Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toonbeeld van de Drentse nuchterheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toonbeeld van de Drentse nuchterheid

12 minuten leestijd

Binnen enkele jaren werd Anne de Vries van een onbekende schoolmeester een gevierd schrijver. Een van de weinige Nederlandse auteurs die van de pen konden leven. Zoon Anne legde zijn leven bloot in Een zondagskind. „Wat mij tijdens het schrijven vooral opviel, is de consistentie in de houding van mijn vader.

Tijdens het gesprek steekt dr. Anne de Vries geregeld een sigaret op. Hij heeft het niet van een vreemde. Ook zijn vader was een verwoed roker. „Als hij onder het schrijven een denkpauze nam, pakte hij een sigaret of sigaar. Wist hij hoe hij verder wilde, dan legde hij die ter zijde en tikte snel door.” De verslaving werkte mee aan de vroege dood van Anne de Vries, destijds de meest gelezen auteur van Nederland. Hij had al enige tijd hartklachten, op 21 maart 1964 meldde De Telegraaf zijn overlijden. Ten onrechte. Hij was verwisseld met een andere Anne de Vries. De schrijver overleed acht maanden later. Anne junior studeerde Nederlands aan de VU en was die zondag thuis. „Na het avondeten las mijn vader 1 Korinthe 13, in zijn eigen hertaling. Rond half acht ging hij met mijn moeder op de koffi e bij vrienden: uitgever Paul Dijkstra en zijn vrouw. Daar werd hij niet lekker. Dijkstra was van plan hem naar huis te brengen, maar dat hoefde niet meer. Op de stoep voor het huis zakte mijn vader in elkaar. Hij was op slag dood.”

Hoe hebt u dat beleefd? „Dijkstra liet me telefonisch weten dat hij mijn ouders thuis zou brengen, maar ze kwamen maar niet. Op een gegeven moment heb ik hem gebeld. Hij vroeg me direct te komen. Dat weet je eigenlijk al wat er is gebeurd. Ik had mijn slaapkamer beneden, daar is mijn vader dezelfde avond opgebaard. Het was heel onwezenlijk, maar als 20-jarige student ben je behoorlijk veerkrachtig. In januari heb ik de studie weer opgepakt.”

Hoe was de band met uw vader? „Heel goed. Hij had een plezierig, soepel karakter. In mijn boek heb ik een beschrijving van mijn vader over de omgang van een Drentse boer met zijn knecht opgenomen. Die knecht werd deel van de familie en kon net zo goed de baas commanderen als omgekeerd. Zo was het ook bij ons thuis. Hij was een kameraadschappelijke vader, met wie je graag uit vissen ging en later op jacht.”

Was zijn opvoedingsstijl een reactie op die van zijn autoritaire vader? „Dat speelde zeker mee. Van nature was hij driftig, maar hij wilde niet als zijn vader worden. Als je iets verkeerd had gedaan, kreeg je geen straf, maar zei hij: ‘Wat valt me dat nou van je tegen.’ Daarmee liet hij je voelen dat je hem had teleurgesteld, tegelijk was het een compliment. Hij had kennelijk een hoge verwachting van je.”

Uw zussen hielpen met het administratieve werk, later kwam broer Henk in dienst van uw vader. Was het een soort familiebedrijf? „Dat is een groot woord, maar de oudste kinderen waren inderdaad nauw betrokken bij het werk van mijn vader. Er kwam steeds meer correspondentie, drukproeven moesten worden gecorrigeerd en ga zo maar door. Henk had Spaans gestudeerd en gaf parttime les op Nijenrode. De rest van de week was hij secretaris en medewerker van mijn vader. Na diens dood heeft hij de hertaling van het Nieuwe Testament voltooid. Hij beheerde ook de nalatenschap van mijn vader. Toen hij medewerker van het Spaans Instituut werd en aan een proefschrift begon, heb ik die taak van hem overgenomen. Tot ook ik aan een proefschrift begon. Inmiddels valt het beheer van de nalatenschap weer onder mij.”

