Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verraders van eigen volk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verraders van eigen volk

Sytze van der Zee: „Nog te weinig wordt beseft dat in Nederland een genocide op de Joden begon”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met stijgende ontzetting las hij de dossiers over de verraders van de Nederlandse Joden en hun vervolgers. Sytze van der Zee legde hun handelwijze vast in een boek. Een deel van de fanatieke verklikkers in de Tweede Wereldoorlog bleek zelf van Joodse afkomst te zijn. „Aan de wegvoering van de Joden kwam vaak geen Duitser te pas.

Voorafgaand aan het gesprek werkt hij nog snel een e-mail af. Een aanvraag voor een lezing. Even later gaat de telefoon en belt de uitgever met alweer een verzoek. Voorafgaande aan de oorlogsherdenkingen is Van der Zee (1939) een veelgevraagd spreker. Vooral de aprilmaand is druk. “Vogelvrij - de jacht op de Joodse onderduiker” vindt dan ook gretig aftrek. De derde druk ligt inmiddels in de boekhandel. Van der Zee heeft meerdere publicaties over de oorlog op zijn naam staan, waaronder “Potgieterlaan 7”, een openhartig verhaal over zijn afkomst als kind van een NSB’er. Hij was eigenlijk niet van plan opnieuw over de oorlog te schrijven. Een gebeurtenis in 2002 is de inleiding voor zijn onderzoek dat resulteert in zijn jongste boek. Hij wordt in dat jaar gebeld door Ton Ahlers. Tons vader is door de Britse schrijfster Carol Ann Lee aangewezen als de verrader van het Achterhuis (met daarin onder meer de door haar dagboek wereldberoemde Anne Frank). Ahlers zegt “Potgieterlaan 7” te hebben gelezen. Hij vraagt Van der Zee hoe hij moet omgaan met de vloedgolf aan publiciteit die hem ten deel valt. Sytze van der Zee spreekt met de man en besluit, ondanks sceptische reacties van verschillende journalisten op de theorie van Lee, tot het maken van een documentaire over zijn leven. Maandenlang houdt Ton Ahlers de voormalige Paroolhoofdredacteur aan het lijntje. Tijdens eigen onderzoek bij het NIOD en het Nationaal Archief komt Van der Zee tot de ontdekking dat Ahlers een fantast moet zijn en dat Lee’s beweringen geen hout snijden. Van der Zee zet het idee voor een documentaire samen met zijn zoon vervolgens rigoureus uit zijn hoofd.

Verzuurd
Toch kan hij de kwestie niet van zich afzetten. „Na het afsluiten van de zaak Ahlers, waarmee ik een half jaar druk was, was er bij mij echt sprake van een enorme verzuring. Maar het bleef broeien. Dat komt ook omdat de oorlog bijna in mijn genen zit. Na “Potgieterlaan 7” dacht ik dat kwijt te zijn, maar dat bleek een misvatting. Het is geen jas die je uittrekt en aan de kapstok hangt. Hij wijst op de witte kast naast zijn bureau in zijn met boeken bezaaide werkkamer. „Ik had alle aantekeningen daar opgeborgen. Op een ochtend heb ik ze weer tevoorschijn gehaald. Om te lezen en te kijken hoe het mis was gegaan. Daarna besloot ik om door te gaan met een breder onderzoek naar de rol van verklikkers.” Zijn fascinatie voor alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken heeft, verklaart hij uit het verleden van zijn vader. „Maar ook als kleuter heb ik de oorlog bewust meegemaakt. Mijn zintuigen stonden op scherp. Door de vliegtuigen, de honger, de soldaten, de ontreddering en het verval. Ik vond het vlak na de oorlog zelfs behoorlijk saai. We kregen wittebrood en zelfs bananen. Dat was echt wennen. Het was een bewuste ervaring, die vervolgens werd opgevolgd door gebeurtenissen rondom mijn vader. Hij ging het kamp in en als jochie worstelde je met vragen waarom hij die keus had gemaakt en schande over de familie had gebracht.”

