Handelingen 15:20
Wat betekent Handelingen 15 vers 20 voor ons? Moeten wij ons vandaag nog steeds aan deze bepalingen houden?
In Handelingen 15 vinden we een verslag van wat wel genoemd wordt de eerste kerkvergadering. Het zendingswerk van Paulus onder de heidenen leidt tot vragen in de zendende gemeente Antiochië. Paulus verkondigt de heidenen het evangelie maar verplicht hen niet de wetten van Mozes na te leven. Hij laat de besnijdenis na. Hij legt hen de spijswetten en reinigingsrituelen niet op. Dat geeft grote commotie bij de joden-christenen. Kun je het je voorstellen? De Joden hebben zich eeuwenlang aan deze wetten gehouden. Moeten de christenen uit de heidenen er zich niet aan houden?
Er wordt in Jeruzalem een vergadering aan deze belangrijke kwestie gewijd. Indrukwekkend is de inbreng van Petrus: „Wij geloven, door de genade van de Heeren Jezus Christus, zalig te worden op dezelfde wijze als de heidenen. (vers 11). Hij staat op hetzelfde standpunt als Paulus. We worden zalig door het geloof alleen, zonder de werken van de wet. We moeten de heidenen geen lasten opleggen die God niet oplegt (vers 10). Jacobus is dezelfde mening toegedaan. De heidenen die zich tot God bekeren, moeten ze niet lastig vallen met en ongerust maken door al die Joodse wetten, als zou dat nodig zijn om zalig te worden (vers 19; zie opmerking kanttekening SV).
Wat mag / wat moet in het licht van de wet van Mozes van de heiden-christenen gevraagd worden. Ze moeten zich van vier dingen onthouden.
- van de dingen die door de afgoden besmet zijn.
- van hoererij, zoals overspel en ontucht.
- van het verstikte. Daarmee wordt bedoeld een dier dat niet geslacht is maar een eigen dood is gestorven, zonder dat het bloed eruit gevloeid is (zie Lev. 17:13 e.v.).
- van bloed (zie Lev. 17:10).
Bovenstaande voorschriften worden schriftelijk vastgelegd en aan de gemeente van Antiochië meegedeeld (zie vers 22 e.v.).
De eerste twee voorschriften zijn duidelijke geboden van God die alle christenen / alle mensen van alle tijden gelden: afgoderij en hoererij. Maar die andere twee: het zich onthouden van het verstikte en van bloed? De joodse spijswetten gelden toch niet meer? En waarom lichten de apostelen juist deze twee wetten eruit en laten ze andere wetten rusten?
We moeten er erg in hebben dat we hier te maken hebben met een overgangssituatie: de kerk wordt wereldkerk. De achtergronden van joden en christenen zijn zo verschillend. Hoe kunnen ze samen een gemeenschap vormen in eenheid, zoals God het bedoelt? Let erop dat de twee laatstgenoemde bepalingen beide te maken hebben met het voedsel. Het feit dat heidenen het verstikte aten, was voor de joden een reden om niet meer met hen aan één tafel te zitten. Ze braken de tafelgemeenschap. De eenheid van de kerk kwam onder zware druk te staan. Dat is de reden waarom juist deze twee bepalingen uit de wet van Mozes eruit worden gelicht.
Wat nu in Jeruzalem wordt besloten, is een compromis. De joden-christenen moeten de besnijdenis-eis laten vallen. En de heiden-christenen moeten zich houden aan de vier genoemde punten. Zo is het mogelijk om in vrede en eenheid samen te leven. De laatste twee bepalingen zijn geen nieuwe wet maar slechts tijdelijke richtlijnen voor de moeilijke overgangstijd waarin de kerk leefde.
Het gaat om de eenheid. En dan wordt van de niet-joodse christenen gevraagd tijdelijk zichzelf een vrijwillige beperking op te leggen van hun vrijheid-van-de-wet.
Wat leren we uit dit hoofdstuk?
1. De besnijdenis als eis wordt losgelaten. Dat is heel wat voor de joden. De apostelen benadrukken hiermee dat er alleen zaligheid is door het werk van Christus. Zie verder Galaten 5:1/6 en Filippensen 3:5/9.
2. Zaken die tegen Gods wet ingaan, moeten bestreden worden. Denk dan vooral aan hoererij (vers 20). Op veel andere plaatsen in de Schrift worden we voor hoererij gewaarschuwd; blijkbaar een veel voorkomende zonde.
3. Er worden zaken genoemd waar binnen het Nieuwe Testament verschillend over wordt gedacht. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het eten van gewijd offervlees, het eten van het verstikte. Paulus had er zelf geen moeite mee. Uit 1 Korinthe 8:9/13 weten wij dat hij het niet eet wanneer hij anderen aanstoot geeft/ergert. Lees in dit verband Romeinen 14:20.
De les die wij uit dit hoofdstuk meekrijgen, is vooral dat we ons best moeten doen om de onderlinge omgang en eenheid te bewaren. Met gevoeligheden moeten we wijs omgaan en we moeten rekening houden met elkaar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 28 oktober 2009
Terdege | 92 Pagina's