Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pionier in granen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pionier in granen

Marius Schouten:

12 minuten leestijd

Aan het begin van de 20e eeuw bracht hij met de hondenkar brood naar klanten van zijn vader. Later begon Marinus Schouten in Giessen met de opbouw van een bedrijf dat zou uitgroeien tot een bekende, internationale onderneming in granen, zaden en peulvruchten. „Hij was heel ordelijk, schreef alles op en controleerde zelfs zijn eigen dagindeling.

Op het bureaublad van een tinnenkast in de woonkamer van zijn woning in Nunspeet staat een koperen bel. Die hing vroeger boven de deur van de winkel van opoe Toontje, zijn grootmoeder. Het herinnert de nu 77-jarige Marius Schouten altijd aan haar laatste woorden aan hem op haar sterfbed: „Zul je goed oppassen, jongen?” Hij schreef er later een gedicht over. De laatste regels luiden als volgt: „Jouw winkelbel luidt altijd nog bescheiden met jouw woorden, zoals we die zo lang, zo lang geleden bij jouw stervensbedstee hoorden.”Marius heeft zich verdiept in de familiehistorie. De geschiedenis van het oorspronkelijk uit Wijk afkomstige geslacht kreeg vooral gestalte door het optreden van zijn vader, Marinus Antonie Schouten, de grondlegger van het later zo vermaarde graanbedrijf. Marinus Schouten werd op 15 juni 1894 in Giessen geboren. Als de oudste in het gezin met tien kinderen moest hij hard meewerken in de bakkerij van zijn ouders. Al op jonge leeftijd werd Marinus, samen met de broers Hendrik, Otto en Bart, ingeschakeld bij het brengen van bestellingen naar de klanten, die soms ver in de polder woonden. De oudere meisjes hielpen in de bakkerij en in het huishouden. Opa Klaas was een rechtschapen man, weet Marius. „Van hem is bekend dat hij bij mensen die moeite hadden om de touwtjes aan elkaar te knopen ongemerkt brood in het achterhuis legde, zonder daar ooit betaling voor te vragen. Vader zag dat er mensen waren die misbruik maakten van de goedheid van opa. Ze kochten een fiets van het geld dat zij aan hem schuldig waren. Hij nam na zijn diensttijd maatregelen waardoor dit niet meer voorkwam. Hij wist dat bij de opbouw van een bedrijf een gezonde financiering vereist is.” Zo begon Marinus, als vanzelf aangespoord door de klanten die ook voedsel voor hun melkvee, varkens, kippen en ander vee verlangden, aan zijn bedrijf. Marius toont een enorme ‘mok’ uit de tijd van zijn opa. „Dit is een vijfkop, een vijflitermaat. Die werd gevuld met veevoer en gladgestreken met een strijkbout.” De eerste veevoederproducten die werden verhandeld, waren lijnkoeken, grondnotenkoeken en cocosmeel. Het bedrijf groeide snel. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had Schouten meer dan 100 mensen in dienst. Er kwamen een maalderij, een mengerij en later ook silo’s aan de Maas. Broer Otto had het beheer van het autopark en broer Bart werd ingeschakeld bij de commercie. Na de Tweede Wereldoorlog zette de groei voort en werkten er op een bepaald moment zelfs tussen de 300 en 400 mensen. Er waren duidelijk vastgestelde functies en bevoegdheden. De controle op de werkzaamheden en de rapportering daarvan waren grondig. Marinus controleerde zelfs de rijstijl van de chauffeurs van de auto’s. Een wekelijks rapport toonde het brandstofgebruik in relatie tot het aantal gereden kilometers aan.