Ontsteltenis
Als journalist bij het Algemeen Handelsblad nam Van der Zee de oorlog in zijn portefeuille en was hij in staat beroepsmatig onderzoek te doen. „Rond 1955 was er over de oorlog nog niet veel bekend. In de bibliotheek besloeg het aantal boeken over die periode één plankje. Later liep ik bij het Handelsblad altijd met het gevoel dat ik dit nu wel deed, maar wisten anderen wel dat mijn vader fout was geweest?” De cruciale vraag bij zijn onderzoek voor “Vogelvrij” was wie de grootste bedreiging was voor de Joodse onderduikers. „Je probeert een beeld te krijgen van de politiediensten, het ophalen van de Joden en de jacht op de onderduikers. Er was in die tijd een heel netwerk aan speciale diensten in middelgrote en grote steden. Dat stond eigenlijk nergens globaal beschreven, de meeste publicaties beperkten zich tot plaatselijke vervolgingen.” Van der Zee ontdekt bij het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), waar hij tussen de 300 en 400 dossiers doorpluist, uitgaven van het Signalementenblad, waarin het verzet de namen van de hen bekende Jodenjagers heeft opgeschreven. Tot zijn ontsteltenis kan hij zonder enige moeite rond de 25 namen noteren van Joodse verraders, die jacht maakten op vertegenwoordigers van hun eigen volk. „Ik kende er natuurlijk wel enkelen, maar dat waren mensen die al eerder in het nieuws waren geweest, onder wie Ans van Dijk. Ik ging naar huis en voelde grote aarzelingen. Het was een heel gevoelig thema om over te publiceren. Zeker met mijn achtergrond zou dit boze reacties kunnen oproepen.”

Honderden dossiers
Hij zet niettemin door en verdiept zich in honderden dossiers. „Al snel bleek dat de speciale politiediensten een groot belang hadden bij de Joodse verraders. Joden van wie men vermoedde dat men hen kon gebruiken, konden bij hun arrestatie kiezen: naar Westerbork of werken voor de bezetter. Ze werden niet wreed mishandeld, maar de keus was niet altijd even eenvoudig. Eind 1942 berichtte de BBC al over mogelijke vergassing van Joden.” Van der Zee’s conclusie liegt er niet om: Vooral Nederlandse politiemannen en marechaussees waren in belangrijke mate verantwoordelijk voor het massale oppakken van de Joden in Nederland. Van alle Joden in Nederland kwam 70 procent om het leven, bijna even veel als in van oudsher antisemitische staten als Polen, Hongarije en Slowakije. Ter vergelijking: Dit aantal bedroeg voor België 42 procent, voor Frankrijk 36 procent en voor Italië 17 procent. Het argument dat in Nederland alles keurig was opgeschreven en goed georganiseerd, verklaart de tamelijk massale wegvoering maar ten dele. Het had ook te maken met de houding van een deel van de Nederlandse bevolking. „Het was nog erger dan gedacht. Aan de deportaties van Joden kwam vaak geen Duitser te pas. De Nederlandse rechercheurs haalden hen op en de klopjacht op onderduikers werd aangejaagd door Joodse en niet-Joodse verraders. Nog te weinig wordt beseft dat in Nederland een genocide op de Joden begon.”

Randcriminelen
Het aantal namen van Joodse verraders breidt zich tijdens het onderzoek uit tot rond de 120. „Het kunnen er ook nog wel meer zijn geweest.” Tot de beruchtste behoorden, naast de al genoemde Ans van Dijk, Bernhard Joseph, Betje Wery, Mozes Brandon Bravo, Max Ekstein en Irma Seelig. Geld was niet hun enige drijfveer. Overigens was het opsporen en verklikken wel lucratief. De Duitse Sicherheitspolizei (Sipo) en de Sicherheitsdienst (SD) lanceerden in 1943 voor Nederlandse politiemannen een premiestelsel van 2,50 gulden per onderduiker. Als de arrestant zich ook aan andere overtredingen had schuldig gemaakt, werd het bedrag verdubbeld. De premies werden in stapjes verhoogd tot 40 gulden in 1944. De betaalde beroepsverraders kregen een vast inkomen, deelden mee in de premies (‘kopgeld’) en ontvingen 5 en later 10 procent van de in beslag genomen goederen. Gebrek aan morele en mentale weerbaarheid maakte de verraders tot willoze slachtoffers voor de politiediensten. Was iemand eenmaal een verrader, dan was het niet eenvoudig het systeem te verlaten. „Het waren vaak randcriminelen, soms ook psychopaten. Ze hadden geen binding aan iets of iemand, waren bezeten door haat of rancunegevoelens en frustraties. Ze kregen wel een behoorlijke vergoeding en hadden daardoor in die tijd een redelijk leven.”

‘Geluk gehad’
Voor Van der Zee vormen hun motieven geen excuus. „Ze waren niet meelijwekkend of zielig, maar een schande voor de gemeenschap.” De executie van Ans van Dijk na de oorlog vindt hij terecht. Maar dat zij een van de weinigen was en dat vele anderen de dans ontsprongen, gratie kregen of, na hoger beroep, er met tamelijk lage gevangenisstraffen van af kwamen, betreurt hij. „Ik denk op dit punt oudtestamentisch.” De willekeur was volgens hem het gevolg van het functioneren van het rechtssysteem. „Het onderzoek was uitstekend, dat blijkt uit de vele dossiers, maar de rechtspraak was gebrekkig en in de regio verschillend georganiseerd.” Een van de nog levende verklikkers speurde Van der Zee op. Bernhard Joseph (geboren in 1923 in Breslau) leefde van het verraad en sleepte na verloop van tijd ook zijn vader Bethold en zijn jongere zus Resi mee.