Uw laatste taak als conservator bij het letterkundig museum was het ordenen van vier meter archief van uw vader. Wat doet dat met een betrokken zoon? „Ik was vooral nieuwsgierig. Wat kom ik tegen? Het lezen van bepaalde stukken activeerde mijn eigen geheugen en bracht vervaagde herinneringen weer boven. Het deel over de oorlog gaf me een scherper beeld van mijn vaders aandeel in het verzet. Wat vooral opvalt, is zijn gedrevenheid. Na de bevrijding was hij commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten, daarnaast werkte hij als verslaggever. Een interview met een joodse vrouw die Auschwitz overleefde, schreef hij op 22 mei 1945: zijn verjaardag! Dan denk je: ‘Tjonge, wat een kerel.’ Dat staat los van het feit dat ik zijn zoon ben. Ik heb er bewust voor gekozen om hem in de biografie Anne de Vries te noemen, en niet ‘mijn vader’. Dat bevordert de gewenste afstand die nodig is voor het schrijven van zo’n boek.”

Hoe kwam u daartoe? „Ik ben altijd van mening geweest dat je het schrijven van een biografie aan een buitenstaander moet overlaten, maar dat archief kreeg me zo te pakken dat ik toch voor de bijl ging. Na mijn vervroegde pensionering, in 2002, ben ik eraan begonnen.”

Een zoon die zich zeer verbonden voelt met zijn vader, en dezelfde naam draagt, gaat het leven van die vader beschrijven. Dat moét soms innerlijke conlicten geven. „Ik wist uit het archiefonderzoek dat er geen echte conflictstof was. Anders was ik er niet aan begonnen. Als biograaf mag je geen zaken verzwijgen

Uw vader liet in de levensbeschrijving van Johannes Post wel een paar feiten weg. Dat had u ook kunnen doen. „Die keus zou ik niet hebben gemaakt. Is iets essentieel, dan moet je het opschrijven. Kun je dat niet, dan moet je het werk aan een ander overlaten.”

Hoe reageerden uw broer en zussen? „De zussen enthousiast, Henk afwijzend. Ze hebben vanaf het begin meegelezen, en kwamen met zinvolle correcties. Henk soms ook met stilistische verbeteringen. Geleidelijk werd hij positiever. Nu is hij tevreden over het boek. Dat ervaar ik als een soort overwinning

Het boek is met grote afiniteit geschreven, waardoor de kritiek zich laat raden: ‘Te weinig afstand, te verdedigend’. „Dan nodig ik de critici uit het archief te raadplegen. Met name bij de beschrijving van de oorlogsjaren heb ik bewust veel noten geplaatst. Ik ben ervan overtuigd dat ik de gewenste afstand heb bewaard. Wel maakte ik me soms boos over ongegronde beweringen over mijn vader. Bijvoorbeeld dat hij antisemitisch was. Het ‘bewijs’ was afkomstig uit een artikel waarin hij juist stelling nam tégen het antisemitisme, dat al kort na de bevrijding weer opleefde.”

Ziet u op tegen de recensies? „Er zullen ongetwijfeld recensenten zijn die schrijven dat het een hagiografie is, maar daar zal ik niet wakker van liggen. Wat mij tijdens het schrijven vooral opviel, is de consistentie in de houding van mijn vader. Bepalend in zijn denken was 1 Korinthe 13, het bijbelgedeelte waarmee zijn huwelijk is bevestigd en waarmee hij ook is begraven. En de Bergrede. Als hij onrecht zag, kwam hij in actie. In de oorlog tegen de nazi’s. Na de oorlog tegen mensen die leden van de NSB op een kwalijke manier behandelden. M’n vader was wars van partijschappen. In de jaren vijftig bedankte hij voor de ARP, onder meer vanwege de politieke houding ten opzichte van Indonesië. Daarin stond hij dichter bij de Partij van de Arbeid.”

Hij is beschuldigd van een dubbelrol in de oorlog, had hij daar last van? „Nee, daar stond hij boven. Mensen die erover konden oordelen, wisten beter en hebben dat ook duidelijk uitgesproken.”

In vrijwel alle boeken van uw vader zitten autobiograische elementen, waardoor feit en ictie door elkaar lopen. Deed hij dat bewust? „Elke schrijver put uit zijn eigen realiteit. Voor ‘De man in de jachthut’ heeft mijn vader zich ingeleefd wat het zou betekenen als hij zijn vrouw zou verliezen. Daarbij laat hij zich inspireren door zijn eigen harmonieuze huwelijk.”