Geen vrouwen
De pionier van Schouten Giessen was een echte doorzetter. Marius: „Deze eigenschap, gepaard met een sterk gevoel voor regelmaat, orde, netheid en stiptheid, zijn mede bepalend geweest voor de ontwikkeling van het bedrijf. Hij ging niet op vakantie en leefde uiterst sober. Als hij op reis ging, bijvoorbeeld naar de graanbeurs in Rotterdam of naar een andere zakelijke bestemming, nam hij altijd zijn lunchpakket mee.” Marinus was betrokken bij het wel en wee van zijn personeel. Het aannemen van mensen behoefde zijn persoonlijke goedkeuring. Tot in de jaren zestig trok hij door de Bommelerwaard en het Land van Heusden en Altena, op zoek naar geschikte mensen voor zijn steeds uitdijende personeelsbestand. „Hij wilde zien uit welk nest ze kwamen. Vrijwel alle personeelsleden waren kerkelijk meelevend en velen behoorden tot de reformatorische gezindte. Er werkten geen vrouwen op kantoor. Dat hoorde niet, die hadden hun taak in het huishouden.” Zijn sociale betrokkenheid bleek uit zijn inspanningen om gehandicapten te helpen en in dienst te nemen. „Hij wist dat de continuïteit van een bedrijf mede bepaald wordt door een goede band tussen werkgever en werknemer en dat de werkgever zich in de omstandigheden van de werknemer dient in te leven. Hij had voor hen een zekere vaderzorg.” Wie fouten maakte, kon op een ernstige berisping rekenen, maar iemand ontslaan deed hij niet gemakkelijk. „Hij kwam er, nadat hij zich had uitgesproken, niet meer op terug.”

Datheen
In zijn huisgezin trok Schouten zijn leefregels met betrekking tot orde en regelmaat door. Hij gaf zelf het voorbeeld, zo blijkt uit de woorden van zijn zoon Marius Amarinus, de vijfde in het gezin met dertien kinderen (één van hen overleed aan de gevolgen van een ongeluk, op achtjarige leeftijd). „Hij schreef alles op, ook zijn eigen dagindeling. In mijn schooljaren stond hij om vijf uur ’s ochtends op. Na persoonlijk gebed ging hij te voet voor een inspectie naar het fabrieksterrein in Andel. Dat betekende een wandeltocht van ongeveer vijf kilometer. Hij voerde gesprekken met de chefs die al vroeg aanwezig waren. Bij thuiskomst was er om zeven uur het gezamenlijk ontbijt, waarbij alle kinderen aanwezig moesten zijn. Het laat naar bed gaan in verband met studie vormde geen excuus. Er werd altijd tijd genomen voor dagelijkse dagopeningen en dagsluitingen. Die bestonden uit het op de knieën gaan voor een gezamenlijk gebed, Schriftlezing, het lezen en bestuderen van een gedeelte uit een boek dat veelal handelde over aspecten van de levenswandel. Vervolgens werd, in de berijming van Datheen, een psalm gezongen.” Er waren twee Schriftlezingen die elke week terugkwamen. „Op zondagmorgen -vader sprak vaak over de sabbat - werd psalm 92 gelezen en op maandagmorgen psalm 25. De slotwoorden. ‘O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden’, vormden een accent.” Dat heeft Marius niet onberoerd gelaten. „In mijn gezin heb ik het lezen van die psalmen op dezelfde wijze een plaats gegeven.” Vader Marinus hechtte aan (zelf)studie. Marius heeft, naast zijn werkzaamheden in het graanbedrijf, de colleges veevoeding en pluimveeteelt op de Landbouwhogeschool (nu Wageningen Universiteit) gevolgd. „De jongens volgden voortgezet en hoger onderwijs, de meisjes kregen een periode privéles, gericht op hun taak in het gezin. Bijna allemaal hadden we ook orgelles aan huis. De muziekleraar moest van elke les rapport uitbrengen en een cijfer geven. Werk en zelfstudie combineren is niet eenvoudig. Vader heeft zelf het grote belang ervan aangetoond. Zijn brede en praktische kennis op verschillende vakgebieden heb ik altijd bewonderd.”

