Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenlandse gasten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenlandse gasten

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De laatste twee winters waren rijk aan sneeuw en ijs. Voor sneeuwliefhebbers en natuurschaatsers ideaal maar vogels beleefden barre tijden. Hoe komen zij strenge winters door?

Geen landschapstype verandert in de winter zo ingrijpend als meren, plassen en sloten. Hoe strenger het vriest, hoe meer water verdwijnt. Alleen grote meren blijven lang open, evenals stromend water in beken en rivieren. Watervogels verzamelen zich bij de laatste plekken open water. Als daar veel vogels rondzwemmen, lukt het vaak wel om dat wak open te houden. Het ijskoude water lijkt hun minder te deren dan het probleem om aan voldoende voedsel te komen. Dat bevindt zich voor veel vogels onder het ijs, zoals waterplanten en vis. Andere voedselbronnen, bijvoorbeeld gras in weilanden, kunnen bedekt zijn onder een laag sneeuw. Zodra het vogels niet meer lukt genoeg eten te vinden, gaan ze op zoek naar gunstiger plaatsen. Zelfs de meest honkvaste dieren verlaten dan hun schuilplaatsen. De roerdomp, een reigersoort die zich gewoonlijk permanent schuilhoudt in dichte rietvelden, moet zich nu wagen op plaatsen waar zijn camouflage niets meer helpt. Over het ijs wandelt hij naar open stukjes water in de oevervegetatie en hij kijkt bij elk plekje of er een visje te verschalken valt. Ook de ijsvogel heeft het moeilijk. Zijn prooien, visjes, bevinden zich onder het ijs. Normaal is deze prachtige vogel erg schuw maar omdat hij in de winter vaak lange tijd in de buurt van een wak in het ijs vertoeft, heeft men hem vroeger de naam ijsvogel gegeven. Maar eigenlijk heeft hij dus een hekel aan ijs. Wat dat betreft hebben de Engelsen een veel betere naam voor hem bedacht: kingfisher.

Zwanen uit Siberië
Onze watergebieden blijken in de winter aantrekkelijk voor grote aantallen watervogels uit Noord-Europa. Veel ganzen en zwanen komen naar Nederland om in de buurt van Rijn, Waal, Maas en IJssel de winter door te brengen. Hun aantal is sterk afhankelijk van het winterweer in andere delen van Europa. Een belangrijke verzamelplaats is ook het IJsselmeer. De opvallendste vogels langs de rivieren zijn de zwanen. Planteneters die al grondelend waterplanten eten maar ook wel op het droge grazen. Het hele jaar door zijn hier de gewone knobbelzwanen te vinden, maar in de winter komen daar twee andere soorten bij. De kleine zwanen hebben een lange reis gemaakt vanuit Siberië, waar hun broedgebieden liggen. Ze zijn te herkennen aan een zwarte snavel met een kleine gele vlek. De wat grotere wilde zwanen hebben een grotere gele vlek op de snavel. Ook hun houding, met de lange gestrekte nek, onderscheidt hen van de kleine zwaan. Zwanen, ganzen en eenden zijn vaak bij elkaar in wakken aan te treffen, waar ze de nacht hebben doorgebracht. Als het dag is, vliegen ze soort voor soort op om in weilanden in de omgeving te gaan foerageren.

Invasie van pestvogels 
De nonnetjes, ook wel kleine zaagbekken genoemd, vangen vooral langs de dijken rond het IJsselmeer. Brandganzen komen al in oktober naar Nederland. Ze zijn dan vooral te vinden bij de zeekraalvelden van het Lauwersmeer in Friesland. Pas in december verspreiden ze zich verder over Nederland. In sommige winters zijn er meer dan 50.000 van deze gansjes. Kolganzen zijn te herkennen aan de witte vlek boven de snavel en de zwarte strepen die dwars over hun borst lopen. Dit is de meest voorkomende gans in onze winterse weilanden. Bijvoorbeeld langs de IJssel en in de Ooijpolder langs de Waal zijn er duizenden te zien. De grauwe gans is de grootste gans die hier voorkomt.

Een andere opvallende verschijning is de pestvogel. Dit is geen watervogel, maar een wintergast uit de bossen van Lapland. Ze komen niet elke winter naar het zuiden, maar in sommige jaren vindt er een invasie van pestvogels plaats. Begin november 2010 waren er op vele plaatsen in Nederland al pestvogels te zien. Ze voeden zich met besdragende struiken in tuinen en parken.

Aan de voedertafel
Vooral in strenge winters stellen veel vogels het op prijs als er in onze tuinen wat extra voer te vinden is. Gelokt door voedertafels, pindasnoeren en vetbollen, wagen ze dicht bij de huizen. Mussen, mezen, merels en roodborstjes zijn meestal wel van de partij. Spreeuwen, die zich in het winterhaljaar in grote slaapgroepen verzamelen, laten zich eveneens wel zien in de tuinen. Ook bosvogels zoals de boomklever en de Vlaamse gaai maken graag gebruik van het extra voer.

Het bijvoeren moet niet te uitbundig gebeuren. Geef niet meer dan voor één dag tegelijk. Strooi ook wat voer op een open plek voor minder brutale vogels die liever van de grond eten. Plaats geen vogelbadje of een diep bakje met drinkwater. Als vogels daarin gaan badderen terwijl het vriest, bevriezen hun natte veren en kunnen ze niet meer vliegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 december 2010

Terdege | 188 Pagina's

Buitenlandse gasten

Bekijk de hele uitgave van woensdag 15 december 2010

Terdege | 188 Pagina's