties wel of hij iemand mocht of niet.
Een andere predikantsvrouw zei eens tegen me: Wat zijn er veel aanmeldingen, hè? Ze was verbaasd dat ik niet wist hoeveel personen naar het curatorium kwamen om tot de Theologische School te worden toegelaten. Maar ik wílde dat helemaal niet weten. Ik kan slecht liegen. Nu kon ik, als mensen vroegen: Zijn er veel aanmeldingen?, eerlijk zeggen dat ik het niet wist.
De dagen van de toelatingsgesprekken en examens waren spannend voor de docenten. „Dat zei mn man niet, maar ik merkte het wel: dan ijsbeerde hij maar heen en weer.
Crisisjaren
Mevrouw De Gier groeide op in Lisse. Haar vader was bollenkweker. „De crisisjaren waren een heel moeilijke tijd. Van de vier schuren moesten de gebroeders Segers er twee verkopen. Er kwamen mensen bij ons aan de deur: Baas, hebt u werk? Ik heb medelijden met de jongelui die nu een stapje terug moeten doen, want zij zijn in een weeldetijd opgegroeid; dat is een verschil met de jaren dertig.
Toen de oorlog uitbrak, was de jongste broer van vader op zakenreis naar Hamburg. Daar werd hij van zijn bed gelicht en gevangen gezet, want Nederland was nu opeens een tegenstander van Duitsland geworden.
Mijn moeder kwam uit Pruisen; haar tweelingbroer diende in het Duitse leger. Van haar oude vader en de andere familieleden hoorde ze tijdens de oorlogsjaren nauwelijks iets.
Tijdens de oorlog ging de export naar het neutrale Zweden door, maar de andere buitenlandse handel viel weg. Vader kon op zijn zandgrond eigenlijk niets anders dan bollen kweken, dus tijdens de hongerwinter aten we ook bollen en suikerbieten. Er kwamen mensen aan de deur om aardappelschillen vragen, om die op te kunnen eten. Niet alleen in de steden, maar ook in een plaats als Lisse kwamen mensen door de honger om.
Domineesvrouw
Dora Segers voltooide de mulo en werkte daarna als au-pair bij dokter Tallach in Londen. „Met het meisje dat ik daar verzorgde, heb ik 60 jaar contact gehouden, tot ze vorig jaar overleed. Na terugkeer in Nederland ging ik naar de kweekschool in Krabbendijke.
Ze brak de opleiding af nadat ze verkering had gekregen met haar predikant. De kweekschoolstudente werd in 1950 domineesvrouw, in haar eigen dorp, onder haar eigen volk. „Een wat bijzondere situatie, maar ik nam het maar zoals het kwam. Dat mensen uit de gemeente opeens mevrouw tegen me gingen zeggen, vond ik echter maar niets. Toen we in 1953 naar Den Haag gingen, zei de vrouw van ds. Lamain: Daar ga je altijd op vooruit, dat je uit je eigen gemeente weggaat. Ze was zelf ook getrouwd toen haar man al predikant was, en dat was ook in de streek waar ze was opgegroeid: ze kwam uit Lisse, en Leiden, waar haar man stond, was daar niet ver vandaan.
Vraagbaak
Met de stoomtrein reisde ds. De Gier vanuit Lisse naar de gemeenten in de kop van Noord-Holland. „Onderweg studeerde hij. Zo is zijn grote kennis van het kerkrecht ontstaan. Hij werd een vraagbaak op dat gebied. Mijn man was heel erg gesteld op orde en regel. Ik heb heel wat telefoongesprekken aangehoord waarin hij adviezen gaf.
Vroeger deed ds. Kersten dat. Die had het kerkrecht vooral in zijn hoofd zitten. Op de Theologische School was er niet meer dan een schriftje waar wat hoofdzaken in stonden. Toen mn man docent werd, maakte hij veel stencils over het kerkrecht, totdat student J.W. Verweij zei: U moet het eens uitgeven; straks gaat een ander er met uw werk vandoor.