Thuislezer
 
Marinus Schouten was lid van de Hervormde Kerk in Giessen. Samen met zijn uit Andel afkomstige vrouw Janna Versteeg, die eveneens van hervormden huize was, besloot hij na zijn trouwen thuis godsdienstoefeningen te gaan houden. „Met pijn in het hart”, zegt zijn zoon. „Hij miste in de kerk echter fundamentele aspecten die volgens hem het belijden van het geloof inhielden. Hij besefte ten volle de verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn gezin en was er diep van doordrongen dat hij met zijn vrouw de kinderen diende op te voeden ‘in de lering en vermaning des Heeren’. Het was zijn grote wens dat later zijn kinderen hierin hun ouders zouden volgen.” Marius loopt naar een kast een haalt een indrukwekkend boek tevoorschijn: ‘Alle de theologische wercken’ van mr. Cristophorus Love. Het betreft een druk uit 1690 met welgeteld 826 bladzijden in een perkamenten omslag. „Dit boek heb ik gekregen op mijn eerste verjaardag in ons huwelijk. Mijn vader schreef er de volgende tekst in: ‘Ende gedenkt aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de quade dagen komen en de jaren naederen van dewelcke gij zeggen zult: ik en hebbe geenen lust in dezelve’. De geschiedenis van Love maakte veel indruk op mij. In een tijd waarin de presbyterianen in Engeland werden vervolgd, werd Love in de Tower in Londen in 1651 om het leven gebracht. Over Love werd in ons huis veel gesproken.” Op latere leeftijd werden de kinderen alsnog gedoopt bij de oud gereformeerde predikant ds. E. du Marchie van Voorthuysen in Leersum. „Vader had geen groot kerkelijk netwerk en was in zijn hart geen gezelschapsmens. Maar hij had wel goede contacten met ds. Du Marchie. Dat was een beminnelijk mens. De broers en zussen hebben daar ook belijdenis gedaan. Met uitzondering van Nico en ik. Wij waren al getrouwd en hadden ons aangesloten bij de Hervormde Kerk.”

Sabbat
Marinus Schouten stond alom bekend om de strikte handhaving van de zondagsrust in zijn gezin én in het bedrijf. „Op zondag was er ’s morgens en ’s avonds een godsdienstoefening. ’s Middags werden er catechisatielessen gegeven. De zondagen waren aangenaam. De grote tuin met de vele bomen had vele stille plekjes waar je, als het weer het toeliet, heerlijk kon lezen. Dat vormde een ruime compensatie voor het wandel- en fietsverbod.” Schippers die voor het bedrijf producten vervoerden kregen, op straffe van een boete, een zogenaamd connossement te ondertekenen. Daarin verplichtten ze zich om niet te werken op de Dag des Heeren. „Dat werd ver doorgevoerd, want later, toen het bedrijf vanuit Amerika ging verladen, moesten ook daar de reders verklaren dat de zeeschepen niet op zondag werden geladen.” Was vader Marinus voorstander van een sobere leefstijl, in het geven van boeken was hij niet karig. „Vooral met Kerst kregen we allemaal enkele prachtige boeken. Bij de godsdienstoefeningen putte hij uit een rijke verzameling boeken. Hij kende de aankoopkanalen en had ook contacten met de universiteit in Utrecht. Vooral de puriteinen en de theologen van de Nadere Reformatie waren rijk vertegenwoordigd. Hij hield van predikanten als Boston, Hutcheson, Shephard, Owen en Rutherford, ook vanwege hun visie op Israël. Zo heb ik vanuit mijn opvoeding de liefde voor het Joodse volk meegekregen.” De bibliotheek, met unieke 16e- en 17e-eeuwse werken, is uitgegroeid tot een collectie van 1600 à 1700 exemplaren. De familie heeft een aparte stichting in het leven geroepen, die de boeken beheert. Ze staan in een woning in Giessen waar nu nog familieleden verblijven.