Nadat de procureur-fiscaal in 1948 de doodstraf tegen hem had geëist, veroordeelde het bijzonder gerechtshof hem tot twintig jaar. Na tweederde van zijn straf te hebben uitgezeten, werd hij in 1955 vrijgelaten. Van der Zee vond hem vorig jaar terug in het Zuid-Duitse kuuroord Bad Waldsee. De toen 87-jarige hartpatiënt bleek echter kort tevoren bij zijn dochter te zijn ingetrokken. „Hij gaf toe dat hij geluk had gehad.” Joseph ontkende nog steeds het merendeel van zijn wandaden. Van der Zee is er cynisch over: „Hij ontliep de doodstraf omdat hij te jong zou zijn, 25 jaar. Bij een andere rechtbank is wel iemand met die leeftijd tot de doodstraf veroordeeld.” In zijn boek wil Van der Zee de slechtheid van de fascistische ideologie aan de kaak stellen. „Natuurlijk zijn ook andere ideologieën verkeerd. Stalin liet mensen uithongeren, op andere plaatsen slaat men elkaar dood. Maar wat de nazi’s deden, die fabrieksmatige vernietiging, is tot op heden nergens voorgekomen. De geschiedenis zal moeten bepalen in hoeverre dat uniek blijft.” Van der Zee is niet-christelijk, maar zijn fascinatie voor verraad en kwaad heeft wel zijn visie op de mens gestempeld. „Ik was als kind van een NSB’er al niet zo vrolijk. Je werd niet prettig ontvangen, gepest en uitgescholden. Een broer van me werd van het christelijk lyceum gestuurd.” Het bracht hem tot de overtuiging dat „de mens tot het slechte is geneigd. Het is goed dat er wetten zijn om de daden van mensen te kunnen beoordelen.”

Achterhuis
In het laatste deel van zijn boek keert hij terug naar het punt waar zijn speurtocht begon, het Achterhuis. De journalist/schrijver komt tot de conclusie dat het Ans van Dijk moet zijn geweest die de familie Frank aangaf. Otto Frank was direct na de oorlog verbeten op zoek naar de dader, maar die houding verandert in 1949. „Ik denk dat hij wist dat de toen al niet meer levende Van Dijk de schuldige was. Dat is voor 99 procent zeker.” Van der Zee voert onder meer aan dat Otto Frank in 1979 onthulde dat een vrouw hem telefonisch had verraden. Hij zou de naam voor zich hebben gehouden omdat het gegeven dat Anne Frank door een Joodse zou zijn verraden, extra voer zou geven aan de ontkenning van de Holocaust. In de derde druk van “Vogelvrij” is een extra voetnoot opgenomen. „Ik ben gebeld door een oud-journalist die eind jaren veertig met Frank sprak. Deze had toen tegen hem gezegd „door Joden verraden te zijn. Dat klopt met mijn veronderstellingen.” Sytze van der Zee heeft zijn voornemen om niet meer over de oorlog te schrijven, verlaten. „Tijdens mijn zoektocht ben ik op een reeks zaken gestuit die op z’n zachtst gezegd merkwaardig waren. Schandalen, zou je kunnen zeggen, die zich afspeelden aan het eind van de oorlog en direct daarna.” Hij zoekt ze verder uit en wijdt er een volgende publicatie aan. De journalist wil geen onderwerpen of namen noemen. „Je kunt er zeker van zijn dat het nieuws zal opleveren.”


“Vogelvrij - de jacht op de Joodse onderduiker” door Sytze van der Zee; ISBN 9789023454328;
uitg. De Bezige Bij; 448 pagina’s; 24,90 euro.



 


Sytze van der Zee

Sytze van der Zee (1939) groeide tijdens de Tweede Wereldoorlog op in een NSB-gezin in Hilversum. Over zijn jeugd schreef hij “Potgieterlaan 7”, het adres waar hij woonde. Van der Zee was onder meer correspondent van NRC Handelsblad in Bonn, Brussel en Washington, adjunct-hoofdredacteur van Elseviers Magazine en ten slotte hoofdredacteur van Het Parool. Hij schreef verschillende boeken over de Tweede Wereldoorlog en daarnaast ook over het thema misdaad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 mei 2010

Terdege | 116 Pagina's

Verraders van eigen volk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 12 mei 2010

Terdege | 116 Pagina's