De hoofdpersoon in deze roman was ook onderwijzer, is ook schrijver geworden, heeft ook een jachthut, lijdt ook aan hartklachten… „Door die overeenkomsten trokken veel lezers ten onrechte de autobiografische lijnen door. Zo werd in Assen verteld dat de moeder van Anne de Vries zwanger was gemaakt door een jonkheer. Die had haar weggestuurd, maar Hendrik de Vries wilde haar wel hebben. Dat verhaal is waarschijnlijk in de wereld gekomen door mensen die ‘Wij leven maar eens’ hadden gelezen

Door Bartje werd uw vader in korte tijd een bekende Nederlander. Hoe heeft hij dat ervaren? „Hij was totaal overrompeld door het succes. Ook de neutrale pers was heel positief. De toonaangevende criticus P.H. Ritter junior scheef een lovende recensie in de AVRO-bode. Zelfs rooms-katholieke recensenten reageerden enthousiast. Dat riep in eigen kring een tegenreactie op. Een aantal orthodoxe bladen plaatste kritische kanttekeningen bij Bartje. Het boek was gewogen en te licht bevonden. Onder meer omdat Bartjes vader en moeder door het trekken van luciferhoutjes de keuze van de kerk hadden bepaald. Het aardige is dat juist dat element autobiografisch was. Anderen probeerden mijn vader juist te claimen. Nadat de AVRObode een Kerstverhaal van hem had gebracht, mocht hij voor straf een paar maanden niet optreden voor de NCRV-microfoon.”

Van een jochie uit een armoedig Drents gezin werd hij in korte tijd een bemiddeld man. Was hij gevoelig voor geld? „In het begin bleven mijn ouders heel zuinig, mede door hun oorlogservaringen. Later gingen ze royaler leven, maar geld is voor mijn vader nooit belangrijk geweest. Hij wist wat hij waard was en gebruikte dat in de onderhandelingen met uitgevers, maar het bezit kreeg hem niet te pakken. Hij bleef heel gewoon. Een nuchtere Drent.”

Wat deed de bekendheid hem? „Daar was hij op een bescheiden manier trots op. Bij een bezoek aan Amsterdam had hij de auto verkeerd geparkeerd. Toen hij terugkwam, wilde een politieman hem een bekeuring geven. ‘Wat is uw naam?’, vroeg die agent. ‘Anne de Vries.’ ‘Toch niet van de Kinderbijbel?’ ‘Jawel’, zei mijn vader. Meteen stak de man het boekje weer in zijn zak. ‘Meneer, ik kan thuis niet vertellen dat ik de man van de Kinderbijbel op de bon heb geslingerd’. Dat vond m’n vader leuke dingen.”

Hij had grote achting voor zijn piëtistische moeder, maar die inslag leek bij hemzelf te verdwijnen. „Ja en nee. De uiterlijke grenzen verschoven, zoals je dat overal ziet. Op oudere leeftijd ging hij met mijn moeder op dansles, om maar wat te noemen. In die ontwikkeling speelde ook het jaar in Suriname een rol. Maar in de hoofdzaken is zijn denken volgens mij niet veranderd. Hij hield een kinderlijk geloof in de Bijbel, en heeft nooit enige twijfel gehad bij de wonderen en de heilsfeiten.”

U ging Nederlands studeren. Is het lastig om als zoon van zo’n vader de letteren in te gaan? „Dat zou het geval zijn geweest als ik kinderboeken en romans was gaan schrijven. Mijn publicaties hebben een totaal ander karakter. Wel heb ik net als mijn vader altijd grote aandacht besteed aan de leesbaarheid. Ook bij het schrijven van mijn dissertatie ‘Wat heten goede kinderboeken’, waarop ik in ’89 ben gepromoveerd.”