Stadsleven
In Den Haag stond ds. De Gier bijna 40 jaar, met een onderbreking van vijf jaar. „Ik was er in het begin erg eenzaam. Er woonden weinig kerkmensen bij ons in de buurt. In Lisse was ik geboren en getogen, maar in Den Haag kende ik niemand. Dat veranderde ook niet zo snel, want ik werd in beslag genomen door ons groeiende gezin. Mijn man had een druk leven: een grote gemeente, consulentgemeenten, enkele besturen en deputaatschappen, in 1960 werd hij docent aan de Theologische School, in 1969 hoofdredacteur van De Saambinder. De zorg voor het gezin kwam dus vooral op mij neer. Hij had vrijmoedigheid om het docentschap te aanvaarden omdat ik het werk in het gezin volgens hem aankon. Zijn kerkenraad beloofde een aantal taken van hem over te nemen. Toen de kinderen groter werden, kon ik wat meer mee de gemeente in. Ook als presidente van de vrouwenvereniging had ik contacten.
Een „fijne tijd volgde toen ds. De Gier in 1975 het beroep naar Arnhem aannam. „Er woonden nogal wat gemeenteleden in Velp, waar de pastorie stond. Daardoor had ik er vrij snel contacten. Mijn man was opgegroeid bij de Waal. De rivier heeft altijd aantrekkingskracht op hem gehouden. In Velp fietste hij nogal eens naar de IJssel.
k Vond het heel erg dat we in 1980 terug moesten naar Den Haag, en ook voor de jongste kinderen is dat moeilijk geweest. De eerste drie maanden kwam ik tijdens het winkelen helemaal niemand tegen die ik kende. k Heb toen eens op een bankje in een park zitten huilen; het werd me even te veel. Toen ben ik het kwijtgeraakt; ik kon de situatie beter aanvaarden.
Levenswerk
„Mijn man was ijzersterk. Hij kwam ook uit een sterk geslacht. Hij kon rustig tot twee uur s nachts doorwerken en de volgende morgen om half zeven verder gaan.
Elke week moest de kopij van De Saambinder op tijd de deur uit. „Dan kwam mn man thuis en was het gelijk: Waar is de post?, en een hoop drukte, want alles moest op tijd naar de drukkerij. Hij moest er veel moeite voor doen mensen aan het schrijven te krijgen.
Het lesgeven aan de Theologische School, 36 jaar lang, was echt zijn levenswerk. Hij deed dat zo graag. Het kostte hem moeite dat los te laten. Tijdens zijn ziekte is dat veranderd. Hij werd helemaal losgemaakt van zijn werk en zijn gezin.
We zijn 49 jaar getrouwd geweest; we hadden een heel goed huwelijk. Ik zal je zo vreselijk missen, zei ik kort voor zijn overlijden. Hij gaf echter een heel nuchter antwoord, zoals hij dat vaak deed.
Begraafplaats
„Mn man was heel verstandig, zegt mevrouw De Gier. „Hij gaf niets om uiterlijke franje. Alles moest functioneel zijn. Een schemerlamp gezellig? Hij vond vooral dat je er niet bij kunt lezen... Ik denk wel eens: Zo eenvoudig als de inrichting van ons huis altijd was, zo eenvoudig wilde hij begraven worden, zonder allerlei toespraken. En zo eenvoudig is ook zijn grafsteen geworden.
Toen we naar Vuren verhuisden, opperde ik dat hij een deel van zijn boeken zou wegdoen. Je doet je kinderen toch niet de deur uit? reageerde hij. Uiteindelijk is toch maar een kwart van zijn bibliotheek meegegaan. Kort voor zijn overlijden deed hij ook zijn bureau over aan onze zoon. Mn man was los van zijn werk.
Over zijn geestelijk leven sprak hij niet veel. Toen hij echter op de begraafplaats van Dalem eens het graf van zijn vader bezocht, kreeg hij er zicht op dat eens de graven zullen worden geopend en dat Gods kinderen een verheerlijkt lichaam zullen ontvangen. Dat heeft hij toen wel verteld, terwijl de tranen over zijn wangen liepen. Hij heeft de plaats aangewezen waar hij toen stond. En precies op die plaats is hij later begraven. Als ik het graf bezoek, heb ik er vrede mee: hij heeft zijn wens verkregen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 29 april 2009
Terdege | 108 Pagina's