Dodencel
De oorlogsjaren gingen bedrijf en familie niet onopgemerkt voorbij. „Mijn vader geloofde niet in de sussende woorden van de toenmalige regeringsleiders en liet al eind jaren dertig een grote kelder bouwen, die vanuit de woning gemakkelijk te bereiken was. Deze kelder was heel geschikt om te schuilen en werd ook voorzien van allerlei langdurig houdbare voedingsmiddelen, kaarsen en olie. Met name in de oorlogswinter van 1944-1945, toen het Land van Heusden en Altena een frontgebied vormde, bleek de betekenis van zijn vooruitziende blik. Schouten wist te voorkomen dat zijn werknemers naar Duitsland zouden worden gestuurd. Hij benadrukte het belang van het bedrijf voor de voedselvoorziening. Een groot deel van het personeel was lid van de bedrijfsbrandweer, die tegelijkertijd de veiligheid van de dorpen Andel, Giessen en Rijswijk moest waarborgen. In de Kerstnacht van 1944 verbleven allen in de kelder. „Terwijl het trommelvuur aan de Maas was losgebarsten en granaten over het huis gierden, deed mijn vader de Bijbel open.” In de nacht van 19 januari overviel de Duitse anti-spionagedienst het huis van de familie Schouten. „Mijn oudste broer Nico werd verdacht van spionage voor de geallieerden. Hij overleefde, als door een wonder, de dodencel in de gevangenis Wolvenplein in Utrecht.” Er is een tijd geweest waarin twee Duitse soldaten van het zogenaamde doodskoppen-regiment werden ingekwartierd. „Vader deed wat hij gewoon was om te doen. Zo kon het gebeuren dat er ’s avonds bij de dagsluiting een Duitser met de familie zijn knieën boog om te luisteren naar de woorden van de man die met zijn God sprak, een man die de nood van het land, het volk en van het eigen huis voor Gods aangezicht bracht. Het leek vaak of een engel die biddende vader heeft beschermd. Ik moet het anders zeggen: ik ben ervan overtuigd dat die engel er was, gezonden door Israëls God.”

Nieuwjaarskaarten
Ruim anderhalf jaar voor zijn overlijden, in december 1968, hield Marinus een indringende toespraak voor alle leidinggevenden. „In de praktijk was de oudste zoon Nico, die veel voor het bedrijf heeft betekend, al directeur. De toespraak hield ook een afscheid in voor de buitenwacht. Hij bleef ook daarna iedere dag, tot enkele dagen vóór zijn dood, naar het kantoor komen.” Zelf stapte Marius in de jaren zeventig over naar het veevoederbedrijf Fuite in Genemuiden. Hier werd aan Het Zwarte Water een mengvoederfabriek gebouwd, die een gezonde groei doormaakte. „Bij Schouten stuurde vader jarenlang nieuwjaarskaarten met een gedicht en een afdruk uit een boek van Jan en Kasper Luiken, ‘Spiegel van het menselijk bedrijf ’. Het boek bevat gedichten met een geestelijke strekking. Bij Fuite is deze prachtige traditie later overgenomen en voortgezet.” Korte tijd voor zijn sterven heeft vader Marinus gevraagd om na zijn overlijden de eerste vier verzen van 1 Koningen 2 te lezen. „Aan die wens is gevolg gegeven. Nico, mijn oudste broer, heeft dat gedaan, direct na zijn heengaan.” Marius is even stil. „Dat was heel bijzonder.”

Volgende keer: ir. Herman Jongeling over GPV-politicus Piet Jongeling


Marinus Antonie Schouten

Marinus Antonie Schouten werd op 15 juni 1894 in Giessen geboren. Zijn ouders hadden in deze Noord-Brabantse plaats een bakkersbedrijf. Marinus was de oudste uit een gezin van tien kinderen, van wie er drie jong overleden zijn. Hij moest, samen met de andere broers en zussen, hard werken voor de kost en werd al snel ingezet bij het rondbrengen van brood in de wijde omgeving. Na zijn diensttijd begon Marinus steeds meer veevoer te leveren en legde hij met zijn broers het fundament voor een internationale onderneming, die zou gaan handelen in granen, zaden en peulvruchten. Het bedrijf, bekend vanwege de strikte zondagsrust, werd een grote werkgever. Door de vraag naar vakbekwaam personeel vestigde zich in de omgeving ook verschillende hooggeschoolde werknemers, die op hun beurt weer hun stempel drukten op de omgeving. Aan het einde van de zeventiger jaren veranderde de structuur van de onderneming en ging het bedrijf in andere handen over. Nog steeds zijn er drie kleinzoons met enkele (familie)bedrijven actief in de voedingsbranche. Die zijn gevestigd in de kantoren waarin eens hun grootvader in Giessen begon. Op de gevel prijkt de naam ‘De Waagh’, wat doet denken aan de Schouten-bibliotheek ‘Eene rechte wage ende weegschaal zijn des Heeren’.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 januari 2010

Terdege | 116 Pagina's

Pionier in granen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 januari 2010

Terdege | 116 Pagina's