Lijkt u op uw vader? „Buitenstaanders zeggen van wel, zelf vind ik van niet. Als kind wou ik graag op hem lijken, maar ik heb veel van m’n moeder. Wat ik in ieder geval van hem heb geërfd, is de afkeer van een denigrerende houding ten opzichte van het kinderboek. Dat getuigt meer van domheid dan van eruditie. Voor mijn vader was een kind niet minder dan een volwassene. In tegendeel, hij vond het mooi als volwassen mensen iets van een kind hielden.”N.a.v. ‘Een zondagskind - biograie van mijn vader’, door Anne de Vries jr.; uitg. Kok, Kampen; 432 blz.; 􀄄 29,90.


Bartiméus in Zeist.

Uit heimwee naar Drenthe schrijft hij daar zijn eerste kinderboek: Evert in Turfland. Het verschijnt in 1930 bij uitgeverij Noordhoff in Groningen. In hetzelfde jaar trouwt hij met Alida Gerdina van Wermeskerken, die hij heeft leren kennen in de Gereformeerde kerk van Zeist. Hij is intussen leerkracht bij Groot-Emaus in Ermelo, een inrichting voor ‘achterlijke boefjes’. Vanwege het autoritaire klimaat in de instelling keert hij in 1932 terug naar Bartiméus. ’s Avonds schrijft hij in hoog tempo kinderboeken, losse verhalen, schoolboekjes en pedagogische schetsen, vanwege de omvang van zijn productie deels onder schuilnamen. Voor de NCRV verzorgt hij een kinderprogramma. De grote doorbraak komt met de verschijning van Bartje, in 1935, bij uitgeverij Callenbach. Voor het eind van het jaar is er een 15e druk. Er volgen vertalingen in het Duits, Deens, Zweeds, Fins, Noors, Tsjechisch, Hongaars en Drents. De totale Nederlandse oplage ligt anno 2010 op zo’n 500.000. Leven van de pen Een halfjaar na de publicatie van Bartje besluit Anne de Vries van de pen te gaan leven. In 1936 verhuist hij met zijn gezin naar een boswachterswoning in Drente, een jaar later naar een vrijstaande villa in Driebergen, waar hij gestaag doorschrijft. Het bij Kok uitgegeven Groot vertelboek voor de bijbelse geschiedenis is al snel dé kinderbijbel voor de gereformeerden. Ook Hilde (1939) en Bartje zoekt het geluk (1940) worden bestsellers. Enkele dagen voordat Nederland betrokken raakt bij de Tweede Wereldoorlog, verhuist De Vries naar een riante woning in het Drentse Hooghalen. In 1942 voltooit hij daar zijn kleuterbijbel. Inmiddels is hij betrokken geraakt bij het verzet tegen de bezettende macht. Veel van zijn ervaringen verwerkt hij na de oorlog in de serie Reis door de nacht. In 1948 verschijnt zijn Levensroman van Johannes Post, die hij door het verzet leerde kennen, en het Kleutervertelboek voor de bijbelse geschiedenis. Dat wordt zijn grootste succes. In Duitsland gaan meer dan twee miljoen exemplaren over de toonbank, in Zweden bijna een miljoen. In Nederland verschijnt in 2005 de 38e druk. In 2007 komt de 32e vertaling op de markt: in het Chichewa, voor Malawi en Mozambique. In 2009 wordt het contract voor de vertaling in het Koreaans getekend. Met het oog op de studie van zijn kinderen keert Anne de Vries in 1949 terug naar Zeist, maar hij reist regelmatig naar Drenthe om er te jagen. Van 1952 tot 1953 woont hij met zijn gezin in Suriname, waar hij in opdracht van de Surinaamse regering de leesmethode Mama en Loes samenstelt. Hij is voor de opdracht gevraagd vanwege zijn succesvolle Nederlandse methode An en moe. Aan de Surinaamse periode herinneren Panokko en Dagoe, de kleine bosneger. Eind 1963 begint Anne de Vries samen met zoon Henk aan de hertaling van het Nieuwe Testament in hedendaags Nederlands. De publicatie maakt hij niet mee. Op 29 november 1964 overlijdt hij aan een hartinfarct. Hij laat meer dan vijfhonderd publicaties na, een deel ervan wordt nog steeds gelezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 maart 2010

Terdege | 92 Pagina's

Toonbeeld van de Drentse nuchterheid

Bekijk de hele uitgave van woensdag 17 maart 2010

Terdege | 92 Pagina's